Eigen teksten
WOKE
De laatste weken wordt het begrip woke weer opgerakeld. Dit naar aanleiding van berichten in de pers over klimaatactivisten en over genderongelijkheid. De betekenis van woke is voor velen onduidelijk. Eerlijk gezegd was dat voor mij tot een paar weken geleden toch zo. Even gegoogeld en jawel: woke is een verbastering van het Engelse ’awakening’, dus wakker worden.
Zich bewust worden van de maatschappelijke ongelijkheid en daar verandering in proberen te brengen. Het gaat dan dikwijls om racisme, koloniaal verleden, genderongelijkheid, ‘me too’ en eigen privilegies. Men wil eigen blinde vlekken leren herkennen en de machthebbers onder druk zetten ten voordele van achtergestelde groepen in de samenleving.
Dat zijn natuurlijk verdienstelijke doelstellingen, maar de slinger slaat nogal eens door. Of heiliger willen zijn dan de Paus, zegt men dan. Herinner u de oeverloze discussie rond Zwarte Piet die in Vlaanderen geen voeten aan de grond kreeg. Of de richtlijnen in Nederland waar de spoorwegen in hun dienstmededelingen niet meer ‘dames en heren’ mogen zeggen. Alleen nog ‘beste reizigers’. Om personen met andere genderbeleving niet te storen. Sommigen drijven het zelfs zover dat de uitdrukking ‘een zwarte bladzijde omslaan’ ongepast is.
Het beschaafde maatschappelijk debat wordt steeds vaker vervangen door bitsige confrontaties en nepargumenten. De strijd om het gelijk wordt vaak gevoed door een grote boosheid en gekwetstheid over de achterstelling. Het is niet meer de waarheid die wordt nagestreefd of een juist oordeel, maar het zijn de machtsverhoudingen tussen opinies die meer en meer belangrijk worden. De empathie voor minderheden lijkt te slinken. Nochtans: “de minderheid heeft vaak gelijk”. Weet niet meer aan wie die gevleugelde woorden moeten worden toegeschreven.
De polarisatie neemt alleszins hand over hand toe.
Die polarisatie wordt gretig uitvergroot door de sociale media. De ‘klokkenluidster in mantelpak’ heeft gedurende twee jaar een pak documenten verzameld toen ze bij Facebook werkte. Zij is goed van de tongriem gesneden en legt haarfijn uit hoe het verdienmodel van fakebook er uitziet. Maak de mensen kwaad, drijf de polemiek en de polarisatie op. Zodat de surfers langer blijven hangen en er meer reclame kan worden getoond. Dat doet de kassa rinkelen.
De toon van de discussies op de sociale media is zoals bekend niet altijd even fijnzinnig en beschaafd. Replieken en argumenten zijn al eens beledigend, intimiderend en zelfs bedreigend. Intolerant voor andersdenkenden die brutaal worden weggedrumd.
Hier wordt een grote sociale druk gecreëerd op mensen die willen tussenkomen in het debat.
Volgens rector Sels is die druk ook voelbaar in de academische vrijheid van de professoren. Natuurlijk hebben zij vrijheid van meningsuiting, maar ook zij worden niet graag door een groep schrijvelaars aan het kruis genageld. Dat zet een domper op hun maatschappelijk engagement. Het zou zelfs de keuze van hun onderzoeksthema’s kunnen beïnvloeden. Dat is jammer, want van oudsher heeft een hoogleraar drie basistaken: onderwijs, onderzoek en maatschappelijk engagement.
Vrije meningsuiting is geen privilegie van professoren, maar is er voor elke burger. De Belgische grondwet was indertijd zijn tijd vooruit voor de persvrijheid: daarom kozen onder andere Karl Marx, Multatuli en Victor Hugo ooit voor België als een veilige haven.
Opkomen voor zijn mening en in discussie gaan met andersdenkenden creëert een meerwaarde voor de democratie. Het is trouwens onmogelijk de mening van anderen gewoon weg te zetten. De confrontatie met andere meningen geeft ook nog een aanzet om kritisch na te denken over de eigen argumenten en denkkader. Zelfkritiek is erg leerrijk.
Het is wellicht geen makkelijke klus om de emancipatie en het respect voor minderheidsgroepen te verzoenen met de vrije meningsuiting. Soms contradictorisch, maar het is de moeite waard.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2021)
ZONDVLOED EN INFERNO
Het jaar 2021 is in de greep van extremen, zoveel is zeker. Niet alleen de natuur presenteert haar rekening, ook de politieke regimes tonen meer en meer hun extreem gedachtegoed. Ook democratieën vinden minder gemakkelijk de weg naar een compromis.
Overstromingen in Pepinster en New York, brandhaarden in Zuid-Europa en Californië. Het doet aan de Bijbelse taferelen denken van de ark van Noë en aan de voorspelling dat de wereld door vuur zal vergaan.
Maar liefst 220 redacties van medische vakbladen zijn ook verontrust door de klimaatcrisis. Zij hebben zelfs met een gemeenschappelijk editoriaal een oproep gedaan om niet alleen aandacht te besteden aan de coronacrisis. De stelling is dat er meer is dan een coronacrisis, want die gaat voorbij.
Het klimaatdebacle dreigt een veel grotere hypotheek te leggen op de gezondheid van heel de wereldbevolking. En weer zullen vooral de zwakkeren de pineut zijn. En daar wordt door regeringen maar lauw op gereageerd. Daarom de oproep van de redacties om ondanks de coronacrisis toch prioriteit te geven aan de klimaatbeheersing.
Voor de situatie onomkeerbaar wordt zou ik zo zeggen. Het is steeds weer verrassend dat de actuele situatie altijd weer erger is dan de voorspellingen lieten vermoeden.
De coronacrisis heeft tonnen geld gekost. Voor sommige landen zoals België komt daar nog de miljardenrekening van de overstromingen bij. Hoe zal men dat geld bijeenharken? Nog een geluk dat het geld gemakkelijk kon worden bijgedrukt.
Hoe zal het allemaal begroot worden? Hierover dienen de meningsverschillen zich nu al aan. Wordt het besparen (traditiegetrouw in de sociale zekerheid) of zal men toch nog investeren met het oog op groei voor de toekomst? Een begrotingsevenwicht verlaten en door het creëren van werkgelegenheid het inkomen van de jeugd verzekeren?
De huisartsen hebben alvast al een duit in het zakje gedaan. Volgens recente RIZIV gegevens is hun omzet, als je zo oneerbiedig mag spreken, het laatste jaar met zo een 12% gedaald. Dit wisten de huisartsen natuurlijk al langer, maar het is niet dadelijk een gespreksthema onder collega’s. Het heeft zeker wel te maken met corona, maar daarmee is de verklaring nog niet rond. Gaat het om uitgestelde zorg of is het een correctie door het terugbrengen van overconsumptie naar de normale reguliere norm?
Na een natte zomer dreigen we een hete herfst te krijgen, tenminste in het parlement en tijdens politieke debatten. De pensioenen liggen weer op tafel. Al vele jaren een chronische discussie. Hoe lang moet men gewerkt hebben, waaruit wordt pensioen gefinancierd, hoe vroeg kan men met pensioen, wat zijn de uitzonderingen en de achterpoortjes? Benieuwd of regering, werknemers en werkgevers deze keer een politieke oplossing zullen bereiken.
Men kan niet voorbij de paradox van de kasseienlegger die jaren in weer en wind krom heeft gestaan, om uiteindelijk 10 jaar minder lang pensioen te kunnen genieten dan de ondernemer voor wie hij heeft gewerkt. Dat is natuurlijk statistisch, maar lager opgeleiden leven beduidend minder lang dan de rijkere of hoger opgeleide mensen.
Maar er is hoop. Jeugd wordt gerecupereerd en zelfs gerecycleerd. Is het niet door ‘fillers’ en botox, dan kan het door met wat (veel) geld een avatar te laten maken. Abba heeft er pap van gegeten: de elektronica bracht hen weer terug in de vervlogen tijd. Met frisse teint en heldere stemmen geven zij hun fans de geruststellende illusie dat jeugd de eeuwen trotseert.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2021)
DANS VAN DE MECENAS
Als tiener verbaasde ik mij ooit over de vrijgevigheid van een industrieel in een Duits stadje. Die had een heuse sociale woonwijk gebouwd voor zijn arbeiders. Wist ik toen veel dat dichter bij ons een zekere Edouard Remy, ooit bekend als de wereldvermaarde stijfselproducent in Wijgmaal, een negentiende-eeuwse filantroop was die veel sociale projecten opzette voor zijn arbeiders. Het woonzorgcentrum in Leuven dat zijn naam draagt is daar nog altijd een tastbaar bewijs van.
Er zijn nog vele andere mecenassen geweest en bij uitbreiding ook filantropen. Zoals bijvoorbeeld Carnegie en Rockefeller.
En natuurlijk ook Bill en Melinda Gates. Hun echtscheiding is wereldnieuws. Naast de smeuïge verhalen die horen bij een echtscheiding op dat niveau gaat het natuurlijk ook over centen. Ook over de stichting die ze samen beheren. En dat is geen kattenpis: heel veel hulp voor projecten in Afrika, medische projecten, onderwijsprojecten, klimaatprojecten. Zelfs ons eigen Rega instituut kon al rekenen op een gift.
Geen kwaad woord over vrijgevigheid zou je zeggen. Maar mecenaat roept ook afgunst en wantrouwen op: waarom doen ze het en wat zit erachter? Want geld van mecenassen is niet altijd onschuldig.
Een gekend voorbeeld is Alfred Nobel, u uiteraard bekend van de Nobelprijs. De uitvinder van dynamiet en zijn verdienste was de springstof beter hanteerbaar te maken. Bij één experiment is zijn broer omgekomen, maar tja. Het dynamiet werd uiteindelijk een stabiele springstof. Het werd dan uiteraard niet alleen gebruikt in de mijnbouw, maar vooral ook in de oorlogsindustrie. Dat bezorgde Alfred de bijnaam van “Handelaar in de dood”. Hij wou zijn naam zuiveren en creëerde de Nobelprijs, onder andere de Nobelprijs voor de vrede. Filantropie uit een schuldgevoel.
Dat schuldgevoel kan ook ontstaan uit het besef dat de zeer rijken vaak nauwelijks belastingen hebben betaald, onder andere via inventieve belastingconsulenten, offshore constructies en de Kanaaleilanden.
Dan kunnen mecenaat en filantropie een facelift bezorgen aan hun bedrijvigheid en ze weer een beetje respectabel maken.
Het kan natuurlijk ook platte commercie zijn om naambekendheid te verwerven. Zoals de cynische sigarettenmerken die sportwedstrijden sponsoren.
Een belangrijk motief kan natuurlijk ook zijn invloed en macht te verwerven: op het overheidsbeleid, de universiteiten en het wetenschappelijk onderzoek.
Zo konden de Verenigde Staten van Amerika in 2018 rekenen op 400 miljard dollar van de filantropen. Als men de uitgaven voor defensie niet in rekening neemt, benadert dat het federale overheidsbudget van de Verenigde Staten. Filantropie is dan niet meer of minder dan een parallelle overheid van de superrijken, die niet eens democratisch verkozen zijn en toch het beleid in grote mate kunnen beïnvloeden. Dank zij de zeer ruime fondsen die ze onder meer putten uit belastingontwijking. Zo kan je stellen dat de superrijken en zeer grote bedrijven de democratie ondergraven.
Een ander voorbeeld: het is een Angelsaksische gewoonte om bij de ranking tussen universiteiten de virtuositeit om gelden bijeen te sprokkelen van sponsors mee in rekening te brengen bij de quotering. Dat zie je dan ook aan de verschillen in de ranking met de Chinese criteria. Die houden daar geen rekening mee. Alleen de citaten-index en de Nobelprijzen bijvoorbeeld worden meegenomen in de beoordeling.
Onderzoek van organisaties worden dikwijls ook gestuurd door mecenaat en filantropie. Onderzoeken kosten geld en een sponsor kan meekijken over de schouders van de onderzoekers. Dan mag je nog niet denken aan het gezegde: wiens brood men eet, diens woord men spreekt….
Het is goed dat niet alle superrijken krenterig op hun berg geld zitten, maar we kunnen toch vragen stellen bij de dans die ze rond hun vrijgevigheid opvoeren. Die verbergt al een keer soepel omgaan met belastingen, uitbuiting van werknemers en het verwerven of behouden van invloed.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2021)
KOFFIEKOT VERSUS ZOOM
In een bedrijf is het koffiekot vaak een place to be: daar worden de laatste nieuwtjes uitgewisseld en onvermijdelijk ook de laatste roddels. De hiërarchie tussen de deelnemers vervaagt en de drempels om ideeën uit te wisselen zijn er veel lager. Die nieuwe ideeën worden niet gehinderd door een strakke formele agenda en getuigen bijwijlen van een ongeremde fantasie. Zonder het harnas van de ingebakken gewoonten komt er onverwacht zuurstof voor een origineel idee en loopt men toch niet het risico af te gaan als een gieter.
In veel bedrijven heeft zo’n onbewaakt idee een grote vlucht genomen en tot grote successen geleid. Spontane stakingen zijn evenwel ook al ontkiemd in het koffiekot en menige kantooridylle is ook daar ontloken.
Er zijn natuurlijk heel wat andere vergaderingen dan in het koffiekot, want laat ons hopen dat daar niet de voornaamste vergaderingen doorgaan. Maar staan we toch eens stil bij het verschil tussen fysieke vergaderingen en het online overleg. Het is genoegzaam bekend dat online vergaderingen veel vermoeiender lijken te zijn. Hoe komt dat?
Het is een belangrijke verandering in de vergadercultuur: de niet-verbale communicatie staat bij online-vergaderen op een laag pitje en mimiek/ lichaamstaal zijn veel moeilijker in te schatten. Het zuchten of gapen van een deelnemer valt minder op.
De interactie tussen de verschillende deelnemers is al helemaal niet in te schatten en dat is nochtans een belangrijk handvat voor wie de vergadering moet leiden.
Er is de onzekerheid van de spreker over hoe zijn boodschap is aangekomen of overgekomen. Hij vraagt zich af of iedereen mee is, of de aanwezigen wel aandachtig zijn. En waarom toch heeft die collega weer zijn camera uitgezet en van wie is die foto toch op die kast?
De discussies verlopen dikwijls sterieler en formeler. Sommigen noemen dat efficiënter en meer gestructureerd, met doorgedreven PowerPoint gebruik. Weg zijn de geanimeerde discussies en de vruchtbare meningsverschillen: de minderheid heeft toch dikwijls gelijk? De nieuwe zakelijkheid wint vaker van de soms afwijkende meningen, die in een echte vergadering veel veiliger aan bod kunnen komen zonder de solidariteit, de collegialiteit en zelfs de kameraadschap te bedreigen.
En dan die zogezegde variapunten die ook in een fysieke vergadering gewoonlijk na de agenda komen: niet altijd onschuldig, maar een mogelijke vrijplaats om tersluiks een nieuw idee te lanceren dat bij het naar buiten gaan nog kan nazinderen.
De navorming online is dikwijls een weg terug naar ex cathedra onderwijs. De wandel-discussies tussen leermeester en leerlingen uit de oudheid komen natuurlijk niet terug. Maar een echte voordracht is onbetwistbaar aangenamer en met meer schwung door de discussies die geanimeerd kunnen zijn. Pittige vragen met woord en wederwoord kunnen tegenstrijdigheden naar boven halen zodat de voordracht minder vlak wordt en meer diepgang krijgt. Reflecties over de voordracht worden meteen ingebakken.
Vergaderingen op locatie hebben nog andere meerwaarden die ik de gezelligheidsfactor van het socialiseren zou noemen, buiten de eigen comfortzone thuis. Het is ook minder vermoeiend, een beetje met vakantie gaan. Met kans op het terugzien van vrienden van lang geleden en vooral ook nieuwe verrassende ontmoetingen. Het hoeft niet noodzakelijk om netwerken te gaan, maar ook de gewone informele contacten kunnen erg leuk en leerrijk zijn.
Online vergaderen kan een nuttige aanvulling zijn voor vergaderen en navorming. Maar als het belangrijk is zal dat nooit de fysieke vergaderingen vervangen. Dan kunnen de deelnemers in de wandelgangen ook nog eens keuvelen over wat echt belangrijk is en de plooien waar nodig gladstrijken.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2021)
STRIJD OM HET GELIJK
Het gekissebis tussen wetenschappers die zinnige dingen kunnen vertellen over vaccins en antivaxers loopt soms de spuigaten uit. Dat bleek eens te meer tijdens een recent debat in De Zevende Dag. Opnieuw was duidelijk dat wetenschappers helemaal niet gewend zijn om een discussie aan te gaan met mensen die geen argumenten hebben. Wetenschappers horen niet thuis in die biotoop.
Ook in de wetenschappelijke wereld zijn natuurlijk meningsverschillen en bestaan verschillende opinies. Die komen elkaar tegen op congressen en in wetenschappelijke tijdschriften. En ja, het gebeurt geregeld dat een wetenschapper ruiterlijk moet toegeven dat de theorie van een collega nieuwer en ook beter is. Voortschrijdend inzicht heet dat tegenwoordig.
Maar antivaxers maken ook steeds weer gebruik van linke trucs om de kern van het debat uit de weg te gaan. Zij stellen de essentie van de wetenschap in vraag of de gebruikte technieken. Zelfs betrouwbare factcheck wordt weggewuifd en verdacht gemaakt. Desnoods wordt het licht van de zon ontkend.
Daarom was het geen goed idee om op pakweg een kwartier tijd een televisiedebat te organiseren over de voor- en tegen’s van een vaccin tegen corona. In die tijdspanne kon de viroloog met dienst onvoldoende weerwerk bieden tegen de onzin die werd verteld. Zelfs naakte en bekende cijfers werden verdraaid. Zeker als het debat verzandt in techniciteit wordt het voor de kijker helemaal moeilijk om te volgen. “Liegen, liegen, er blijft altijd wat van over“ luidt het gezegde. (Vrij naar Bacon of was het Voltaire?).
Alhoewel antivaxers een kleine minderheid zijn, kunnen zij heel wat invloed uitoefenen op de vrij grote groep twijfelaars. ‘Confirmation bias’ heet dat fenomeen: de gedachtegang van de twijfelaars wordt versterkt door de uitspraken van de antivaxers. Dat fenomeen speelt ook bij Facebook, de uitvinder van ‘confirmation bias’ als het ware, dat aangeboden nieuws selecteert in functie van de voorkeuren van de gebruiker. Wanneer dan nog een forum wordt geboden op een betrouwbaar medium, zoals bijvoorbeeld de openbare omroep, wordt automatisch het aureool van de antivaxers versterkt.
Moet de openbare omroep in het kader van de vrije meningsuiting ook een forum bieden aan de antivaxers? Niet dus, zeker niet wanneer dat gebeurt in een kort en mank debat dat de twijfelaars in de richting van weigeraars duwt. En de groepsimmuniteit die al precair zal zijn in gevaar brengt.
Een ander fenomeen is de penetratie op internet en de folders die worden verspreid. Zelfs de hesjes zijn al verkrijgbaar. Sommigen deinzen er niet voor terug feiten en cijfers te vervalsen, citaten uit hun verband te rukken en zelfs vervalst beeldmateriaal te plaatsen. Angst voor het vaccin verspreiden en in stand houden is een ander beproefd en zeer effectief middel.
Wie zijn eigenlijk die antivaxers? Sommigen hebben een religieuze achtergrond die eerder aan sektevorming doet denken. Merkwaardig genoeg zijn er ook hoogopgeleiden bij, van wie men zou denken dat zij een logisch en kritisch denkvermogen hebben.
Waarom blijven zij dan zo overtuigd van de soms bizarre ideeën? Wellicht zijn ze zo verankerd in het milieu en in de ideeën dat ze gewoonweg niet terug kunnen zonder gezichtsverlies.
Waarom maken antivaxers er zo een halszaak van hun fake nieuws en angst te verspreiden? Bij alle nieuws dat wordt verspreid heb ik nogal eens de neiging mij af te vragen: wie zegt wat en waarom? Wat is de inzet van de strijd om het gelijk?
Wie financiert bijvoorbeeld een zeer duur krantje (120 g, matglanzend, vierkleurendruk) dat ik in de bus kreeg? Wie betaalt de professionele studio waarin een langdurige film tegen het vaccin werd opgenomen? Te zien op internet.
Moet men dan een complot zoeken achter de complotdenkers? Foei, om zoiets te durven denken.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2021)
VACCIN MET CONTROVERSEN
Ooit gehoord van het gesprek tussen twee muizen? De ene vraagt aan de andere: “Ben jij al gevaccineerd tegen corona?”. Zegt de andere: “Nee, ik wacht nog even tot de proeven op mensen zijn afgerond”.
Nooit is de lancering van een vaccin zo mediatiek en zo controversieel geweest. Zelden was een virus zo omgeven door talloze complottheorieën van antivaxers over de herkomst van corona en de productie van een vaccin. In het vaccin zou bv een chip mee worden ingespoten zodat Bill Gates je overal zou kunnen volgen.
Toegegeven, het is een huzarenstukje op zo korte tijd een nieuw vaccin te fiksen. Maar gelijk brengt die snelheid ook wantrouwen mee. Men fronst de wenkbrauwen over voorlopige vergunningen en de vraag naar snellere vergunningen voor het vaccin. De farmaceutische bedrijven willen zich contractueel ontdoen van claims van patiënten, zeker op langere termijn. Het is uiteraard onmogelijk om zich uit te spreken over een langere termijn, vermits die gewoonweg nog niet bestaat.
De farmaceutische industrie maakt zoals gewoonlijk gebruik van de fundamentele research die aan de universiteiten en aan andere openbare instellingen met ons belastinggeld is gebeurd om medicatie te ontwikkelen. Deze keer heeft Europa de farmaceutische industrie zwaar gefinancierd en bovenop ook miljarden toegestopt als een blanco cheque.
Wanneer bedrijven dan het vaccin commercialiseren, legt dat geen windeieren. Eén bedrijf kijkt uit naar een winst van $ 30.000.000.000. Een paar bedrijven hebben toegezegd in een eerste tijd aan kostprijs te zullen leveren. Maar de farma doet meestal niet aan liefdadigheid: de aandeelhouders kijken toe. Het is niet voor niks dat de beurswaarden van deze bedrijven erg gegeerd zijn.
De aidsmedicatie is een goed voorbeeld geweest: het heeft veel gehannes gevraagd om de patentrechten in Afrika te laten vallen, zodat daar goedkoop kon geproduceerd worden voor die patiënten die het nodig hadden.
Ook nu weer kopen de rijke westerse landen alle mogelijke voorraden en komende leveringen op, zelfs meer dosissen dan ze eigenlijk nodig hebben. Wie de poen heeft, scoort. Het terugdringen van een corona-epidemie heeft uiteraard een enorm economisch belang. Het zal ze een zorg zijn wat er gebeurt in de ontwikkelingslanden met een armtierig budget. Het is blijkbaar nog niet doorgedrongen dat een coronareservoir in die landen ook schade betekent voor de rijke landen.
Terzijde: ook andere industrietakken maken gebruik van openbare middelen om winstgevende producten te produceren. Aanraakschermen en 3D-Printing zijn daar een voorbeeld van.
Sommige vaccinproducenten lijken gevoelig om te leveren aan de meestbiedende. Dat zorgt blijkbaar voor tekorten in Europa. In België zorgen de vertraagde leveringen voor onrust. Evenals de vraag wie eerst aan de beurt komt. Jongeren of ouderen bijvoorbeeld.
Gevaccineerd of niet gevaccineerd: het kan potentieel zorgen voor een tweedeling van de maatschappij. Aan een Jodenster zijn we nog niet toe, maar er zijn al Europese geruchten over een vaccinatiepaspoort. Dat zal aan de uitverkorenen meer privilegies moeten geven, zoals bijvoorbeeld deelnames aan culturele activiteiten en reizen.
Het hoeragevoel van de vaccinaties wordt dus getemperd door de trage leveringen. De Europese overheden moeten nog bewijzen of ze op zullen kunnen tegen de monopolies van de multinationals.
Het effect van de vaccinaties op de pandemie moeten we nog afwachten. Over de varianten is nog niet alles gezegd. De bereidheid van de bevolking om zich te laten vaccineren moet nog worden getoetst. Men kan natuurlijk geen nulrisico op lange termijn garanderen.
Maar zelf kreeg ik een tiental dagen geleden de eerste prik. Weliswaar in de linkerschouder, je weet maar nooit…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2021)
TABOE LOCKDOWN
De keuzes die moeten worden gemaakt door de overheid rond het corona beleid worden nogal eens voorgesteld in een driehoek. In de hoeken van de driehoek staan dan gezondheid, economie en vrijheid. Keuzes maken tussen deze drie heeft in deze voorstelling onvermijdelijk een impact op de rest. Wanneer men bijvoorbeeld de nadruk legt op economie en gezondheid kan de vrijheid daaraan inboeten, zoals in China. Kiest men voor economie en vrijheid dan komt de volksgezondheid in het gedrang, bijvoorbeeld in de USA.
Deze voorstelling maakt meer en meer furore, wat in deze visie natuurlijk ook meebrengt dat kiezen ook verliezen is.
Dat is niet de idee van professor Paul De Grauwe die onomwonden stelt dat het gaat om gezondheid én economie. Hij is niet afkerig van meer doortastende ingrepen en durft zelfs het nieuwe taboewoord lockdown in de mond nemen. Hij citeert een bevraging van Europese economen waarbij twee derden van hen onderschrijft dat een lockdown niet meer schade berokkent dan minder ingrijpende maatregelen. Het is vooral de angst voor het virus die de economie hypothekeert door een daling van de consumptie.
Economen in de Verenigde Staten, die geconfronteerd worden met een daling in de consumptie van 60%, ramen het aandeel van de lockdown daarin op slechts 7%. (Ze hebben dat kunnen nagaan door het verschil in beleid tussen verschillende staten). Het grote deel van de daling in consumptie komt dus door angst voor de werkloosheid en de toekomst.
In die visie van de economen moet dus vooral de vrees van de bevolking voor het virus en de gevolgen ervan worden gestopt om de economie te helpen. Dat kan dan alleen door de verspreiding van het virus zo snel mogelijk te stoppen. Aanmodderen met halve maatregelen zal voor de economie alleen maar helpen op korte termijn, zeggen ze.
Dit is natuurlijk vooral een economisch verhaal dat sociale isolatie niet op de voorgrond plaatst. Maar we moeten toegeven dat economie een zeer grote invloed kan hebben op de welvaart en ook op de gezondheid van een populatie. Wanneer de overheid erin slaagt door economische maatregelen de onzekerheid over de toekomst in de tijd te beperken, zal dat beslist angst reducerend zijn voor een groot deel van de bevolking.
Het beleid uitstippelen is één ding, het doen opvolgen is andere koek. Gedragswetenschappers die daarbij kunnen adviseren zijn onzichtbaar in de beslissingsorganen.
Sommige bevolkingsgroepen worden ook onzichtbaar gemaakt in de besluitvorming.
Denk maar aan de bejaarden in de woonzorgcentra, waar het verschil tussen afschermen en afgeschreven zijn al eens in een grijze zone verkeert. Er wordt vaak voor hen beslist, monddood maken is misschien te kort door de bocht. Nochtans zijn er veel kwieke bejaarden die door hun voorgeschiedenis nog verbazend veel veerkracht aan boord hebben. Maar hun mening wordt zelden gevraagd.
De jeugd wordt nog al eens weggezet als een zootje ongeregeld dat met alle zonden van Israël moet worden beladen voor het verspreiden van het virus. Natuurlijk kent iedereen de sensationele televisiebeelden van feestende en eventueel baldadige studenten. Maar de meerderheid van de jeugd leidt een naar hun normen voorbeeldig leven. En ja, zij rebelleren ook. Dat is zowaar de taak van de jeugd. Onduidelijke en steeds veranderende regels, die soms onvoldoende verklaard worden, dragen niet bij tot de volgzaamheid.
De relatie tussen deskundigen die het meestal weten en politici die zouden moeten beslissen blijkt een moeilijke evenwichtsoefening. Zeker wanneer wordt toegekeken vanuit partijhoofdkwartieren die niet ongevoelig zijn voor opiniepeilingen.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2020)
SMEULEND VUUR
De wetenschappers zijn aarzelend over de toekomst van Covid-19 en beschrijven het virus zowaar als een smeulend vuur. Deze poëtische omschrijving doet aan het kampvuur van weleer denken, waarbij we bij het afsluiten van de dag mijmerend in het vuur staarden. Toen al waren we bedacht op wegvliegende gensters die de buurt in de fik konden zetten.
Smeulend vuur, een keer een Nederlands woord in het debat, want het coronavirus levert voluit zijn bijdrage aan de invloed van het Engels in de Nederlandse taal.
Welke onverlaat heeft trouwens een draak zoals ‘social distancing’ in de markt gezet. Het is dan trouwens ook nog een verkeerd begrip, want het gaat om ‘physical distancing’. Telefoneren en videobellen zijn immers alsnog toegelaten, naar de buren roepen mag ook nog. Franstaligen en de Waalse media laten zich daar niet aan vangen en spreken bijv. consequent over ‘distance physique’ en ‘confinement’. Een begrijpbare taal dus voor alle Waalse burgers.
De Engelse uitdrukkingen die hier nu worden gebruikt moeten de geur van wetenschappelijkheid van de beleidsmensen versterken. Die woorden worden wel zeker begrepen door de hippe stedelijke mens, maar ontsnappen wellicht aan heel wat andere mensen, zoals aan de oudere die in slaap dommelt voor de televisie. Afstand bewaren, thuisisolatie, thuiswerken, videobellen, opsporen, contactonderzoek en zelfs aanloopleren (‘preteaching’) zijn een stuk duidelijker.
Want de communicatie is al niet gemakkelijk en soms warrig door het steeds ‘voortschrijdend inzicht’, ook al een nieuw begrip voor ‘we weten het momenteel ook niet zo goed’.
De heropstart communiceren zal nog een stuk moeilijker zijn door de diversiteit van bedrijven en werknemers, wat een ingewikkelde regelgeving mee zal brengen.
Industrie, werkgevers en handelaren worden nerveus en dat is begrijpelijk door de verliezen die zij lijden en door het gebrek aan toekomstvisie. Vandaar ook het lobbywerk om toch te herstarten. Maar ook de werknemers zijn er niet gerust in. Zij vrezen besmettingen en hopen maar niet te zullen behoren tot de 250.000 werklozen (waarvan 70.000 zelfstandigen), die verwacht worden na corona. Internetgiganten dreigen de lokale industrie en handelaren in verdrukking te brengen.
Een ongeluk komt nooit alleen zegt men dan, de klimaatcrisis is immers niet met vakantie. Want een tweede plaag dient zich aan: de droogte. In het oude Egypte hadden ze zeven plagen, dus we hebben nog wat te gaan. Nu mogen in sommige streken de zwembaden niet meer gevuld. Maar het zal misschien bijdragen tot begrip voor de klimaatvluchtelingen.
Het hernemen van de economische activiteit zal zijn prijs hebben. Het sociaal bloedbad zal meer en meer zichtbaar worden: armoede, werkloosheid, depressie. De daling van de koopkracht is nu al zichtbaar en de sociale ongelijkheid nog meer nadrukkelijk. We worden er weer aan herinnerd dat 1,8 miljoen mensen in België onder de armoedegrens leven en dat 1 miljoen mensen er maar net boven zitten. Schrok zelf van de cijfers. Dat zijn ook in de toekomst de eerste slachtoffers van het Mattheuseffect (vrij naar de bijbel: al het water stroomt naar de zee). Misschien zal de economische crisis meer doden meebrengen dan Covid-19.
Sociale onrust kan een kritische grens bereiken: het smeulend vuur dat nu bestaat kan ook sociaal ontvlammen wanneer die grens wordt bereikt, cf. de Franse revolutie.
Burgers zullen uitkijken naar de inspiratie van politici die leiderschap zullen moeten tonen en die gelijk een droom aanbieden voor de toekomst. Zeker jongeren kunnen niet zonder dromen. Maar het zal wel realistisch moeten blijven. Zonder eerlijk en duidelijk communiceren over het waarom van de maatregelen zal het niet lukken
.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2020)
EVENWICHT IN VERWARRING
De pandemie met Covid-19 heeft een en ander door elkaar geschud. Veel pijn en leed, maar ook leermomenten. Het publiek leert grafieken lezen en de relativiteit van statistiek inzien. Hanteert ook vlotjes begrippen als besmettingsgraad en oversterfte. Zowat iedereen leert omgaan met televergaderingen en zelfs de overheid ontdekt persconferenties met PowerPoint. De vaardigheid met naald en draad wordt gestimuleerd om de burger te voorzien van mondmaskers. Artsen ervaren hoe het is een wattenstaafje door de neus geboord te krijgen.
Het nieuwe leven dat zich aandient is voor velen een openbaring. In de eerste tijd een relax gevoel van rust en kalmte dat nu meer en meer verstoord wordt door onrust over de toekomst. De solidariteit van straat en buren wordt weer meer ontdekt en geapprecieerd. De routineuze vraag “hoe is het?” heeft meer diepgang en betekenis gekregen. Men ervaart dat ook de wetenschap relativiteit en virologische onzekerheid biedt.
Maar ook in een onzekere toekomst moeten keuzes worden gemaakt en ontdekt men dat wetenschap niet waardenvrij is, maar maatschappelijke implicaties heeft. De exit uit de lockdown wordt in zijn meest simpele vorm teruggebracht tot een evenwicht tussen gezondheid en economie.
Economen hebben zowaar al de waarde van een mensenleven voor de economie becijferd. Maar daar staan natuurlijk ook ethische en morele bezwaren in de weg.
Het verzoenen van het reële en het wenselijke leven zal voor politici een hele klus blijken. De beleidskeuzes verkopen aan de bevolking is ook al geen sinecure. En de beslissingen laten naleven is ook al niet simpel: het zal heel wat studies en artikels opleveren voor gedragswetenschappers.
Deze tijd wordt door sommigen al beschreven als een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. Zij vergelijken het met de pestepidemieën die het einde van het feodale systeem inluidden, met de eerste Wereldoorlog die het algemeen stemrecht meebracht en met de tweede Wereldoorlog die de deur opende naar de verzorgingsstaat.
Zo’n vaart lijkt het niet te zullen lopen. Natuurlijk zullen we ooit spreken van de tijd voor en na corona en gebeurtenissen in ons leven zo situeren. Maar de huidige trends zullen vermoedelijk toch in een stroomversnelling komen.
Of erger nog: de tendensen naar recessie en hongersnood die al bezig waren kunnen erg ontvlambaar zijn. Men kan dan spreken van de ‘reorganisatie van de systemen’ wat eventueel een eufemisme blijkt te zijn voor revolutie.
Maar ik ga mij niet wagen aan voorspellingen: er zijn al genoeg mensen die het onvoorspelbare willen voorspellen. En met zo’n groot aantal onbekende parameters wordt voorspellen wel een heel hachelijke zaak, zowel op korte als op langere termijn.
We kunnen natuurlijk wel vermoeden dat door deze gebeurtenissen in een aantal domeinen de resetknop zal worden ingedrukt. Urbanisatie, mobiliteit en reizen zullen er misschien anders gaan uitzien. Telewerken en televergaderen hebben wellicht hun vaste plaats verworven. E-commerce kan de kleinhandel nog verder in verdrukking brengen waarbij gelijk aan personeelsbesparing wordt gedaan.
En jawel, is er in deze tijd ook geen doorbraak gekomen van de telegeneeskunde? En van de online apotheek? Online tandartsen, kinesisten en verpleegkundigen zijn allicht nog niet voor morgen.
Gedragsveranderingen zullen wellicht blijvend zijn als het voordelen oplevert voor de burger. Maatschappelijk kunnen we ons vragen stellen. Wat hebben we geleerd? Hoe is het kunnen gebeuren? En hoe kunnen we ons aanpassen voor de toekomst?
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2020)
HOOP IN BANGE DAGEN
De pandemie van het coronavirus heeft iets onwezenlijks. Het zijn rare tijden, zegt men dan. Of: we lijken te figureren in een vreemde film. Het gedrag van burgers verandert, soms ietwat onvoorspelbaar of onverwacht. Het hamsteren van wc-rollen en van chips was voor mij alleszins niet te voorspellen. Soms met dispuut en zelfs schermutselingen om de laatste wc-rol in de rekken van het warenhuis.
In de VS zie je dat gieren van het kapitalisme mondmaskers die normaal 85 dollarcent kosten voor het 40-voudige verpatsen aan angstige mensen. In het eengemaakte Europa gedragen sommige staten zich volgens de principes van ‘eigen volk eerst’. Solidariteit is blijkbaar niet vanzelfsprekend.
Maar ook voor huisartsen is het niet eenvoudig: zij worden geconfronteerd met sterk wisselende richtlijnen en met een kluwen van bevoegde overheden die niet altijd even duidelijk communiceren. Vaak moeten zij die richtlijnen dan nog eerst uit de reguliere pers vernemen.
Voor eerstelijnswerkers wordt het wachten op een degelijke bescherming tegen potentiële infecties. Nochtans wordt de huisarts opnieuw ontdekt als behorende bij de eerste lijn onder andere voor de triage van Covid-19 patiënten.
Gelukkig zijn huisartsen getraind om te gaan met onzekerheden en zijn ze meestal niet gespeend van gezond verstand. Dat helpt.
Jammer genoeg wordt diezelfde huisarts ook ingeschakeld om de patiënten te voorzien van een briefje van arbeidsongeschiktheid, eventueel op eenvoudig telefonisch verzoek. Voor de Nederlandse huisarts is die toestand uitermate bevreemdend: daar laat de werknemer aan zijn werkgever gewoon weten dat hij niet kan komen wegens ziekte, zonder doktersattest (dat bestaat daar ook in gewone tijden niet).
Maar gelukkig zien we ook nog heel veel solidariteit, zowel bij de gezondheidswerkers onderling als bij de burgers die meer behulpzaam lijken te worden en opnieuw het onthaasten ontdekken. Of dat zo zal blijven bij partners die nu voortdurend op elkaars lip zitten met 24/24 uur de kinderen in de buurt moeten we nog afwachten. Maar het gevoel van ‘eendracht maakt macht’ maakt nu weer opgang.
Solidariteit weerspiegelt zich natuurlijk ook in de sociale zekerheid. Politici die de besparingen in de sociale zekerheid aan het voorbereiden waren, zijn nu waarschijnlijk veel minder geneigd om daarvoor hun nek uit te steken. Het belang van een deugdelijk systeem zal ook voor ‘jan met de pet’ zonneklaar zijn als hij geconfronteerd wordt met de gevolgen van een gebrek eraan. Dan zal hij maar hoeven te kijken naar de toestand in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië.
Het zal ook al verrassend duidelijk zijn dat een ondermaats gezondheidssysteem, zoals bijvoorbeeld in Afrika en in de Verenigde Staten, wereldwijd gevolgen zal hebben. Ook voor de rijke landen. De rijke Texaan dreigt te worden besmet door zijn arme illegale Mexicaanse poetsvrouw.
Artsen hebben belangrijke maatschappelijke plichten. Denken we maar aan twee moedige artsen in Lagos die enkele jaren geleden tegen politieke druk in een diplomaat, die besmet was met Ebola, manu militari verboden hebben hun ziekenhuis te verlaten. Als die artsen dat niet hadden gedaan dan was er pas een volwassen pandemie geweest. Een van die artsen is eraan overleden.
En jawel, de globalisering wordt eens te meer in vraag gesteld. Zeker nu we zien dat heel veel staten niet eens in staat zijn om zelf in te staan voor hun eigen primaire behoeften.
Het is enigszins verrassend dat zelfs de Belgen zich meestal gedisciplineerd gedragen naar de richtlijnen van de overheid. Met als nevenwerking de klikspanen die futiliteiten gaan melden bij de politie.
Maar ook voor de overheid is het een opportuniteit om Big Brother aan te spreken. Denk maar aan nummerplaatherkenning, camera’s met gezichtsherkenning, volgen via smartphone wie met wie in contact komt en waar hij zich bevindt.
Op momenten dat de tolerantie voor zo’n dingen groot is wordt het gemakkelijk met minder weerstand ingevoerd. Maar soms wordt vergeten dat ook af te schaffen…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2020)
WIE BETAALT HET GELAG?
Het gehakketak bij een regeringsvorming gaat steevast ook over de financiering van de sociale zekerheid. Bedrijfsleiders en hun organisaties wegen zwaar op de onderhandelingen. Zij beweren dat door de hoge overheidsuitgaven, waarvan 30% naar de sociale zekerheid gaat, hun concurrentiepositie met het buitenland wordt aangetast. Het totale budget van de sociale zekerheid is 100 miljard. Daarvan gaat een derde naar de gezondheidszorg. Dat is natuurlijk niet niks.
Het verhaal van de hoge loonkosten ken je wel. Nochtans investeren bedrijven niet zoveel, maar bedienen zij vooral zichzelf. En de mantra van de besparingen is weer daar. En nochtans wordt wel al één en ander bespaard: in de gezondheidszorg, door het optrekken van de pensioenleeftijd, minder uitkering voor werklozen…
Maar men kan niet voorbij aan een gat in de sociale zekerheid van 2,8 miljard euro momenteel en voor 2024 rekent men op een tekort van 6 miljard euro!
De bedrijfswereld is blijkbaar vergeten dat de taxshift een groot gat heeft geslagen. Hun bijdrage is gedaald van 33% naar 25%. Twee derden van het budget sociale zekerheid wordt gefinancierd door de loontrekkenden. Extralegale voordelen zoals bedrijfsvoertuigen, maaltijdcheques, onbelast bijverdienen, flexie jobs en bijzondere statuten voor voetballers bv. doen de bijdragen aan de sociale zekerheid ontwijken.
Belasting ontwijken lijkt wel een nationale sport en de fraudebestrijding staat op een laag pitje. Men weet wel dat het fiscaal systeem moet worden hervormd, maar niemand is scheutig om eraan te beginnen.
En jawel hoor, in sommige landen zoals Nederland en Zwitserland betaalt de overheid inderdaad een stuk minder voor sociale bijdragen. Maar daar wordt het bijgepast door een private sociale bijdrage via verplichte aanvullende verzekeringen.
Volgens het OESO-rapport van 2019 besteedt men in alle rijke landen 25-30% van het BNP aan de sociale zekerheid. Tenminste als men openbare en private bijdragen samentelt. België is dan nog bij de zuinigste van de rijke landen en is daarbij nog op wereldniveau toonaangevend inzake sociale zekerheid en kwaliteit van de gezondheidszorg.
Maar die reputatie is aan het afkalven: 16% van de mensen leven in armoede en bij de langdurig werklozen is het zelfs 60-70%. Het fenomeen kinderarmoede in een rijk land is nog schrijnender. Bejaardentehuizen worden onbetaalbaar.
De sociale zekerheid moet dus worden geherfinancierd. Want we staan voor grote uitdagingen: de vergrijzing zal meer en meer toeslaan en de geneeskunde wordt steeds performanter. En kwaliteit kost geld. Maar hoe dat moet worden betaald is natuurlijk weer een teer punt. Natuurlijk is het een goede zaak meer mensen aan het werk te hebben.
Maar wanneer men bijvoorbeeld spreekt over belasting van grote kapitalen, zullen er wel enkelen steigeren. Enkelen, want het gaat alleen maar om grote kapitalen die worden geviseerd. Artsen hoeven niet bang te zijn.
En zeggen dat men in sommige landen met de glimlach meer dan 80% belastingen heeft betaald, of nog betaalt. Bijvoorbeeld in Scandinavië en zelfs in de Verenigde Staten (maar dan wel enkele presidenten geleden).
Het is natuurlijk niet verkeerd om als een zuinige huisvader met budgetten om te gaan. Efficiëntie mag worden nagestreefd. Controle op misbruiken ook. Multinationals zoals big Pharma mogen ook onder de loep worden genomen. Zie maar het voorbeeld de medicatie tegen maculadegeneratie: Avastin (€ 327) en concurrent Lucentis (€ 784). Het RIZIV zal wel dokken.
Geld dat besteed wordt aan de sociale zekerheid is goed besteed. Een tevreden werknemer is ook productiever, als men hem mag herleiden tot economische termen… En het vermijdt sociale onrust. En ja, sociale onrust kost ook weer geld!
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2020)
DIE DEKSELSE HUISARTS
Enkele maanden geleden werd de huisarts door een bacterioloog in het verdomhoekje gezet als verantwoordelijk voor de toenemende resistentie tegen antibiotica. Dat diezelfde huisarts als een Sinterklaas psychofarmaca in het rond strooit wisten we al langer. Beide stellingen kwamen uitgebreid aan bod in de internationale Belgische pers. De hamvraag is natuurlijk: is de huisarts de enige verantwoordelijke? Wat zijn de oorzaken? Hoe kan dat geremedieerd worden?
Herinner mij een navorming van Marc Lontie, de vroegere directeur van MCH lab. Het ging toen ook al over resistentie aan antibiotica. Na een projectie van de kaart met de geografische spreiding van resistentie, projecteerde hij een kaart uit zijn historische atlas met de verspreiding van het calvinisme. Tot ieders verbazing overlapten de kaarten elkaar vrijwel volledig: in ‘calvinistische’ streken was duidelijk minder resistentie.
Wat leert dat dan? Dat mensen, en dus ook artsen, met een calvinistische achtergrond gewend zijn beter in de leer te blijven en wellicht meer geneigd zijn richtlijnen op te volgen, anders dan de vrijheid blijheid van de roomse zuiderse landen. De Franse slag zegt men al eens oneerbiedig. Aangeleerd gedrag dus als verantwoordelijke voor antibiotica resistentie.
Een ander belangrijk verschilpunt is natuurlijk de organisatie van de gezondheidszorg. Artsen die zich bewegen in een forfaitair systeem, zoals vaker in het noorden, zijn minder afhankelijk van de druk van de patiënt dan bij een betaling per prestatie. Dan is het vaak een koud kunstje te shoppen tot men een arts ontmoet die voldoet aan de ‘verwachtingen’. De eisende, soms agressieve patiënt, weet dat maar al te goed.
Het aantal artsen speelt natuurlijk ook een rol. Nederland telt zes huisartsen per 10000 inwoners. In België vindt men negen huisartsen al te weinig… Dat draagt bij tot een veel hogere contactfrequentie per patiënt per jaar. Van 7 tot maar 2 keer per jaar in Denemarken. Het risico op behandeling stijgt natuurlijk met de contactfrequentie… sic.
Jonge huisartsen schrijven gemiddeld 30 procent minder antibiotica voor dan de ouderen. Dat zonder meer alleen toeschrijven aan een beter opleiding is natuurlijk weer kort door de bocht. Oudere huisartsen hebben veelal ook oudere patiënten, met meer pathologie en risicofactoren. En iedereen weet natuurlijk dat een patiënt louter op klinische gronden beoordelen, zonder lab en beeldvorming, geen sinecure is. Daar wordt vaak niet bij stilgestaan door mensen die nooit het biotoop van hun lab verlaten.
Men mag natuurlijk niet voorbijgaan aan het feit dat de Belgische eerstelijn Europees koploper is in het voorschrijven van quinolones.
Vreemd genoeg probeert het beleid het voorschriftgedrag op een zeer bizarre manier bij te sturen en nog wel door het verhogen van het remgeld voor de patiënt. Het is niet de voorschrijver die bestraft wordt, maar wel de patiënt. Zo is die twee keer de pineut: zowel financieel als inzake behandeling.
Aan farmalobbyisten die actief zijn bij overheid, ziekenhuizen en universiteiten wordt ook discreet voorbijgegaan.
Belgische artsen nemen Europees ook het voortouw inzake het voorschrijven van psychofarmaca. Dat we hier te lande in een stressvolle en weinig communicatieve omgeving leven is al langer bekend. Suïcidecijfers zijn bijzonder hoog. Professionele hulp is vaak ontoereikend of niet beschikbaar. Psychologen zijn weinig toegankelijk voor de patiënt, ook door de financiële drempel. Artsen kiezen dan al eens voor de meer gemakkelijke ‘oplossing’, een pilletje. Wegens geen tijd. Er is natuurlijk een verschil tussen geen tijd hebben voor iets of tijd maken voor iets.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2019)
INSPRAAK OP STRAAT
Het lentegevoel was dit jaar verrassend vroeg in het land. Alsof de vroege lente de klimaatontkenners op hun nummer wilde zetten. Of was het toch een stiekeme steun van de natuur voor de bosbrossers, al dan niet met Greenpeace in de coulissen.... (sic).
De klimaatbrossers hebben op geen tijd het klimaat tot een topthema van de verkiezingen gemaakt. De jeugd, in de lente van het leven, reageert tegen de gezapigheid van de overheid en wil haar toekomst niet laten kapen. Zij wenst dat de problemen nu al worden aangepakt om er later niet zelf voor te moeten opdraaien. Het nieuwe denken dat vooruit loopt op de feiten. Zij wil de toekomst grijpen. Zij doet dat met de dromen en een passie die een voorrecht zijn van de jeugd. Gelukkig maar. Ook al vereist de strijd tegen de opwarming een belangrijke verandering in economie en levensstijl. Evengoed is het een opstapje naar lange termijn denken in plaats van plannen tot de volgende verkiezingen.
Dat de natuur verandert is een onbetwistbaar feit. Dat ziet een opmerkzame geest ook aan details. Zo vroeg een patiënt mij onlangs of ik al had opgemerkt dat je tegenwoordig geen insecten meer tegen de voorruit van de auto ziet kleven. Niet dus, laat staan dat ik daar bij had stilgestaan. Zonder bijen geen fruit denk je dan. Ik zie de fruitteler nog niet met een penseel in de bomen klauteren.
Een ander fenomeen zijn de gele hesjes, die een Franse president danig op de heupen beginnen te werken. Schijnbaar uit het niets geboren, maar wel een symptoom van breuklijnen tussen bevolking en politieke leiders. Een ivoren toren die niet begrijpt hoe sommigen met twee lage inkomens niet rond kunnen komen.
Spontane acties en betogingen zijn potentieel bedreigend. Scholieren zijn dat alsnog niet, maar acties van gele hesjes die strijden om behoorlijk te kunnen overleven, kunnen uit de hand lopen. Wanneer ze geen duidelijke structuur hebben en geen leiding, ontbreekt ook het aanspreekpunt voor de overheid.
Burgerinitiatieven zijn weer een ander fenomeen. Van een onschuldige bomenplantactie en acties tegen eenzaamheid tot de dikwijls bedenkelijke burgerwachten. Deze initiatieven claimen nogal eens het falen van de overheid.
Vaak probeert men deze acties politiek te recupereren, al dan niet met zeer omzwachteld taalgebruik dat onvermogen en gebrek aan creativiteit moet verbergen. Maar actievoerders zijn al goed vertrouwd met dat fenomeen en leggen de vinger op de pijnpunten. Zij onderkennen ook meer en meer het verschil tussen de parlementaire democratie en de particratie.
Maar je kan de geschiedenis niet stuiten. Elke belangrijke verandering in de geschiedenis is gekomen door een confrontatie van ideeën of een clash van generaties. Dat is een goede zaak. Evolutie is natuurlijk veiliger dan revolutie. Alhoewel we dankbaar moeten zijn voor de Franse revolutie.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2019)
ARTSEN EN LOGICA
Het heeft tot de jaren 1800 geduurd tot de westerse artsen het inzicht kregen dat het weleens nuttig kon zijn de patiënt klinisch te onderzoeken. Tot dan beperkten ze dat tot het voelen van de pols en het urineonderzoek. Vandaar ook de talloze spotprenten over de ‘piskijkers’. De humorale theorie van ziekte beleefde nog hoogdagen. Wanneer echt iets moest gebeuren werd dat overgelaten aan de chirurgijnen die niet ‘academisch’ waren geschoold. Voor amputaties op het slagveld, breuken zetten en verwijderen van blaasstenen bv. deinsden zij niet terug. Reguliere artsen voerden wel geregeld autopsies uit, maar dat betekende weinig voor de patiënt.
Sinds de Verlichting kwam de ‘orgaangeneeskunde’ aan bod en de Franse Revolutie maakte van Parijs het centrum van de geneeskunde. Theorie was voortaan gestoeld op waarneming en niet omgekeerd!
Eigenlijk verrassend dat de ‘wetenschappelijke’ geneeskunde, met vallen en opstaan, nog maar goed tweehonderd jaar onder ons is. Dank zij de nieuwe manier van filosofisch denken en onderzoeken uit de achttiende eeuw.
Wetenschappelijke en medische kennis zitten in een stroomversnelling. Klinisch onderzoek wordt steeds meer aangevuld door een waaier van technische onderzoeken, geholpen door de basiswetenschappen. Een tsunami van wetenschappelijke artikels wordt onoverzichtelijk en levert gelijk vlot controversen op.
Niemand schrikt ervan dat artsen medische opinies van collega’s ook in de lekenpers in vraag stellen. Het gewezen hoofd van het Nederlandse ‘Geneesmiddelenbulletin’ heeft recent een boek gepleegd met de veelzeggende ondertitel ’Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen’.
Herinner u Tamiflu, in de VS niet toegelaten, maar hier vlot verdeeld door de overheid n.a.v. de Mexicaanse griep. Ook recent in vraag gesteld: primaire preventie met aspirine, criteria voor bloeddruk, richtlijnen preventie, voedingsrichtlijnen…
Een andere tsunami zijn de berg feiten die, met veel centen, verzameld worden. Big data zoals dat heet. Veel geld waard, niet alleen in de geneeskunde. Die data beheren en verzamelen is geen sinecure. Alleen al door de selectie van de data gaat veel kennis verloren en kunnen data een eigen leven gaan leiden. Dikwijls is niet bekend hoe data tot stand zijn gekomen, wat hun oorsprong is en wat de betrouwbaarheid ervan is. Historici zijn daar goed in: het is hun vak.
Daar zit je dan op een hoop kennis, studies en gegevens die steeds minder te ontwarren zijn en dus ook minder bruikbaar of toepasbaar.
Artificiële intelligentie kan een handje helpen, maar is nog altijd een gereedschap of een instrument dat de mens kan bijstaan, maar hem de beslissing moet laten. Beeldherkenning zal bv. de radioloog verdachte beelden voorstellen en hem laten beslissen.
Dan komt ook hier weer filosofie om de hoek kijken: hoe ver kan je gaan om belangrijke beslissingen uit handen te geven. Kan de computer zelfstandig de diagnose longkanker aan de patiënt meedelen? Is het ethisch om de recidiefkans van gevangenen, met oog op ontslag, te laten berekenen door het programma Compas, zoals men dat doet in de VS? Of denk bv aan de drones die zelfstandig kunnen beslissen om mensen uit te schakelen.
Filosofie zou eigenlijk tijdens alle opleidingen, ook in het middelbaar, aan bod moeten komen. Kennis en training in het omgaan met feiten en beslissingsprocessen zijn goud waard. Het vak logica is nauw verwant aan wiskundige vaardigheden. Niet alle studenten vinden dat leuk.
Tijdens de opleiding huisartsgeneeskunde wordt alleszins veel aandacht besteed aan besliskunde. De artsen van nu zullen wel ontsnappen aan de karikaturen van ‘piskijkers’, maar zullen binnenkort misschien worden uitgebeeld met een hoofd dat ingeplugd is in een computer.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2018)
CONTROVERSEN VAN VANDAAG
Weinig mensen zijn een open boek. Zelfs de meest extroverten onder ons hebben toch een verborgen kantje. Dat houden ze liever voor zichzelf en daar hebben ook partner en intieme vrienden geen toegang. Daar is niets mis mee en niemand staat daar echt bij stil. Facebook, ook al eens fake-book genoemd, en andere sociale media hebben slechts de illusie van open communicatie geschapen, zonder dat dat veel diepgang heeft bijgebracht.
De toelatingsproef voor artsen zal worden hervormd. Tot heden is ze vooral een toetsing op wetenschappelijke kennis, met amper vier procent van de punten op communicatievaardigheid. Dat wordt bijgesteld. Jawel, voortaan zal meer aandacht worden besteed aan de communicatievaardigheid en warempel ook aan het empathisch vermogen van de kandidaten. Hoe dat kan worden gemeten met meerkeuzevragen, dus niet door mensen van vlees en bloed, maakt me buitengewoon nieuwsgierig.
Het zal natuurlijk wel toeval zijn, maar net nu lijkt de artificiële intelligentie in een stroomversnelling te komen. Examens geneeskunde kunnen worden opgelost door computers volgestouwd met literatuur en algoritmes. Of ze dan ook nog een diagnose kunnen stellen is natuurlijk nog de vraag. Voor ze op patiënten worden losgelaten moet één en ander misschien nog ‘empathisch’ worden bijgesteld.
Het herkennen van beelden is andere koek en wint steeds meer veld. De performantie van deze programma’s stijgt zienderogen. Nu al worden computers ingezet om radiologiebeelden te analyseren. Zij kunnen zich meer en meer meten met ervaren radiologen. Komt binnenkort ook dermatologie in het bereik?
Artificiële intelligentie is natuurlijk meer dan patronen herkennen. De zelflerende computer is al onder ons. Nu al kan de computer op vier uur tijd vanaf nul zelfstandig de kennis verwerven waar een schaakmeester jaren voor gezwoegd heeft. Ook in medische toepassingen kan de computer zijn ‘gedrag en kennis’ aanpassen, dank zij de enorme input die door artsen en patiënten zal worden gegenereerd. Hij zal zelfs gebruik maken van de feedback die hij dan krijgt.
Artificiële intelligentie en robotisering zullen zorgen voor kortere werkweken waardoor we misschien moeite zullen ondervinden om de vrije tijd in te vullen… De creativiteit van de mens streeft naar de ontwikkeling van zelflerende computers. Die kunnen er dan voor zorgen dat we zelfs het denken kunnen uitbesteden. Meer gesofisticeerde computers kunnen dan een eigen karakter met emoties ontwikkelen en kennen woede, ontgoocheling en mededogen. Stel u voor dat de computers tegen de mensheid in opstand komen. Lijkt wel iets voor een sciencefiction horrorfilm.
Mensen worden koopwaar, de big data worden gratis door de consument verstrekt en zijn goud waard. Google alleen al verdient zowat dertig euro per gebruiker per jaar. U dacht toch niet dat Google het deed voor uw mooie ogen? Bedrijven betalen grof geld voor informatie om de consument een leefstijl aan te kunnen smeren. Ook de consument laat zich niet onbetuigd en wil vaak de utopie van de reclame najagen. Het laatste model mobiele telefoon wordt een hebbeding, zonder wordt het leven ondraaglijk. Het uiterlijk moet worden bijgeschaafd, zoals de gefotoshopte babes in de glossy magazines. Sommige artsen lenen er zich zelfs toe om gezonde mensen om te bouwen tot het uiterlijk van een of andere bekendheid of ze te voorzien van het siliconederriere van een bekend televisiefiguur. Zelfs een Barbie of Ken pop staat in de aanbieding.
De ontwikkeling van de medische technologie en de keuzemogelijkheden van artsen en patiënten zal ongetwijfeld nog voor controverse zorgen, misschien soms flirten met de grenzen van de deontologie en de maatschappelijke wenselijkheid.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2018)
CREATIVITEIT EN CONFLICT
Creatieve geesten kleuren al eens buiten de lijntjes. Zij verlaten de platgetreden paden en zorgen dan voor commotie in de goegemeente.
Semmelweis was zo een jonge rebelse arts aan het toonaangevende Weense universitaire ziekenhuis. Zowat dertig procent van de vrouwen die bij de artsen bevielen –niet bij de vroedvrouwen!- stierven aan kraamkoorts. Semmelweis hechtte geen geloof aan de metafysische verklaringen hiervoor van de gevestigde artsen. Hij durfde in 1847 zowaar voor te stellen om de handen met chloorwater te wassen als ze van de autopsiezaal naar de bevalling gingen! Met schitterend resultaat, en dat lang voor Pasteur de bacterie ontdekte. Edoch, Semmelweis werd ontslagen, uit afgunst, maar ook omdat hij de liberale revolutie genegen was. Hij kwam helemaal op de dool en stierf geïnterneerd. Aan een infectie, door gebrek aan hygiëne…
Creativiteit, inventiviteit en durf sieren heel wat wetenschappers, die vaak moeten omgaan met tegenstand van de machthebbers. Denk maar aan Vesalius en Copernicus bv..
Maar ook kunstenaars die plots afweken van de gekende scholen hadden het vaak niet onder de markt. Van Gogh kon zijn schilderijen aan de straatstenen niet kwijt. Hij moest het eens weten…
Filosofen en politieke denkers kunnen zich helemaal uitleven in de conflictzone. Hun denken wordt soms afgedaan als utopisch en helemaal niet realistisch. Het zijn natuurlijk wel de machthebbers die zullen uitmaken wat realistisch is en wat bij de heersende orde hoort. De overheid bepaalt wat kan, de rest is provocatie die moet worden bestreden.
Dat is jammer, want het consensusdenken heeft zelden voor vooruitgang gezorgd. Zowat alle kantelmomenten uit de geschiedenis hebben een revolutionair kantje waarbij de lont wordt aangestoken door creatieve denkers, zelfs door utopische gedachten. Wat we nu vanzelfsprekend vinden was vroeger beslist bedacht door utopisten. Wij kunnen ons het huidige Europa niet indenken zonder de Franse Revolutie van 1789.
Het hoeft natuurlijk allemaal niet zo heftig te verlopen. Chantal Mouffe, een Belgische politiek filosofe die bij de wereldtop hoort, wijst erop dat een pluralistische maatschappij conflicten meebrengt. Alleen als die verschillende meningen ruimte krijgen komt er een inhoudelijk debat. Politieke partijen die naar elkaar toegroeien en extremen uitsluiten leiden volgens haar naar populistisch extremisme.
Mouffe pleit dus voor “passie en confrontatie" in de politiek en in de besluitvorming. Geen consensusmodel, dat een bedreiging is doordat het conflicten uit de weg gaat, maar een conflictmodel dat botsing tussen tegenstrevers beheersbaar maakt.
De overlegcultuur mag dus wat meer pit hebben. Nu wordt vaak een en ander al voorgekauwd en aantrekkelijk verpakt voor het aan de basis, zoals dat dan heet, wordt voorgesteld. Dat sluit gelijk een creatieve bijdrage van de basis uit.
Vandaag ziet men dat in jonge bedrijven een autoritaire leiding meer en meer verlaten wordt. Leve de creativiteit van de werknemer. Volgens overheidsmanager Frank Van Massenhove is de thuiswerkende ambtenaar een stuk creatiever en meer probleemoplossend als hij niet onder onmiddellijke autoritaire leiding van zijn alziende baas staat.
Creativiteit leidt tot diversiteit en meningsverschillen. Daar kunnen natuurlijk conflicten uit komen. Maar ook hier weer heeft ieder nadeel zijn voordeel: conflicten hebben een eigen creatieve factor die kan bijdragen tot vernieuwing en/of vooruitgang. Veel revolutionaire en utopische gedachten van weleer zijn later een goed idee gebleken.
Gaan we binnen twintig jaar de self-doctor, een basisloon en een werkweek van dertig uur ook zo een zalig idee van toen vinden? Iedereen happy en stralend gezond, laat ons hopen…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2017)
CENAKELS VAN DE MACHT
De invloed van multinationals op regeringen neemt hand over hand toe en zij maken meer en meer het mooie weer bij beleidsbeslissingen. Beslissingsorganen waar het toe doet worden omringd door een heus leger lobbyisten, meer dan tienduizend stuks in Brussel alleen al. Herinner u een Belgisch politicus die een honderdtal amendementen indiende bij het Europees parlement, waarbij de hand werd vastgehouden door lobbyisten. Hij verschuilde zich achter een medewerker.
Australië heeft miljoenen euro betaald aan procedurekosten om te ontkomen aan een klacht van Philip Morris, omdat de regering het had gewaagd afschrikkende foto’s van vieze ziekten verplicht te laten afdrukken op sigarettenpakjes. Dat terwijl roken net heel gezond is (sic). Een illustratie hoe multinationals via dure advocaten en procedures regeringen schaamteloos onder druk zetten. Trouwens, we moeten zover niet gaan: de studie over het effect van een rookverbod op de leefbaarheid van Belgische cafés werd ‘ondersteund’ door de tabakslobby….
Om even in de sector te blijven: binnenkort komt een algemeen alcoholplan ter sprake in het parlement. De maatschappelijke kost van alcoholmisbruik wordt in België geschat op 4.2 miljard euro per jaar. Daarop wil men ingrijpen via prijszetting, beperking van reclame, en vooral via het terugdringen van de beschikbaarheid. Aanbod in tankstations, nachtwinkels en automaten ligt onder vuur. De leeftijdsgrens waarop men alcohol kan kopen zou worden verhoogd. Dat is allemaal natuurlijk niet naar de zin van organisatie ‘Vinum et spiritus’. Het kan natuurlijk moeilijk anders met zo’n naam. De organisatie claimt dat ze voor een zerotolerantie is inzake alcoholmisbruik, maar verdedigt uiteraard de economische belangen van haar leden.
De GGO’s dan, weer meer in de actualiteit met CETA en TTIP. Amerikaanse en Canadese multinationals hanteren het principe van ‘unknown is safe’, versus het Europese voorzorgsprincipe. Zelf geven ze toe dat de kans op antibioticaresistentie ‘minimaal’ is, so what. Het gebruik van de onkruidbestrijder glyfosaat (Roundup) zit ook in het GGO-pakket van giganten Monsanto en Bayer. De bewezen toename van tumoren en congenitale afwijkingen zijn voor hen blijkbaar geen probleem. En toch, is het toeval dat in de Haspengouwse fruitstreek meer blaastumoren voorkomen?
De controverse rond mobiel bellen is nog niet van de baan. Er worden verbanden gelegd met glioomtumoren en gedragsproblemen (autisme, ADHD), vooral bij kinderen. Een miljardenindustrie is natuurlijk niet tuk op zo’n berichten. Epidemiologische studies zijn trouwens niet gemakkelijk, gezien het veelvuldige gebruik overal ter wereld. Toch vraagt de voorzichtigheid voorzorg rond gebruik door kinderen en bij intensief bellen onder slechte omstandigheden.
De onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van wetenschappelijke onderzoeken omtrent de veiligheid van nieuwe technieken en stoffen komen in het gedrang. Studies worden meer en meer gesponsord door de industrie. Die eigent zich vaak in een clausule het publicatierecht toe. Resultaten die niet bevallen zien dan gewoon het daglicht niet. Of de betrokken wetenschappers dan ook boter op hun hoofd hebben wil ik in het midden laten.
Onze kunstmatig verouderde mobiele telefoons en computers zorgen wereldwijd voor zo’n vijftig miljoen ton elektronisch afval per jaar. Wat u plichtsgetrouw voor recyclage aanbiedt, verdwijnt voor drie vierden naar landen als Bangladesh en Pakistan. Daar buigen tieners zich voor een euro per dag over de lood-, cadmium- en zinkdampen. Wij krijgen op onze beurt die metalen wel terug via onze diepvriesscampi’s en via de vis uit de Mekongdelta.
Voor multinationals primeert de winst van de aandeelhouders boven het algemeen belang. Sommige zijn zelfs zo cynisch preventiecampagnes te ondersteunen. Maar ze weten deksels goed dat die microbudgetten niet opwegen tegen hun gigantische reclamebudgetten en het gemak waarmee ze beleidsbeslissingen kunnen sturen. Het is de verantwoordelijkheid van parlementen het algemeen welzijn te bevorderen, los van economische overwegingen. Jammer genoeg wil dat niet altijd lukken…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2016)
HUISARTS TUSSEN REALITEIT EN SCIENCE FICTION
Iedere arts die pakweg twintig jaar aan de slag is, heeft in die korte tijd al een merkelijke evolutie gezien op diagnostisch, therapeutisch en organisatorisch vlak.
De evolutie in kennen en kunnen stijgt volgens een exponentiële schaal. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de geneeskunde. Maar hoe zal de huisartsgeneeskunde en de geneeskunde tout court er binnen tien jaar dan wel uitzien?
Als we in hetzelfde tempo blijven evolueren zouden we nog wel eens verbaasd kunnen staan toekijken. Zal ik enkele voorbeelden uitplukken?
Zelfdiagnose van de patiënt via Google en apps die op hun beurt leren van de imput van de gebruikers, diagnostica vrij verkrijgbaar in het warenhuis waarmee patiënten zich voor een prikje kunnen prikken, elektronische communicatie met zorgverstrekkers en aankopen van medicatie via de e-commerce. Het zal vanzelfsprekend zijn dat de patiënt zijn eigen dossier beheert en het bij gelegenheid uitbesteedt aan o.a. de arts.
Of dit allemaal science fiction is zal later moeten blijken. Alhoewel, wat veertig jaar geleden een onmogelijke fantasie leek, is nu dagelijkse kost voor de artsen van vandaag.
Op dit symposium willen we een voorzichtige wandeling maken in de toekomst. Voorzichtig omdat de toekomst per definitie pas later werkelijkheid wordt en onderhevig is aan onnoemelijk veel randvoorwaarden, die we niet allemaal kennen of kunnen beheersen.
Gelijk dagen de vragen op naar de grenzen van de medische activiteit.
De arts als leerling tovenaar, of wat ik al een keer de arrogantie van de geneeskunde noem. Maar wie weet hoe men zich binnen veertig jaar, gesteund door zoveel meer kennis van bv. moleculaire biologie, verkneukelt bij de geneeskunde van vandaag. Dat men zich dan verbaast dat mensen toen zo oud werden, ondanks de geneeskunde. Maar goed, artsen en wetenschappers kunnen niet anders dan handelen volgens de huidige kennis en mogelijkheden.
De ommezwaai naar andere technieken en organisatie kan revolutionair zijn. Maar kennen betekent niet automatisch willen en kunnen.
Met het stijgen van de medische macht komen er ook steeds meer vragen naar ethische en deontologische aspecten. Denken we maar aan tere punten zoals een genetisch paspoort bij de geboorte en aan genetische manipulatie, laat staan aan klonen van de mens.
Financieel groeien de bomen niet tot in de hemel. Ook daar zullen keuzes moeten worden gemaakt. Hoeveel euro’s wil de gemeenschap betalen voor een kwaliteitsvol levensjaar van de burger? En wat is een kwaliteitsvol leven? De performantie van de geneeskunde zal zorgen voor een vat vol maatschappelijke discussies en keuzes. Rationeel omgaan met de beschikbare middelen zal een dwingende plicht worden.
De vijf sprekers zullen ons een blik in de toekomst gunnen, niet via een kristallen bol, maar gesteund op feiten en realistische toekomstverwachtingen.
Sprekers die inspireren, nieuwe ideeën hebben en ja, ook het beleid en de toekomst beïnvloeden.
Alhoewel de grenzen eindeloos lijken, zullen die ongetwijfeld worden gereguleerd door socio-economische, ethische en politieke factoren. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Sociologen en filosofen hebben we vandaag niet in de aanbieding . Maar de sprekers kunnen ons helpen om te reflecteren over de potentiële maatschappelijke keuzes.
Dr. Karel DE KOKER (Inleiding op een symposium van 1 oktober 2016)
VERGETEN VERLEDEN
Wie fanaat is van sociale media en niet begaan met privacy, zegt al een keer dat hij “niets te verbergen heeft en dat ze alles mogen weten”. Natuurlijk zal hij je niet gemakkelijk over zijn inkomen of zijn scheve schaats vertellen en geen vervelende foto’s tonen.
Maar internet is voor de eeuwigheid en overal ter wereld beschikbaar. Zeden en wetten hebben de gewoonte te evolueren en kunnen geografisch erg verschillend zijn. Een politiek regime kan veranderen met de tijd. Wat nu en hier oorbaar is kan met de tijd of op andere plaatsen verwerpelijk of onwettig zijn. Drank- en drugsgebruik, abortus, euthanasie, homoseksualiteit zijn voorbeelden die erg verschillend worden beoordeeld. Sommige landen maken het moeilijk als ze weet hebben van homoseksualiteit. Dat sollicitanten dikwijls op sociale media gewogen worden is al langer bekend. Een foto waarop je in de neus peutert oogt niet fraai.
Recent gaat Google in op ‘het recht om vergeten te worden’. Na goedkeuring van de argumenten worden links naar verouderde, gevoelige en irrelevante gegevens verwijderd. De bron ervan blijft natuurlijk bestaan. In Europa maakten al zo’n tweehonderdduizend mensen gebruik van deze regelgeving.
Het evenwicht tussen privacy en recht op informatie is wat koorddansen. Openbare figuren en beleidsmakers kunnen ter zake minder eisen stellen, tenzij natuurlijk die nare censuur van sommige sociale media weer toeslaat.
Verbazend wat patiënten soms pas na jaren bij hun vertrouwde arts vertellen, ook al was dat een belangrijke en zelfs traumatiserende gebeurtenis in hun leven. Het moment moet er blijkbaar rijp voor zijn.
Wat de patiënt wil delen met één zorgverlener wil hij niet noodzakelijk doen met een andere. Daarom wordt van groepspraktijken verwacht dat de patiënt weet welke arts toegang heeft tot het dossier. Als iedere arts toegang heeft worden patiënten op de hoogte gebracht.
Dikwijls wordt gevoelige informatie zelfs niet in het dossier genoteerd. Omgekeerd hoef ik die vertrouwelijke gegevens ook niet terug te krijgen van een andere zorgverlener. Want vertrouwen in een zorgverlener is een hoog goed voor de patiënt.
Een verwijsbrief houdt onbewust rekening met de relevantie van de antecedenten voor het probleem van dat moment. Toch was ooit een patiënt zeer ontstemd omdat op zijn medicatielijst aan de uroloog zowaar sildenafil vermeld stond. Het moet diep hebben gezeten, hij ontkende zelfs dat dat ooit werd voorgeschreven…
Enige omzichtigheid bij communicatie over patiënten is dus op zijn plaats. Wat vanzelfsprekend lijkt voor artsen is dat niet noodzakelijk voor de patiënt. Even checken lijkt soms niet overbodig. Ook wanneer met Sumehr, na akkoord van de patiënt weliswaar, gegevens centraal worden geüpload die voor alle artsen die hij contacteert toegankelijk zijn. Zeker wanneer gebruik wordt gemaakt van automatische aanmaak uit het dossier of wanneer de gegevens worden bijgewerkt, dient dit bewaakt.
Informatie over derden, zoals al eens voorkomt in psychiatrische verslagen of bij genetisch onderzoek, kan niet omdat derden daar geen toestemming voor hebben gegeven.
Het vertrouwen in de opslag en het gebruik van die gegevens dient bij patiënten en artsen erg groot te zijn. En terecht. Hackers en toegang door onbevoegden kunnen uiteraard niet. Het moet vanzelfsprekend zijn dat toegangsrechten in de toekomst niet kunnen worden uitgebreid voor bijvoorbeeld juridische of politionele doeleinden. Maar we leven tenslotte nog niet in een bananenrepubliek. Uitsluiten van behandelingen op basis van de voorgeschiedenis is al ietwat waarschijnlijker. Verzekeringen en ziektezorgverzekeraars lijken me ook niet welkom.
Een interessante piste kan natuurlijk een chip zijn, type bankkaart. Daar kunnen met de huidige technologie een massa gegevens op, beeldvorming incluis. Met een code kan de patiënt vlot toegang verlenen aan de arts en andere medische disciplines die hij op dat moment consulteert. Die kunnen dan meteen het dossier aanvullen. Het zal natuurlijk wel een gedoe zijn om te standaardiseren.
De patiënt als beheerder van zijn dossier.
Want een verleden dat elders is opgeslagen wordt nooit vergeten, zelfs de verloren dromen niet.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2016)
MET DOKTER HOUSE OP HUISBEZOEK
Al eens onderuitgezakt in de zetel en stiekem gekeken naar een aflevering van de Amerikaanse serie House MD? De diagnose proberen te raden van excentrieke ziektebeelden? Dokter House is de hinkende en communicatiegestoorde dokter die alles weet, dus niet erg realistisch.
Merkwaardig genoeg gaat dokter House, zijn naam waardig, ook op huisbezoek. Niet zoals wij dat doen, anders zouden het de States niet zijn. Onder dubieuze legale omstandigheden dringt zijn artsenteam al eens de huizen binnen van gehospitaliseerde patiënten om daar een verklaring te zoeken voor een eigenaardig ziektebeeld. Zie ik de artsen hier nog niet doen.
Meer nog, artsen bedanken hier meer en meer voor een huisbezoek en vragen, dwingen de patiënt op spreekuur te komen. Onder de mom dat daar het dossier en meer materiaal aanwezig is, met meer comfort (voor de arts). De laptop moet natuurlijk nog worden uitgevonden en de koffer van de auto is meestal te klein voor wat extra materiaal. Het is ook rendabeler, lees: het brengt de arts een hoger uurloon op. Het ereloon van de kinesist bv. blijft merkwaardig genoeg gelijk op spreekuur en huisbezoek.
In de praktijk kunnen een anamnese en klinisch onderzoek meestal overal, al is natuurlijk een gynaecologisch onderzoek aan huis niet vanzelfsprekend. Anamnese alleen al levert in zowat vijfentachtig procent een diagnose aan. Klinisch onderzoek doet daar zo’n tien procent bij. Aan huis een diagnose stellen is meestal geen probleem. Waarvan dan die aversie?
Natuurlijk is het niet altijd zo comfortabel voor de arts. Het licht ter plaatse bv., de lage sofa, de keukentafel met koffie- en confituurvlekken, eventueel storende familieleden en huisdieren, de verplaatsing, gebrek aan parkeerruimte… Weet het ook wel: huisbezoeken putje winter bij nacht en ontij, door mist en besneeuwde wegen, zijn geen pretje. Een koortsig kind in een koude auto is het alternatief.
En toch ligt hier warempel een monografie waarin de voordelen van het huisbezoek worden opgelijst. Samengevat: vertrouwd worden met de leefomgeving van de patiënt. Wie woont er nog, hoe verloopt de communicatie daar, hoeveel huisdieren zijn er, wat eet de patiënt zoal, wordt er zelf gekookt, staan er chips of fruit op tafel, woonomstandigheden, mantelzorg, buurt en buren enz..
Informatie die nooit in een dossier komt, maar die de huisarts wel kent en onbewust mee verrekent bij diagnose en planning. Nu moet vaak een maatschappelijk assistent op pad om die info te verzamelen, meestal als het te laat is.
De huisarts is dikwijls de enige zorgverlener die het voorrecht heeft van toegang tot het huis en er welkom is. Kleine kinderen zijn een stuk rustiger in hun vertrouwde omgeving en bejaarden met valrisico kunnen terloops worden gewezen op losliggende tapijtjes op het linoleum.
In tijden van aandacht voor de CO2 uitstoot: een goed geplande huisartsenronde is een stuk ecologischer dan al de patiënten die zich individueel verplaatsen, want door gebrekkig openbaar vervoer wordt daar in landelijke streken zelden gebruik van gemaakt.
Als de huis-arts zijn meerwaarde op het terrein wil blijven bewijzen moet het huisbezoek worden geherwaardeerd. Natuurlijk is er een verschil tussen de ‘plattelandsarts’ die vrij en vrolijk door de velden zweeft met parking op het ‘erf’ en de stadsarts die stress ondervindt van de files en de zero parkeertolerantie. De brouwerij mag rustig dubbel parkeren voor het café.
Maar de voordelen van een huisbezoek voor de patiënt en de meerwaarde voor de geneeskunde zijn nog geen gram veranderd tegen vroeger en blijven staan als een huis. Argumenten die sommige artsen tegen het huisbezoek aandragen hebben een verborgen agenda. Helder taal ware beter. De echte argumenten zijn: huisartsen genieten geen faciliteiten voor het huisbezoek, bv. parkeertolerantie en ze vinden het niet rendabel, d.w.z. worden er niet genoeg voor betaald. Nochtans is een huisbezoek wel rendabel voor de volksgezondheid door de informatie die het oplevert en de interventies die daardoor worden gestuurd.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2015)
DE STATIONSDOKTER, EEN SNELLE HAP
Ook die ochtend keek ik voor het spreekuur even naar de kranten via internet. De ontroering werd me werkelijk te machtig om de bezorgdheid van Brusselse marketeers over de gezondheid van de pendelaars. Vooral bezige vrouwen (is dat seksistisch of een besluit van het marktonderzoek?) zouden wegens tijdsgebrek niet te veel tijd willen verliezen bij de huisarts. Met mogelijk dramatische gevolgen voor hun gezondheid. Gelukkig stonden de papieren zakdoekjes vlakbij.
Daarom bieden zij in samenwerking met de MIVB een snelle hap geneeskunde aan. Wellicht geïnspireerd door de stationssnackbars.
In de stationspraktijk kan men zowaar terecht voor voorschriften – ze kunnen gelijk worden afgehaald in de stationsapotheek, denk ik zo-, labonderzoeken en snelle check ups. Het wachten tijdens de vele vertragingen kan dus opgeleukt met een doktersbezoek of met een achterstallig uitstrijkje.
De marketeers hebben dus een gat in de markt gevonden en zullen ongetwijfeld wel een businessplan hebben. Het zal wel niet zijn voorgelegd aan de uiteindelijke financier, het RIZIV.
Het blijft natuurlijk wel een kiese vraag hoe twee ‘huisartsen’ drie verpleegkundigen kunnen financieren. Een duopraktijk kan, zoals u weet, onmogelijk uit de kosten komen. Tenzij er return komt uit andere bronnen. Welke organisatie heeft er belang bij dat zoiets wordt opgestart? Het gaat wellicht niet om de mooie ogen van de pendelaar. Onderzoek naar financiële stromen kan verhelderend zijn.
Ben werkelijk benieuwd naar de profielen inzake labonderzoeken, beeldvorming en andere verwijzingen. Het RIZIV waarschijnlijk ook.
Het kan niet anders dat verspilling is ingebakken: geen kennis van de voorgeschiedenis, aanvragen a demande van de patiënt, geen inzage in eerdere onderzoeken. De kreupele toezegging dat men resultaten van onderzoeken zal bezorgen aan de huisarts in de landelijke periferie zijn vijgen na Pasen. Geen enkele huisarts zit te wachten op resultaten van overbodige onderzoeken.
Dit impliceert trouwens al dat men grif toegeeft geen huisarts te zijn. Geen langdurige relatie met een patiënt, geneeskunde tijdens kantooruren, geen GMD, geen wachtdienst enz.. Het is trouwens de vraag of die artsen aan de wettelijke criteria van huisarts beantwoorden.
Het is een belediging voor de huisarts dat deze Brusselse creatie zich op de eerstelijn begeeft op kosten van de gemeenschap. Een bedreiging is ze niet, want geen enkele huisarts zit te wachten op patiënten die her en der gezondheidszorg consumeren als een pakje frites.
Na de stationsroman, de stationskiosk, het stationsrestaurant en de stationsapotheek komt er dus een nieuw begrip bij: de stationsdokter. Hoe het aanbod een behoefte probeert te creëren.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2014)
DE DREMPEL VAN DE GEZONDHEIDSZORG
Armoede maakt ziek en generatiearmoede maakt de ziekte slepend erfelijk. Het is een feit dat armoede toeneemt en gepaard gaat met uitstelgedrag in de vraag naar gezondheidszorg. Recent onderzoek wijst uit dat in België 8,6 procent van de bevolking de hulpvraag om financiële redenen uitstelt. Voeg hierbij de wetenschap dat lagere klasse ook betekent minder lang leven en heel wat minder levenskwaliteit van de laatste levensjaren, dan staan we in de nabije toekomst voor een belangrijk probleem. Hoe overheid en gezondheidswerkers hiermee zullen omgaan is dan ook het thema van dit symposium.
De eigen bijdrage van de patiënt in de financiering van zijn gezondheidszorg neemt gestaag toe. Delen van gezondheidszorg dreigen te worden geprivatiseerd. Hospitalisatieverzekeringen worden stilaan gemeengoed. Bijkomende verzekeringen kunnen leiden tot een geneeskunde met twee snelheden.
Dit staat uiteraard haaks op de drempelverlaging voor een toegang tot de gezondheidszorg, vooral belangrijk voor de lagere sociale klasse die tevens haar eigen door armoede geïnduceerde pathologie heeft. Wellicht is er naast de financiële drempel ook een belangrijke culturele drempel voor de minder begoeden. Hoe herkennen huisartsen deze problemen en hoe gaan ze daar mee om? En wat kunnen ze daaraan doen?
De derdebetalersregeling komt stilaan op gang maar ondervindt de nodige hindernissen. Voor heel wat artsen is het wennen en opzien tegen de administratieve overlast. OCMW’s en budgetbeheerders worden aanspreekpunten van de artsen. Patiënten tonen al een keer brieven van incassobureaus die de ziekenhuisfactuur willen innen. Samen met ziekte lijdt de financiële toestand van de zieke ook al eens aan een diepe malaise.
De gewaarborgde toegankelijkheid van de gezondheidszorg dreigt meer en meer een heikel punt te worden. Belangrijk voor individuele burgers, maar ook voor de gemeenschap die haar gezondheidskapitaal dient te vrijwaren, al was het maar om economische redenen….
De toekomstige financiering en de financierbaarheid van de gezondheidszorg worden nog een groot probleem. Vergrijzing en steeds meer performante medische technologie kosten handenvol geld. Een slabakkende economie doet de groeinorm bijstellen.
Efficiënte aanwending van de middelen kan helpen. Het is trouwens de morele plicht van een overheid om de middelen die door de belastingbetaler ter beschikking worden gesteld goed te beheren. Zonder duidelijke organisatie en financiering van de gezondheidszorg dreigt het zo geroemde Belgische gezondheidszorgmodel op de klippen te lopen.
De kernvraag is dus: hoe kunnen we de toegankelijkheid van zorg waarborgen en welke impact zal dat hebben op de organisatie van de gezondheidszorg, de gezondheidswerkers en de financiering. Wat zijn de vooruitzichten voor de nabije en verre toekomst? Kunnen de panelleden een tipje van de sluier oplichten?
Dr. Karel DE KOKER (Inleiding op een symposium van 26 maart 2015)
HET HARNAS VAN DE VRIJHEID
De tijd van toen moet een zekere vastigheid hebben gebracht. Tot de jaren vijftig genoot het leven vanaf de geboorte een zekere vanzelfsprekendheid. Politieke overtuiging, religie en zelfs het beroep, van vader op zoon weet u wel, werden met de paplepel ingegeven. Het individu werd meer ingebed in het veelal rurale sociale weefsel dat ook misstappen snel corrigeerde en al eens met de mantel der liefde bedekte.
Weliswaar in ruil voor het keurslijf van de sociale controle en de rigide eentonigheid van een zekere toekomst. Televisie gaf nog geen kijk op de wereld en zomerse avonden werden gezellig koutend op een stoel voor de deur besloten.
De romantiek van toen had een keerzijde: zichtbare armoede, arbeidsomstandigheden die nu alleen nog in ontwikkelingslanden bestaan, ongelijkheid van mannen en vrouwen en discriminaties die toen als vanzelfsprekend werden aanvaard…
Veel van deze problemen werden de laatste decennia door sociale strijd en overleg bijgeschaafd, althans in West-Europa.
De maatschappelijke druk is mede door de verstedelijking en de mobiliteit een heel stuk minder geworden. De vrijheid-blijheid van het individu heeft zijn intrede gedaan.
En meteen ook het nieuwe toverwoord dat het beleid nogal eens gebruikt: ‘de responsabilisering van het individu’. Hoe een mes al eens aan twee kanten kan snijden.
Wie ziek wordt dient zich de dag van vandaag eens te bezinnen of hij zelf niet verantwoordelijk kan worden gesteld en dus maar zelf moet opdraaien voor de kosten. Hier en daar gaan stemmen op om bv. patiënten met nicotineverslaving of obesitas te laten opdraaien voor hun COPD of bypass. Bingo voor de overheidsfinanciën. Ondertussen mogen de honderden tabakslobbyisten rustig hun gang gaan in de Europese cenakels en worden de taksen op tabak gretig aanvaard door dezelfde overheid.
Werklozen worden meer en meer gediaboliseerd, onder het motto dat ‘wie echt werk wil ook werk heeft’. In een tijd dat zowat dagelijks een bedrijf sluit en wanneer de overheid zelf zal afslanken, lees ‘minder arbeidsplaatsen aanbiedt’, lijkt dat toch geen sinecure.
De jeugd kan probleemloos alcohol kopen in warenhuizen en nachtwinkels. Een winkelier die in de USA alcohol verschaft aan een min 21-jarige is nog niet thuis.
Een overheid die haar intentieverklaringen niet in een effectief beleid kan vertalen faalt en wordt blijkbaar niet snel geresponsabiliseerd, maar schuift de hete aardappel door naar het individu. ‘Eigen schuld, dikke bult’, heet dat dan.
De Facebook-generatie uit haar ongenoegen en onrust niet meer op straat, maar in de sociale media. Het teveel aan vrijheid is voor veel jongeren een probleem geworden. Het staat bij mijn weten nog niet in de DSM-IV (want er bestaan nog geen pillen voor), maar ze kunnen lijden aan keuzestress, het nieuwe modewoord.
Niet alleen kan men tegenwoordig kiezen uit zowat vijfhonderd beroepen, maar men moet zich ook hierin kunnen onderscheiden en voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen. De concurrentie om die bepaalde job te bemachtigen kan wel bikkelhard zijn. Jobs worden ook al eens nauwkeurig bekeken: het moet een bevestiging zijn van wat men zijn ganse leven wil doen, flexibiliteit is een belangrijk punt en combinatie met privéleven is belangrijker dan vroeger. Ongebondenheid blijkt de grootste troef.
Twintigers hebben leren leven met de gedachte dat alles kan, dat ze zelf eigenaar zullen zijn van hun succes. Maar gelijk worden ze ook verantwoordelijk gesteld voor hun falen. Psychische decompensatie is dan niet ver meer weg.
Niet kunnen kiezen doet de toekomst uitstellen. Uit angst voor de toekomst en voor de megalomane wereld die aan hun controle ontsnapt? Of gevangen in het harnas van de vrijheid die nieuwe verwachtingen schept waaraan men moet kunnen voldoen. Het conflict tussen individu en maatschappij is nooit weggeweest.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2014)
VAN MOBIELTJE NAAR BROMVLIEG
Merkwaardig dat wat klokkenluider Edward Snowden ‘onthulde’ nu zo’n ophef maakt. Jaren geleden al stond hier een tekstje over Echelon. De ‘Signal Intelligency’, een samenwerking van USA, Groot-Brittannië, Australië en Canada die met satellieten onze telefoons, e-mails en faxen kan onderscheppen. Uiteraard heb ik het toen niet uit de duim gezogen: het was al open en bloot bekend.
In 2000 reeds deed het Europees Parlement een onderzoek naar het gebruik van Echelon II voor commerciële doeleinden. Het is natuurlijk een groot gemak te kunnen beschikken over interne documenten van grote Europese bedrijven en regeringen. En over de inhoud van hun onderhandelingen.
Lernout en Hauspie, later in handen van Scansoft, stonden aan de wieg van de spraakherkenning. Samen met de schriftherkenning is het een technologie die met rasse schreden vooruitgaat. Zonder die gesofisticeerde technologie is Echelon niet echt bruikbaar. Militair en commercieel dus zeer belangrijk.
Vreemd dat er jarenlange radiostilte is geweest over deze spionageactiviteiten, tot ene Snowden de kat weer de bel aanbond. Niets nieuws, alleen de omvang werd duidelijk gedocumenteerd.
Het afluisteren van ‘Mutti’ Angela Merkel door de Verenigde Staten is ook zo’n merkwaardig verhaal: hoe ongelooflijk naïef kan men zijn te denken dat dat niet zou gebeuren? Geëncrypteerde telefoons bestaan nochtans al langer.
Als de groten der aarde al geen communicatieveiligheid en privacy genieten, hoe zit dat dan met de gewone burger? Geeft hij nog om privacy of ondergaat hij alles argeloos?
Zowat iedereen kan met zijn mobieltje op zak gelijk wat quasi ongemerkt fotograferen en filmen. Met gezichtsherkenning die in volle opgang is, kan hij binnenkort alle beschikbare gegevens van de man die tegenover hem in de bus zit opvragen. Jammer ook voor onbezonnen Facebookgebruikers.
Wie staat er bij stil dat een GSM via Wi-Fi kan worden gevolgd? Een telecombedrijf dat gratis wifi-locaties aanbiedt, zou zelfs kunnen nagaan bij welke rekken in de winkel u blijft staan en hoelang. Ook Bluetooth is daar handig voor. Gerichte reclameboodschappen zijn dan niet ver meer af. Wifi-tracking heet zoiets.
Malafide winkels en internetsites bieden gadgets en software aan om het mobieltje van partner en kinderen ongemerkt te lokaliseren en af te luisteren. Niet alleen de gesprekken, maar ook de omgeving. Een idee voor een giftig ‘geschenk’. Mag wel verkocht worden, maar niet gebruikt, zeggen ze dan cryptisch…
Drones zijn de laatste ‘nieuwigheid’. Al ingezet als automatisch oorlogstuig, dat zelfstandig kan oordelen over wie moet worden gedood. Een bedrijf pakte uit met besteldienst via drones. Reclamestunt, want gelukkig financieel niet haalbaar. Een mens zou binnenkort niet eens de straat kunnen oversteken zonder eerst even in de lucht te kijken. De krantentitel: ongeval met pizza-drone.
Eens te meer wordt hier de privacy bedreigd. Een bedrijf dat zich vestigt op een obscuur eiland zonder privacywetgeving, kan hier voorlopig ongestoord opereren zolang het hier geen vestiging heeft. Goed gerief voor paparazzi, inbrekers en blijkbaar ook vastgoedmakelaars.
Kleine drones met camera zijn nu al vlot bereikbaar voor Jan Modaal. Gluren bij de buren is nochtans geen onschuldig vermaak.
De miniaturisatie neemt hand over hand toe. Alhoewel die ook zijn grenzen heeft. Volgens fysici zal die grens binnen vijftien a twintig jaar worden bereikt. Aan fysicawetten valt nu eenmaal niet te tornen.
Hebben we tegen die tijd minidrones die de grootte van een kever of een bromvlieg hebben? Stel u voor dat je dan niet zeker meer bent of je de bromvlieg, die neerstrijkt op je bureaulamp, kan vertrouwen…
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2014)
HUISARTS MET PARAPLU
Enkele jaren geleden wilde een verzekeringsfirma haar degelijkheid bewijzen met advertenties waarin steevast een paraplu voorkwam. Eén advertentie toonde een huisarts bij nacht op de drempel van een huis, onder de pletsende regen. Deze verzekering wilde blijkbaar worden geassocieerd met het imago van de huisarts: altijd paraat, ook op moeilijke momenten. Is dat imago nu nog bruikbaar?
Meer en meer huisartsen verwijzen ’s nachts en tijdens weekend steevast naar de wachtdienst. Ook al zijn ze gewoon thuis.
De televisieserie ‘Meneer doktoor’ toonde indrukwekkende portretten van de huisartsen van vroeger. Maar die tijd ligt definitief achter ons. Wachtdiensten waren toen niet vanzelfsprekend. Zij hebben vooral opgang gemaakt sinds de roemruchte artsenstaking van 1964. Het lijkt nogal wiedes dat artsen ook recht hebben op ontspanning en een privéleven. De mogelijkheid om naar de wachtdienst te kunnen verwijzen en afspraken te maken bij afwezigheid en tijdens vakantie waren een vanzelfsprekende en terechte verademing, die alleen maar kon bijdragen tot de aantrekkelijkheid van het huisartsenberoep.
Maar “ieder voordeel heb z’n nadeel” zegt men in het Noorden.
Patiënten en ook huisartsen vinden het een nadeel dat onderzoeken en opvolging in een ziekenhuis vaak door wisselende assistenten worden verricht. Het zal organisatorisch wel niet anders kunnen, maar patiëntvriendelijk is het niet. Er is een dossier zal je zeggen? Daar staan alleen fysische gegevens in. Zeer zelden over de kleine en grote bekommernissen van de patiënt, zijn kijk op gezondheid, compliance, leefomgeving, mantelzorg… Of gewoon maar hoe hij er uit ziet.
Dat geldt evengoed voor de huisartsenwachtdienst. Zelf betrap ik me erop veel vaker door te verwijzen tijdens een wachtdienst in vergelijking met eigen patiënten, die zijn mij natuurlijk bekend.
Is het een angstige patiënt of iemand die alleen hulp zoekt in hoge nood? Is zijn anamnese betrouwbaar? Zal hij echt terug contacteren als de toestand verergert? Enz.
Het kostenplaatje van ‘overbodige’ verwijzingen, ‘de paraplu open doen’ dus tijdens de wachtdienst, is niet gekend. Voer voor gezondheidseconomen.
De grootschaligheid van de wachtdiensten overal te lande zal de situatie niet verbeteren. Gewoon al de huisarts kennen van de patiënt levert nuttige informatie op. Klachten uiten, dialect en gewoonten hebben soms eigenaardige regionale verschillen. Stad-platteland bv..
De zorg tijdens de wachtdienst is de laatste twintig jaar ook erg veranderd. Toen waren de patiënten nog ziek, zou je met een boutade kunnen zeggen. Alleszins werd je toen regelmatig geconfronteerd met ernstige of spoedeisende pathologie, zoals acute astma, myocardinfarct, CVA, epilepsie, urineretentie…. Nu zelden.
Natuurlijk is de zorg verbeterd: zieken staan meer op punt, medicatie is effectiever, er is meer preventie en sommige ingrepen worden sneller uitgevoerd. Maar gelijk is er vermoedelijk een grotere stroom rechtstreeks naar spoedgevallen.
Als de interventietijd van de huisartsenwachtdienst langer wordt, zal die waarschijnlijk nog toenemen. Jammer, want bij een regionaal beperkte wachtdienst was de huisarts praktisch altijd ter plaatse voor de ‘100’. En eerste minuten kunnen zo hun belang hebben.
Natuurlijk zijn er nog huisartsen die er niet om malen tijdens het weekend een paar keer te worden gecontacteerd. Maar het imago van de eigen arts, die ’s nachts met een paraplu voor de deur staat, lijkt weg te deemsteren. Hoe dat te rijmen is met de continuïteit van zorg, toch altijd hoog in het vaandel van de huisarts, moet nog worden bekeken. Hoe patiënten daar naar kijken weten we niet, hun mening wordt trouwens nooit gevraagd bij evolutie in de gezondheidszorg.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2014)
WIE WORDT ARTS?
De toelatingsproef arts heeft de status van een media-event verworven. Zo’n beetje als Rock Werchter of de Tour de France. Met beelden van vijfduizend jongeren over de meerkeuzevragen gebogen. Met interviews over hun motivatie en verwachtingen. Helaas is het slaagpercentage niet groot. Terecht? Daar bestaan al langer twijfels over.
De proef werd in 1997 ingevoerd. Alleen in Vlaanderen, Wallonië is nog een vrijstaat. Met de bedoeling de slaagpercentages in het eerste jaar op te krikken. Maar het is uiteraard ook een verborgen numerus clausus, om het teveel aan artsen in te dijken.
De kandidaten worden getest op vier basiswetenschappen en op het omgaan met teksten. Ze ondergaan zowaar ook communicatietesten, als doekje voor het bloeden. Communicatie is zes van de veertig punten waard. Hoe je communicatievaardigheid met meerkeuzevragen over een ‘praktijkvoorbeeld’ kan beoordelen blijft me een raadsel. Geen mensen van vlees en bloed dus. Testen naar handvaardigheid zijn er vooralsnog niet bij. Alhoewel ik liever niet in de handen kom van een chirurg die alles weet over elektronenschillen, maar die in de praktijk een onhandige kluns blijkt te zijn.
Het is genoegzaam bekend dat de proef veel vals negatieven oplevert. Heel wat ‘niet geslaagden’ beginnen trouwens biomedische wetenschappen en slagen er met glans. Alhoewel het eerste jaar zowat gelijklopend is met geneeskunde, mogen ze toch niet naar het tweede jaar geneeskunde. Tenzij ze slagen in de toelatingsproef van de Vlaamse regering. Sommigen wijken dan uit naar Wallonië.
Wonderlijk genoeg lijken vrouwen benadeeld bij examens met meerkeuzevragen. Vandaar dat het ‘Amerikaans examen’, dat je moet afleggen om in het land van Uncle Sam geneeskunde te mogen uitoefenen, geen giscorrectie toepast. Een meer democratische test zonder discriminatie dus…. Vrouwen zouden minder risico nemen bij het gokken en daardoor lager scoren. Het zullen wel de hormonen zijn zeker (grapje).
Nu zijn er uiteraard believers en non-believers over het nut van de toelatingsproef. Vast staat dat het slaagpercentage in het eerste jaar stijgt. Qua efficiënt beheer van onderwijsbudgetten is daar niks mis mee. Maar wat staat daar tegenover? De eenzijdige selectie van kandidaat artsen heeft beslist invloed op het soort artsen dat zal worden opgeleid en op de geneeskunde die ons te wachten staat. Met ontegensprekelijk een verarming en verschraling in de diversiteit van het aanbod. De arts als eenheidsworst in het louter technisch-wetenschappelijk denken. Communicatievaardigheid, en leren denken in een filosofisch en sociologisch kader geven een heel andere dimensie aan de gezondheidszorg. Heel wat prima artsen van vandaag zouden de toelatingsproef niet hebben overleefd.
Rector Mark Waer uitte al zijn bezorgdheid over deze selectie van toekomstige artsen. Gaat men binnenkort nog artsen vinden die bv. psychiatrie willen doen?
Hij liet trouwens ook al een ballonnetje op over een truncus communis voor de bachelors aan de universiteiten, waardoor ook de keuze voor geneeskunde pas drie jaar later komt. Geen slecht idee. Op achttien kiezen voor geneeskunde is niet evident. Een studierichting kiezen is dat al niet en zeker niet een beroepsopleiding, wat de geneeskundestudie eigenlijk toch is. Het aantal artsen dat na enkele jaren voor een totaal ander beroep kiest, is verbazingwekkend groot. Dat is een teken aan de wand. Drie jaar later kiezen betekent meer rijpheid, een bredere basisvorming, andere motivatie en ietwat meer levenservaring. Komt echt wel van pas in de arts-patiëntrelatie.
Binnenkort rijdt de Tourkaravaan de bergen in. Op de Champs-Elysées zullen we weten wie gescoord heeft. Als de winnaar na jaren zijn ‘diploma’ al niet moet inleveren. Of de jongeren die slagen in de toelatingsproef ook goede artsen zullen worden, zal later moeten blijken. Veel zal afhangen van hun motivatie, hun inzet en de opleiding. Laten we duimen!
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2013)
TIJD EN RUIMTE
“Wat was er eerst: God of de tijd?” Met deze vraag stelde bibi de retraitepater in de abdij van Orval op de proef. De eerste retraite van het college, zestien jaar dus en toen al een slecht karakter. Want: als de tijd eerst was had God de tijd niet geschapen, als God de tijd had geschapen kon Hij niet eeuwig zijn. Hoe een puber een vriendelijke pater toch de duivel kon aandoen….
Een anekdote, maar tijd en ruimte hebben altijd al de mensheid gefascineerd. Filosofen en fysici zoals Einstein waren erdoor bezeten. Over hun theorieën zal ik het hier niet hebben. Wel over het feit dat tijd en ruimte belangrijke beperkende factoren in ons leven zijn waar niet aan te tornen is en die we amper kunnen beheersen.
De tijd staat niet stil en komt ook niet terug. Gezegden over de tijd zijn legio. Zoals ‘De tijd vliegt snel, gebruik hem wel’, ‘Gedane zaken nemen geen keer’. …
Het verleden biedt alleen herinneringen, cfr. het poëtische chanson ‘Avec le temps va’ van Léo Ferré. Van de toekomst zullen we maar een zeer klein deel meemaken, tenzij de Maya-kalender ons inderdaad laat stoppen op 21 december 2012 (sic)…
Allerheiligen is een van de dagen waarbij we kunnen stilstaan bij de eindigheid der dingen en bij het besef dat ons leven maar een stipje is op de tijdslijn. Het dwingt ons tot bescheidenheid en relativeren vooraleer we een gebeurtenis een ‘historisch’ feit durven noemen in onze beschaving. Dat gaat uiteraard niet op voor problemen die onze onmiddellijke toekomst kunnen hypothekeren.
In de lagere school waren er drie miljard mensen op de wereld. Even geen aandacht en oeps, plotsklaps zijn er verduiveld al zeven miljard…. Vlaanderen zagen we in die tijd tot een groot dorp worden, volgestouwd door een slecht grondbeleid dat ei zo na tot claustrofobie aanleiding geeft. Gronden worden schaars en duur zodat de jeugd gedwongen migreert naar goedkopere streken. Verstedelijking leidt vaak tot een meer agressieve en anonieme maatschappij. Reizen in erg dunbevolkte gebieden geeft dan ook bijna een cultuurshock, door het bevrijdend gevoel van de onbevangen weidsheid en rust.
Zeven miljard mensen. Nu gun ik iedereen het licht in de ogen, maar ‘trop is teveel’. De bomen groeien niet tot in de hemel. ‘De grenzen aan de groei’ is een zeer lezenswaardig rapport van de ‘Club van Rome’. Al van 1972 alsjeblieft. Nog altijd actueel, maar het wordt niet meer vanonder het stof gehaald. Alleen de klimaatcrisis had men niet voorzien. Wel de uitputting van de grondstoffen, de energiecrisis en de globale voedselcrisis. Die wordt nu toevallig voorspeld door de VN voor 2013. Oogsten mislukken zowat overal, zowel in de USA als in Rusland. Wereldvoedselvoorraden slinken. Speculanten rijven hun deel binnen. Prijzen van het basisvoedsel stijgen voortdurend. Met vervelende nevenwerkingen als politieke onstabiliteit. Ook patiënten die goed verdienen klagen van de prijs van het winkelkarretje.
De overbevolking zal nog toenemen door de steeds kleiner wordende bewoonbare en leefbare oppervlakte van onze aarde door de klimaatverandering. Zal de aarde daar zelfregulerend mee omgaan? De pest en de Spaanse griep hebben ooit miljoenen doden meegebracht. Misschien is u al de dreiging van de vogelgriep vergeten? Samen met meer dan drie miljoen vliegtuigpassagiers per dag kan die, volgens de WHO, na de te verwachten mutatie en uiteraard door het ontbreken van een vaccin, één vierde van de wereldbevolking treffen.
Gezondheid en welbevinden is voor de toekomst meer dan ooit een multidisciplinaire aangelegenheid voor geografen, fysici, chemici, biologen, bio-ingenieurs, ingenieurs, economen, sociologen, artsen enz.. Natuurlijk ook van politici die moeten leren stil te staan bij de werkelijke problemen die de toekomst van de jongeren zullen bepalen. En dat is heus niet BHV.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2012)
STEEK JE NEK UIT
Enkele maanden geleden schrokken de Amerikaanse traders zich een hoedje toen ze hun lijfblad
‘The Wall Street Journal’ opensloegen. Nouriel Roubiné, de alom geachte New Yorkse professor economie, vertelde boudweg dat Karl Marx, een bekend filosoof en economist, 155 jaar geleden gelijk had.
Wall Street moet rekening houden met de waarschuwing van Marx in zijn stelling dat het kapitalisme zichzelf zal vernietigen. Ontzetting op de beursvloer over de ‘communist’ in eigen rangen.
De beurshandelaren waren wel al vergeten dat dezelfde hoogleraar vier jaar geleden het tijdstip van de huidige crisis had voorspeld.
Wat later deed George Magnus, senior adviser, er op de website van Bloomberg nog een schepje bij. Hij raadde de beleidsmensen warempel aan Marx te bestuderen. Met de woorden: “Geef Karl Marx een kans de wereld te redden”.
Beide heren zijn beslist geen linkse rakkers. Vanwaar dan de hernieuwde belangstelling van economen? Boeken van en over Marx worden weer meer verkocht. Marx heeft er wel geen auteursrechten meer van en kan hoogstens met leedvermaak vanuit zijn hemel op ons neerkijken.
Op de borden van de Occupybeweging werden slogans meegedragen als ‘Marx had gelijk’. Meer moet dat niet zijn natuurlijk om de beweging, die ideologisch overigens weinig om het lijf heeft, met alle middelen verdacht te maken.
In Europa ontstond de beweging van de Indignados, op basis van een pamflettair boekje ‘Indignez-vous’. Geschreven door een krasse 94-jarige Stéphane Hessel. Schrijver en filosoof, met een staat van dienst als verzetsstrijder, Buchenwaldoverlever en coauteur van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het boekje is een oproep tot verontwaardiging tegen onrechtvaardigheid, tegen de groeiende kloof tussen arm en rijk, tegen de uitbuiting van het milieu. Maar liefst meer dan vier miljoen exemplaren verkocht en vertaald in 34 talen. Meer dus dan de best verkopende TV-kok. Ondertussen reist hij, met stijve leden maar toch kwiek van geest, met zijn boodschap de hele wereld rond. Was trouwens ook in België. Het is ‘zijn laatste etappe’ merkt de hoogbejaarde zelf fijntjes op.
Mei 68 is al lang geleden en behoort aan een generatie die nog kon dromen over een andere toekomst. Koesteren de jongeren nog dromen, ook al zullen die zoals vele dromen niet uitkomen? Zijn ze ingedommeld in een gemakzuchtig consumentisme of zijn ze vooral bezorgd of angstig om hun eigen toekomst?
Indignados komen langs in België, een pipo komt spreken over creationisme, een docente wordt ontslagen wegens haar protest tegen genetisch gemanipuleerde voeding. En toch verbazend lauwe reacties van studenten, dikwijls toch de beleidsmakers van morgen. Jammer is dat.
Vijftien procent van onze bevolking zit onder de armoedegrens. Heel wat anderen balanceren op de rand. De komende recessie zal het aantal armen nog doen toenemen. Eén procent extra werkloosheid doet het aantal zelfdodingen met 0,8 procent stijgen.
Griekse toestanden zijn weinig waarschijnlijk, maar één en ander laat vermoeden dat wat huisartsen nu al zien als gevolgen van de crisis, de komende jaren meer en meer hun aandacht en bezorgdheid zal vragen.
‘De Zevende Dag’ is best interessant. Dan zie je al eens ‘captains of industry’ bezorgd kijken over een gebrek aan langetermijnvisie en creativiteit in onze maatschappij. Eéntje waarschuwde zelfs tegen overconsumptie, wie zegt het?. Een grootindustrieel-met-voetbalploeg raadde jongeren zonder verpinken aan uit te wijken naar veiliger oorden met toekomst: Australië, Canada, Brazilië bv., en het zinkend schip Europa te verlaten.
Als jongeren in Europa de nek niet uitsteken hebben we nog altijd een krasse 94-jarige op voorraad. Stéphane Hessel heeft een nieuw boekje op stapel: ‘Engagez-vous!’. Tegen de mentaliteit van ‘ik kan er niets aan doen, ik red me wel’. Hij wil de jongeren hoop geven. Hoop schoppen, zeg maar.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2012)
DE KONINGIN IS DOOD
Koningin Fabiola is enkele uren dood geweest. Zij kwam weer tot leven. Dat was geen mirakel, maar gebeurde gewoon door het herroepen van het bericht. Nochtans was het verspreid via het gereputeerde Belga.
Een televisieprogramma nam de geschreven pers bij de neus door het verspreiden van fake studies. Verontwaardiging bij hun collega’s, die zo’n trukendoos niet deontologisch vonden. Geen spoor van zelfkritiek van de journalisten, die blijkbaar hun bronnen niet checkten.
Hoe dikker de kranten van de boulevardpers, hoe minder erin staat. Voor mij tenminste. Ben geen fan van bladzijden reportage over het huwelijk van William en Kate. De kont van Pippa, zus van Kate voor de niet ingewijden, ziet er misschien wel fraai uit. Maar daarom hoef ik geen bladzijde over de hypothese van corrigerend ondergoed.
De reguliere pers wordt al langer de vierde macht genoemd: de pers als hoeder van de democratie. De luis in de pels als het ware van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Maar zo’n luis is knap vervelend en wordt door machthebbers zelden op prijs gesteld. Wel jammer dat persvrijheid belangrijk is en in de meeste landen gewaarborgd in de grondwet. Machthebbers doen er dan ook alles aan om de pers te beheersen. Van het onschuldige(?) etentje met journalisten tot het bezit van een persimperium. Een Italiaans premier heeft er kaas van gegeten.
Persconcentratie en dus ook de concentratie van macht is zowat overal in de wereld aan de orde. Ook in eigen land verschuift een en ander in het televisielandschap, dat meer en meer met de geschreven pers verweven wordt. Televisie en pers onder één dak. Economische motieven zullen wel meespelen, maar het is een bedenkelijke evolutie. Informatie vergaren en verspreiden is een ongelooflijk machtsinstrument. Dat heeft men wel al een paar eeuwen door en het naziregime heeft met Goebbels een klassiek voorbeeld geleverd.
Mediatycoons hebben tonnen geld om onderzoeksjournalisten te betalen. Maar dat gebeurt niet zo vaak. Onzin over het Eurosongfestival maak je voor een prikje en daar is ook een veel grotere markt voor. De rekening is door de boekhouders snel gemaakt. Heel wat pers verliest dan ook de status het hart te zijn dat de democratie bewaakt. De koningin van de democratie is stervende.
Maar er zijn kapers op de kust. Wikileaks, voor bijna geen geld gemaakt, sloeg in als een bom. Als je iets wezenlijk belangrijk wil weten is dat een goed adres. Regeringen en multinationals zijn dan ook erg verontrust door deze vereniging van klokkenluiders. Julian Assange zal het geweten hebben: met alle mogelijk middelen wil men hem het zwijgen opleggen. Op zijn beurt dreigt hij ermee nog meer informatie te lekken als hem iets overkomt. Hij is geen oen natuurlijk en weet als geen ander dat informatie macht betekent.
Hij heeft meteen de bakens gezet voor wat men de internetdemocratie zou kunnen noemen. Er is geen weg terug. Sociale netwerksites en blogs zijn niet meer weg te denken. Het eerste wat een ietwat snuggere dictator bij onrust doet, is internet afsluiten.
Internet is een tweesnijdend zwaard. Wanneer de burger de overheid kan controleren, mogen we niet vergeten dat u en ik ook in de gaten worden gehouden. Uw bank kan u precies vertellen waar, wanneer en voor wat u geld hebt uitgegeven. Uw provider kent uw surfgedrag. Telenet weet wat uw voorkeurfilms zijn. Teksten en foto’s op Facebook kunnen u tot aan het graf achtervolgen. In een recente Panoramauitzending keek de journalist verrast toen een hacker zijn bankrekening en foto’s van zijn kinderen te voorschijn toverde. Keek meteen de beveiliging van de computer na. Bezwarend materiaal staat er niet (meer) op.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijk Tijdingen, mei 2011)
INTERNET EN GENEESKUNDE Inleiding e-Dokter & e-Patiënt
Deze avond komt er niet zomaar. Bij de keuze van een thema kijken wij gewoontegetrouw naar wat voor de huisarts bruikbaar en actueel is. Soms al een keer met een visionaire blik naar de toekomst en met een oog voor trends.
Managed Care, het thema dat aan de orde was in 1997, was toen quasi onbekend in België. Vandaag is het een facet dat onze gezondheidszorg binnensluipt.
De arts-patiëntrelatie is al eeuwen een vat vol communicatie. De geïnformeerde patiënt is vooral de laatste de laatste decennia in opmars. We staan mijlenver van wat we kunnen zien in de boeiende reeks ‘Meneer Doktoor’ van de VRT.
Een belangrijke nieuwe trend lijkt ons het opduiken van internet en andere media in de communicatie tussen arts en patiënt. Zij voegen een nieuwe dimensie toe aan de mondigheid van de patiënt.
De ene arts heeft er al meer mee te maken dan de andere. Maar dat deze trend toeneemt staat als een paal boven water. Als we de technische mogelijkheden van de toekomst bekijken, is alleen the sky the limit. Deze avond gaat niet over de techniek van de toekomst. Wel hoe we daar als arts mee omgaan en zullen omgaan.
Wat betekent dat voor onze relatie met de patiënt, wat zijn de ethische en deontologische valkuilen en welke juridische gevolgen kleven eraan?
De patiënt die via google geïnformeerd de arts confronteert met zijn eigen diagnose. Die de gestelde diagnose achteraf navlooit. Behandeling, bijwerkingen en alternatieven kunnen ook de revue passeren. Als je dan als patiënt toch bezig bent kan evengoed de arts gegoocheld. Facebook kan dan al eens gênant zijn. Het wordt de arts afgeraden om de patiënt te googlen.
Communicatie via internet irriteert de arts al eens als de patiënt onmiddellijk antwoord verwacht. Of als het vragen zijn die onvoldoende elementen bevatten voor een deugdelijk antwoord. Soms staan ze ei zo na dicht bij een telediagnose. Ook vragen om uitslagen via internet zijn niet zo vanzelfsprekend. Niet geëncrypteerd internet is niet zo veilig en een verkeerd e-mailadres kan voor problemen zorgen, zoals de ervaring van sommigen leert. En waar ligt de grens? Labo zonder interpretatie, RX, psychiatrische verslagen?
Nieuw is de gegoogelde diagnose. Voer een aantal symptomen in en je krijgt gegarandeerd een –niet gewogen- diagnose. Kan op het humeur van de arts werken, zeker bij een overtuigd vasthoudende patient.
De gecontroleerde dokter voelt zich alras op de vingers gekeken. Zullen we maar toegeven dat we niet alles weten en al een keer bv. een interactie van medicatie over het hoofd kunnen zien? Ja toch.
Is dat dan een bron van irritatie en conflict of kan het een meerwaarde betekenen voor de consultatie? Een nieuwe solidariteit tussen arts en patiënt over een probleem?
Zowel artsen als patiënten zullen moeten leren omgaan met nieuwe communicatietechnieken en gewoonten.
Communicatie wordt definitief anders, de patiënt wordt anders geïnformeerd. Artsen delen meer en meer hun medische kennis met de patiënt, en dus ook het ‘monopolie’ van de medische ‘macht’. Daar moet iedereen leren mee omgaan. Bedacht voor nieuwe omgangsvormen, nieuwe relaties en rechten die eraan ontleend worden. Bedacht voor de ethische en de deontologische aspecten. Behoedzaam voor mogelijke juridische claims. Omgang met de nieuwe media zullen arts en patiënt nog moeten leren.
Trends en voetangels worden hier besproken. De nieuwe toekomst is misschien nabijer dan we denken. Telegeneeskunde staat misschien voor de deur. De patiënt die een foto doorstuurt naar de dermatoloog. De huisarts die vanuit het bejaardentehuis een immobiele bejaarde toont aan de specialist. Sommige patiënten met long- en hartfalen worden vandaag al gemonitord vanuit het ziekenhuis.
Over deze toekomst reflecteren we deze avond. Hiervoor rekenen we niet alleen op de sprekers, maar ook op jullie ervaringen en inzichten.
Dr. Karel DE KOKER (Inleiding van een symposium op 17 maart 2011)
DE HELAASHEID VAN HET GELUK
Een mens leest al eens een boek. Deze keer ‘De Helaasheid der Dingen’, van Dimitri Verhulst. Mooi boek overigens, ook door Nederlanders goed onthaald. Die laven zich aan het schattig smeuïge Vlaams en de ‘Vlaamsche’ toestanden van weleer.
Het gebeurt niet zo vaak dat een nieuw woord –helaasheid- meteen regelmatig opduikt in pers en debatten. Zo wordt de moeizame regeringsvorming omschreven als de ‘helaasheid van de politiek’. De ‘helaasheid van de kerk’ en de ‘helaasheid van het onderwijs’ vind je ook al in teksten. Wel intrigerend dat je ook bij googlen geen definitie vindt van het woord. Niemand waagt zich eraan de ‘helaasheid’ ook te duiden. Bij ‘van Dale’ zullen ze zich misschien nog een punthoofd denken.
Het buikgevoel waarmee het woord helaasheid nu wordt gebruikt, doet denken aan de onvermijdelijke wetten van het leven die we niet allemaal kennen, of niet kunnen beheersen. En aan het onvermijdelijke dat we ondergaan met een zeker fatalisme, in de hoop dat het ook het zinloze goed komt. Om Dimitri Verhulst te citeren: ‘het leven is een eeuwige estafette waar niemand de zin van kent, maar waar men zich vastklampt aan de grote helaasheid der dingen’.
Dit schept de illusie dat alles ons overkomt, zonder dat we kunnen ingrijpen in ons leven of in onze omgeving. Natuurlijk kunnen we sturen. Maar altijd en in alles? Nee dus.
De helaasheid van de voeding bvb moet ons interesseren. Economische belangen doen de genetisch gemanipuleerde voeding steeds verder oprukken. Wetenschappelijke bewijzen dat daar medische bezwaren aan kunnen kleven, worden door handige virale ‘marketing’ bij de publieke opinie onderuitgehaald. Hebt u al die afzichtelijke zalm gezien die in China experimenteel (?) gekweekt wordt en die, dankzij inplanting van een groei-gen, na één jaar al zeven keer meer weegt dan de zalm die u en ik willen eten? Toch houden we er best rekening mee dat dergelijke uitwassen ooit ongeëtiketteerd op ons bord kunnen belanden.
De dag van vandaag kan je ook een personal development coach inhuren (65 € per uur zegt de krant) om je leven te sturen. Geen psycholoog dus, maar iemand die je helpt om richtinggevende beslissingen in je leven te nemen. En die je leert dat geluk niet hetzelfde is als perfectie. Ook het geluk al in een bouwpakket.
Dat past wonderwel bij een interview deze week op Studio Brussel. Mijn voorkeurzender in de auto. De geïnterviewde, vermoedelijk een academicus, geeft lessen in geluk. Volgens hem is de werkelijkheid voor iedereen gelijk, maar hangt het geluk af van de manier waarop je naar die werkelijkheid kijkt. Mijn mond viel open van verbazing, geen gezicht voor de andere chauffeurs. Ben er vrijwel zeker van dat die man geen werkloze, laaggeschoolde man met gezondheidsproblemen is. En dat hij zelf naar een andere werkelijkheid kijkt.
Ook al leven we allemaal met een andere werkelijkheid, dan nog nemen we de helaasheid van de toekomst best in eigen handen.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2010)
VANDAAG BEGINT DE TOEKOMST VAN GISTEREN
Half december hadden we nog bloeiende geraniums aan het venster. Nooit eerder vertoond. Kopenhagen een beetje tastbaar.
Krant, radio en televisie berichten als jezuïeten over de economische crisis. ‘De recessie lijkt voorbij te zullen glijden, maar de crisis moet nog komen’. Dat zal de modale burger worst wezen. Hij weegt zijn welvaart en welbehagen niet af aan het beursklimaat. Voor hem telt wat hij kopen kan voor het maandloon. En de zekerheid op werk, zijn toekomst.
Hij heeft ontdekt dat zelfs werkgevers die een rots in de branding leken te zijn, zich plots ontpoppen als een reus op lemen voeten. Regeringen en nationale vakbonden moeten de duimen leggen voor goed geoliede multinationals. Vakbonden vegen nog altijd voor eigen deur. Maar ook werknemers kopen liever goedkoop chinees.
Ter verpozing worden we nu steeds meer geconfronteerd met de klimaatcrisis. Milieu, economische bedrijvigheid en groei zijn onherroepelijk met elkaar verbonden. De profeten van Groen, ooit verdacht van geitenwollen sokken, krijgen meer gewicht. Alhoewel economie nooit hun grote thema was. Of ze zullen doorwegen in Kopenhagen is lang niet zeker. Zelfs de historische conferentie in Kopenhagen is er ook eentje van koele rekenaars. Die de economische schade van een klimaatcrisis al lang verrekend hebben.
De plotse bijsturing van China en USA kan ook ingegeven zijn door het besef dat het water in Sjangai en San Francisco tot aan de lippen zou kunnen komen. Dan komt niet alleen Leiden in last.
Gelijk komen de regeringsleiders ook een alibi kopen in Kopenhagen. Zij weten, zo hoop ik toch, dat het adagium van de Girardin ‘Gouverner, c’est prévoir’ van alle tijden is. Maar milieuvriendelijkheid kost ook geld en dat wordt dus inleveren. Dwingende richtlijnen van een internationale conferentie zijn dan ook handig meegenomen voor het thuisfront.
Ook op ons thuisfront worden we regelmatig herinnerd aan ons milieugedrag. Dochterlief: Gebruik niet teveel keukenrol, de bomen weet je. Vlees is slecht voor het milieu: teveel energie. Print maar dubbelzijdig. Hebben we een roetfilter? Natuurlijk zijn die opmerkingen terecht. Maar ik houd stiekem achter de hand dat cosmetica vaak ook met dierproeven gepaard gaan. Een nuchtere zoon dan: niet alleen CO2 is belangrijk, maar ook de uitzetting van het zeewater door de temperatuurstijging. Zover had bibi nog niet gedacht… Weet niet eens of zijn theorie klopt.
De belangstelling voor het milieu stijgt opmerkelijk. Velen slaan driftig aan het isoleren, overal verschijnen zonnepanelen. Ook alerte hoogbejaarden, voor wie de toekomst al voorbij is, zijn bezorgd. Zij spreken niet meer over de mooie zomers van weleer. Milieukennis slaat ook toe in het onderwijs. Aardrijkskunde, fysica, godsdienst en moraal zijn vakken die zich uitstekend lenen tot bewustmaking. Dat is een goede zaak. Want er is inderdaad geen plan B voor de aarde.
Koop een keer energievriendelijke kerstverlichting. Uw bescheiden bijdrage tot het milieu en de economie. Een ietwat cynische suggestie van een poenscheppende energieleverancier. Toch van harte een gezellige kerst en beste wensen voor een vreugdevol en deugddoend 2010!
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2009)
NIET ALLES IS WAT HET LIJKT
Niet iedereen bezit beurswaarden. Maar wel Jef, Piet en Louisa. Die staarden de laatste maanden met steeds grotere ogen naar hun dalende waarden. Hun zuurverdiende centen en een pensioen verdampen steeds meer in een esoterische rook. Leuk is anders.
Gelijk bleven ook verantwoordelijken onzichtbaar, onbereikbaar en vooral ongrijpbaar. Duistere communicatie, want wie het zou kunnen weten, weet het ook niet. Of met minder zekerheid dan de huidige weerberichten. Onzekerheid troef. Eén ding werd zeker: het sprookje is uit en de sprookjesschrijvers voorzien geen happy end.
Door de internationale financiële en economische crisis komt de wereld tot het besef dat heden en toekomst een virtuele ruimte worden. De zwarte, met geld gevulde kous van weleer is niet meer. Vervangen door een zwart gat. Niets is wat het leek. De tastbaarheid van de wereld gaat verloren.
Vrienden van vlees en bloed – naar de geprezen VRT-serie- worden ook steeds zeldzamer. Mensen eenzamer. Cafés, verenigingen, buurten en het dorpsplein hebben al langer ingeleverd. Chatvrienden en facebook nemen steeds meer de plaats in van sociale netwerken. Al blijkt wel eens dat het toetsenbord van die erotiek uitstralende Nathalie betokkeld wordt door een chagrijnig heertje.
Op sommige tijdschriftenredacties maakt men zich vrolijk om de verzonnen getuigenissen en lezersbrieven. Onze omgeving wordt niet alleen toenemend bevolkt door ersatz, maar erger nog: door doodgewoon nepgebeurtenissen of non-events.
Diezelfde virtuele wereld wordt binnenkort geconfronteerd met de harde realiteit. Als de crisis eraan komt, zal een verwende generatie zijn behoeften moeten bijstellen. Mentaal geen gemakkelijke klus. Materieel ook niet.
Een botsing tussen generaties dreigt er immers aan te komen. Zal de verarmde generatie zo genereus zijn om de pensioenen en voorzieningen van de vorige generatie te financieren? Of zal ze ouders en grootouders de rekening presenteren van argeloos en roekeloos potverteren?
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2009)
ONBEVANGEN SPEELSHEID
Binnenkort heeft een groot deel van de bevolking uitzicht op een heerlijke vakantie. Niet iedereen, dat vergeten we al eens. Maar ook voor wie met vakantie gaat, geldt het adagium: ‘geen lust zonder last’.
Daar staan een paar duivelse uitvindingen garant voor. Examens en belastingaangifte. Beide zijn een van de weinige zekerheden in het leven. Je hoort me ook niet zeggen dat ze onnodig zijn. Maar waarom ons dat nu net in de mooiste tijd van het jaar moet beslommeren, is me een raadsel. Weg die onbevangen speelsheid van juni.
Examens hebben nog nooit een student kunnen bekoren, of hij moet al masochistische trekjes hebben. Drievierde van de studenten zou er volgens recente enquêtes stress bij hebben. Vroeger niet natuurlijk, want toen werd dat nog niet bevraagd. En iets wat je niet meet, bestaat niet.
Toch volgen ze thuis schaamteloos en uitgebreid het EK Voetbal. We sluipen niet op kousenvoeten door het huis en doen gewoon gewoon. Of toch niet helemaal. Meer zorg om beschikbaar te zijn. Tandje bijsteken voor potentiële examenvragen. Tersluiks toch wat meer vertroetelen en aandacht voor rust?
Tweevijfde van de ouders zou een paar dagen vakantie nemen om hun kroost bij te staan tijdens de examens. Ouders die zelf ook steeds meer geconfronteerd worden met eisende en stresserende arbeidsomstandigheden. Willen ze hun kinderen hiervoor behoeden of er leren mee omgaan?
En toch hebben vele ouders het ganse schooljaar hun best gedaan om hun kinderen te begeleiden. En heel wat scholen zorgen de dag van vandaag voor programma's om ouders met minder bagage te ondersteunen.
Mooie verhalen overtuigen niet altijd. Ook al zijn ze heel echt waar.
Zoals het mooie verhaal dat er zonder wiskunde duisternis zou heersen: wiskunde als moeder van alle wetenschappen. Puur en bloedmooi in zijn abstractie. Maar de jeugd kijkt argwanend als je de esthetiek van de wiskunde durft te bejubelen. Ze is niet altijd in vervoering voor een mooi, helder en bondig bewijs. Ze is er wel gevoelig voor dat we zonder die ‘saaie’ wiskunde een wereld hadden zonder gsm’s, computerspellen, elektrische gitaren en brommers.
Aversie voor wiskunde is natuurlijk al langer bij velen ingebakken.
Nieuw is wel de taalslordigheid. Nu ben ikzelf nooit zo dol geweest op die vreselijke Franse werkwoorden. Uitspraak Engels leek me een nachtmerrie.
Wat je nu soms hoort op openbare omroepen lijkt me niet altijd pluis. Het is blijkbaar ook bijzonder ongehoord sms’jes te plegen in behoorlijk Nederlands. De standaardtaal gaat zienderogen achteruit. Jammer voor leraren Nederlands die blijkbaar als eindterm alleen een ‘bruikbaar’ Nederlands moeten halen.
Toch blijven nauwkeurig formuleren, een verhaal vertellen en overtuigen, belangrijke instrumenten in de samenleving. Taal is vaak krachtiger dan wapens.
Onderwijs is al langer het stadium van overbrengen van schoolse kennis voorbij. Verwoorden en creatieve oplossingen voor problemen leren zoeken, zijn een gelukkige nieuwe trend. Ook een opdracht voor onze kinderen.
Laten we mild, begrijpend en steunend zijn als het misloopt. Samen vreugde hebben en naar de toekomst kijken als het goed loopt.
Prettige vakantie!
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2008)
BEELDEN VAN ZEVENTIEN
Trots staat onze zoon in zijn volle lengte voor mij. Straks zeventien. Hij monstert zijn vader met gespeelde meewarigheid. ‘Je bent klein geworden’.
Op een dag merk je inderdaad plots dat je zoon een handlengte groter is geworden. Hij is natuurlijk die morgen niet groter opgestaan. Maar het leven gaat geruisloos verder, tot je er bij momenten verrassend mee geconfronteerd wordt. Dat zijn dan beelden en momenten die bijblijven.
Ik had er mij al bij neergelegd bij armworstelen ook al het onderspit te moeten delven. Hij doet aan bodybuilding-zonder-hormonen. Waarschuw hem tegen het Schwarzenegger-look. Daar vallen interessante vrouwen niet voor, zegt zijn weliswaar niet atletische vader. Die heeft het niet zo voor vrouwen met hopen piercings en tattoo’s, in leren jassen op een moto.
Zoonlief ontkent niet dat boeiende vrouwen ook hersens hebben. Maar een jongen in zijn publiciteitsjaren zegt er meteen bij: ‘Ja, ja, maar de eerste indruk telt ook…’. Daar heeft hij een punt natuurlijk.
Zijn zus aanschouwt de hele toestand met meewarige filosofische blik. Vrouwen weten blijkbaar intuïtief dat mannen nooit volwassen zullen worden.
Het is een moment om terug te blikken op mijn eigen zeventienjarige leeftijd. Merkwaardig genoeg blijkt het in mijn herinnering weinig concreet, alleen een sfeerbeeld blijft over. Aan te vullen met anekdotes en merkwaardige gebeurtenissen. En met wat ik toen schreef of fotografeerde.
Het was wel een reuzetijd van verwachtingen en excentrieke plannen voor de toekomst. Van idealisme en verbondenheid met lotgenoten. Een tijd ook die je ondergaat en waarin je meedrijft in de tijdsstroom. De sores van de jongeren toen is verdwenen in de nevelen van de tijd.
Nu weten we als ouders en artsen niet altijd zo bijster veel van de heersende jeugdcultuur. Je vangt er flarden van op, je ziet en probeert te begrijpen. Generaties evolueren steeds sneller. Onderzoeken over jeugdcultuur zijn soms al verouderd bij publicatie. De interpretatie van de resultaten is nogal eens gekleurd: ze kan een afkeurend, waarschuwend of hoopgevend tintje hebben. Dikwijls leveren ze niet veel meer informatie dan wat we toch al menen te weten.
De huidige generatie is duidelijk meer consumptiegericht, de beeldcultuur is verder in opmars en verhalen over bijtjes en bloemetjes hoeven ze ook niet meer. Ze download schaamteloos muziek en houdt van merkkledij. Pesten op school wordt meer gerapporteerd. Schooldirecties ontvangen steeds meer getuigschriften van leerlingen die aan één of ander –isme lijden.
Sinds de oudheid beklagen de ouders zich over de nieuwe generatie. Toch komen al die generaties waarempel op hun pootjes terecht. Zij zullen de leefwereld hebben die ze zelf opbouwen en verdienen.
Opvallend is dat de huidige jeugd zelfzeker en trots in de wereld staat, soms verrassend taalvaardig is en vrij vlot over gevoelens en emoties praat.
De verwondering om de verkenning van de wereld, de trots om op die wereld te zijn en zijn ding te doen, de durf om naar buiten te treden zijn een belofte voor de toekomst.
Het hangen, prutsen, zeveren en branie van de adolescenten nemen we erbij. Tja, dat doet denken aan vroeger.
Hun ouders zijn alleen verantwoordelijk voor de wereld die ze voor hun kinderen hebben voorbereid.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2007)
CONSUMPTIE EN GEWELD
Eindejaar en de soldenmaand zijn hoogdagen voor onze consumptiegevoelige medemens. Met cadeaus en solden wordt er blijkbaar niet gesold.
Unizo, Bancontact en kredietkaarten brengen ons financiële gedrag onfatsoenlijk nauwkeurig in kaart. Ik stond versteld van de bedragen die per gezin besteed worden.
Kredietkaarten en financieringsfirma's helpen de consument om ongegeneerd in het rood te gaan. Ook al is de zomervakantie misschien nog niet afbetaald. Een paar honderdduizend gezinnen zijn er de dupe van. Wie kent er geen mensen die ondoordacht oeverloos in de schulden zitten?
Het is soms een moeizame zoektocht naar het ultieme cadeau om familie en vrienden te plezieren. Jachtig rondstruinend in drukke winkels. Maar de blijheid en enthousiasme waarmee deze cadeaus in ontvangst worden genomen, kregen een flinke deuk. E-Bay onthulde dat nogal wat van deze liefdevol uitgezochte cadeaus, binnen de kortste keren harteloos en schaamteloos in harde valuta worden omgezet.
Natuurlijk hebben u en ik ook wel zo'n cadeaus die behoren tot het genre nutteloos, onzinnig en zelfs smakeloos. Maar toch wen je eraan, en na verloop van tijd kan je er zelfs vertederd naar kijken. Tot in een nabij verleden was het 'not done' je van zoiets te ontdoen. Porselein kon je natuurlijk wel uit de handen glippen.
Van de weeromstuit hebben we ons op een heerlijk sombere dag uit de verlichte straten teruggetrokken in de gevangenis van Tongeren. Vrijwillig welteverstaan.
Het gaat om een recent gesloten gevangenis, met een permanente opendeur voor bezoekers. Niet zoals in Dendermonde dus.
Enkele cellen zijn authentiek bewaard. De nachtemmers zijn wel leeggemaakt. Het geeft een ontstellend benauwend gevoel. Cellen van 2,5 op 2,8 meter voor twee of drie mensen. Tegen het plafond een klein raampje zonder uitzicht. Je kan je gemakkelijk inleven in de spanning tussen die mensen en in hun irritaties om onbenulligheden. Letterlijk om de muren op te lopen. De kinderen huiveren en hebben de celdeur niet graag toe.
Alleen uitzicht op muren, beschreven met de bedenkingen van de vorige bewoners. Behangen met tijdschriftfoto’s van onbereikbare schaars of minder geklede vrouwen. Steeds onzichtbaar begluurbaar door een cipier. Privacy nul. Brieven gelezen en telefoon afgeluisterd. Het gedicteerde doen en laten.
Er liggen wat dagboekfragmenten van Jan met de Pet die een misdaad begaan heeft. Geen beroeps dus. Met reflecties over hoe het zover kunnen komen is. Over berouw en spijt, dat steeds na de zonde komt. Vaak ingetogen en verhelderend, wellicht ook therapeutisch voor de gevangene.
Iedere huisarts heeft wel ex-gedetineerden in zijn patiëntenbestand. Zo ken ik een innemende, vriendelijke en zelfs zachte man. Tot de stoppen doorsloegen. En hij een moord pleegde.
Dit is natuurlijk geen pleidooi voor straffeloosheid van misdaden. Maar we stelden ons tijdens de terugreis wel vragen of een mens beter wordt in de gevangenis. Je kan er zoveel 'leren'’.
Huisartsen zien regelmatig de gevolgen van overconsumptie en geweld.
Over geweld kunnen we nog een woordje meepraten. Maar niet over onverwacht emotioneel geweld. Een bevlogen strafpleiter als Vermassen heeft er wel achteraf een plausibele verklaring voor. Maar dat is geen preventie. Hebben huisartsen een rol in preventie van geweld?
Preventie van overconsumptie ligt zeker nog moeilijker: alras gecatalogeerd als bemoeizucht. Tot het tot treurnis leidt, met OCMW en budgetbeheer.
Maatschappelijke ziekten waar we geen vat op hebben?
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal uit Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2007)
VERBAZING EN RISICO
Naar Disney Paris geweest. Pretparken zijn niet echt mijn ding, maar kinderen willen ook eens wat. Disney, een wonderlijk product van fantasie en consumptie. Amerikaans maar toch met een Franse slag. De parade aan ons voorbij laten gaan en het eten was eetbaar.
Zoals verwacht ging de eerste rush naar de achtbanen. Goed vastgeriemd, blik op oneindig en de versnelling: daar is het vakantiegevoel weer. Voor de kenners: Space Mountain en Rock ‘n’ Roller Coaster spraken het meest tot de verbeelding. Maar zonder chauvinistisch te zijn: Belgische parken moeten terzake niet onderdoen.
Kicks wennen natuurlijk. Denk maar aan de parodie van Mister Bean die in slaap was gesukkeld na een ritje in een duizelingwekkende achtbaan. De naoorlogse tuimelmolen van ocharme zes meter hoog zou nu de lachlust opwekken.
Het is steeds moeilijker mensen te verbazen. Kinderen ontsnappen daar niet aan. Ook vaders niet, het adagio indachtig dat mannen nooit echt volwassen worden.
Ons streven naar steeds hoger en sneller lijkt wel ingebakken. Ook in het dagelijks leven is dat zo. Wij verwachten steeds meer van industriële producten, zijn steeds meer veeleisend voor de dienstverlening en vinden steeds meer vanzelfsprekend: blasé heet dat dan. Dat mag-het-ietsje-meer zijn is een gezonde uitdaging voor individuen en organisaties, al krijgen sommigen het op de heupen van regelneverij.
Terug thuis vertelden de buren monter dat er in Duitsland iemand dood was gebleven na een rit op een achtbaan. Dat fenomeen was me toevallig bekend. Als ik me goed herinner zijn er zo’ acht gezonde mensen overleden na een rit en wordt de maximale toegelaten versnelling beperkt tot vijf G. De uitbaters hangen waarschuwingen uit voor personen met hartklachten, hoge bloeddruk, nekklachten en de zwangere vrouwen. Het lijkt zo’n beetje op de bijsluiters van medicamenten. Het aantal G’s die je ondergaat staan er nog niet bij.
Tijdens vakanties nemen we al eens risico’s, alleen al door dingen te doen waarmee we helemaal geen ervaring hebben. Daarom is zoals bekend het sterfterisico op vakantie niet gering. Achtbanen zijn natuurlijk een zachtaardig risico.
Maar in het dagelijkse leven hebben ambitie en grootschaligheid ook hun prijs en vergroten de risico’s. Artsen weten bv maar al te goed dat, sinds we beschikken over medicatie die echt werkt, de nevenwerkingen ook relevanter zijn. Daar hebben we onderhand als vanzelfsprekend leren mee leven. Of de kunst van het evenwicht tussen ambitie en risico.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2006)
NOOIT EN ALTIJD
Deze namiddag op huisbezoek in de stad. De bejaarde dame woont, alleen met een kat, in een appartementsgebouw van verdiepingen hoog. Zij had mij kunnen overhalen eens een bloedonderzoek te doen voor haar lusteloosheid. Klinisch onderzoek en luisteren naar het verhaal van een turbulent verleden hadden geen soelaas gebracht. Ook voor mij bracht dat labonderzoek natuurlijk wat meer zekerheid. Bij een lusteloze zeventigplusser weet je maar nooit. Telefonische geruststelling bleek niet genoeg, er mocht wat extra’s bij zijn: een uitvoerige bespreking op huisbezoek.
De vraag: ‘Zijt ge nu echt zeker dokter, dat ik niets mankeer?’, lag in de lijn van de verwachtingen. Dan antwoord ik nogal eens, met grote stelligheid, dat er twee woorden zijn die niet bestaan in de geneeskunde. Op vragende blikken: de woorden altijd en nooit.
Een meer indringend doordenkertje kan zijn: ‘Misschien heb ikzelf wel longkanker, maar zolang er geen röntgenfoto gemaakt is, heb ik er geen.’
Men moet de dag van vandaag wat oneliners in huis hebben.
Natuurlijk is dat maar een aanzet voor de discussie over wat de patiënt van de dokter of van de geneeskunde verwacht. Zo’n gesprek is niet simpel. Het probleem is, dat de patiënt zekerheid en bevestiging komt kopen bij de arts. Helaas kan die hem alleen maar waarschijnlijkheid bieden. Waarschijnlijkheid is haalbaar en betaalbaar. Zekerheid is niet altijd bereikbaar, kan zeer duur zijn, onnuttig en zelfs gevaarlijk.
Er is natuurlijk een wereld van verschil tegen pakweg voor de Tweede Wereldoorlog.
In hun relatie met artsen hebben patiënten veel meer zelfvertrouwen en kennis verworven. Eisen en verwachtingen zijn sterk toegenomen.
Ook artsen benaderen hun eigen medische kennis en kunnen veel kritischer. Omgaan met onzekerheid is een belangrijk thema geworden in de opleiding van de artsen. Zij hebben ook leren denken in termen van Evidenced Based Medicine. De getrainde arts terzake zal misschien begrippen hanteren als vòòrkans, aantonende en ontkennende kracht van argumenten. Maar lang niet altijd. Ervaring en intuïtie geven ook een toegevoegde waarde aan de kennis.
Als arts moeten we de wetenschappelijke explosie nog goed leren hanteren. We moeten vooral leren hoe we daarmee moeten omgaan naar de patiënten toe. Hoe meer de arts weet, hoe onzekerder hij wordt.
Er is zowaar een cultuurverschil tussen de zoektocht naar zekerheid van de patiënt en de zoekende onzekerheid van de arts. Dat beïnvloedt de communicatie tussen arts en patiënt. De aureool die de arts vroeger uitstraalde is gestaag weggedeemsterd.
De onzekerheid van de medische professie verkopen aan de patiënt is andere koek. De modale arts wil geen valse verwachtingen creëren, maar ook niet afgaan als een gieter.
Charlatans, genezers en toverdokters gaan er moeiteloos mee om, het is hun vak. Daar artsen niet over die aureool beschikken, blijft overleg met de patiënt over het aanwenden van diagnostische middelen en over de verwachtingen die men mag hebben in de geneeskunde, een nieuwe uitdaging.
Dr. Karel De Koker (Editoriaal uit Wetenschappelijke Tijdingen, september 2005)
HET VERLIES VAN DE ONSCHULD
Ga dan al een keer met je kinderen een eerbare boekhandel binnen om een goed rapport te belonen. Vooraan in de winkel hangen een aantal posters met fijne vleeswaren. Zegt onze elfjarige dochter met een uitgestreken pokerface: ‘Blijf hier maar wat rondkijken papa, ik zal zelf wel gaan zoeken in de winkel.’ De zoon van veertien kan het grinniken niet laten. Nu ben ik de soms snedige mondigheid en humor van de kinderen wel al gewend, maar toch stond ik even perplex.
De onverbloemde openheid van de kinderen verrast mij nog steeds en stemt mij gelijk ook vrolijk. Maar hoe lang duurt het nog tot zij als volwassenen ingepast worden in een stroom van ideeën die ‘bon ton’ zijn en passen in de maatschappelijke eisen? Zullen zijn er hun eigenheid en originaliteit aan toe kunnen voegen?
Het verheugt mij nog altijd als mensen verroeste systemen in vraag durven te stellen. Of met nieuwe ideeën komen, die haaks staan op geldende normen. Vroeger had je daar hofnarren of profeten voor. Wie niet die ambitie had kon het ook proberen als ideoloog of als wetenschapper. Of gewoon met een origineel idee. Voorbeelden zat van wat ideeën van één man of vrouw aan onze beschaving hebben bijgebracht of toegebracht.
Ook in de medische wereld blijven trends tegentrends veroorzaken. Maar goed ook, kwestie van niet in te dommelen in zelfgenoegzaamheid.
Zoals u weet wordt er nu erg veel zorg besteed aan de opleiding van artsen. Andere artsen waarschuwen er dan weer voor dat we de capaciteiten van de artsen niet mogen laten verloren gaan door de opleiding.
Een paradox? Neen. Hiermee bedoelen zij dat de normerende richtlijnen van de opleiding oog moeten hebben voor de eigen persoonlijkheid van jonge artsen. Met hun eigen levensgeschiedenis en cultuur. Dat de onbevangenheid en originaliteit van jonge mensen niet blindelings mag verkapt in eenheidsworst. Dat prototypes een verschraling zijn van de verscheidenheid. Vele opleiders zeggen niet nee tegen deze gedachtegang. Zo hoorde ik een mooie verklaring van het woord educatie: komt van e-ducere: naar buiten leiden.
Dit sluit meteen aan bij een visie rond EBM. Het is genoegzaam bekend dat meer medisch handelen dan ons lief is deze toets niet doorstaat. Sterker nog: als we voor bepaalde aandoeningen die EBM beheersen, komt dat heel vaak niet tot uiting in ons feitelijk handelen. Dit feit benoemen alleen al wekt bij sommigen wrevel. Nochtans behoort de studie van de randvoorwaarden, die verantwoordelijk zijn voor dat fenomeen, evengoed tot de EBM.
Het ‘kunnen verzaken aan de plicht’is ook iets wat diskreet opgang maakt in de opleiding. In feite is het een besmetting uit de maatschappelijke discussie omtrent prestatiedwang en schuldbesef in onze westerse wereld. Vertaald naar de opleiding betekent dat natuurlijk niet dat men artsen zonder plichtsbesef wil vormen. Het heeft te maken met het persoonlijk functioneren van de artsen. Het wil benadrukken dat men niet het onderste uit de kan moet willen halen, maar even goed aandacht moet hebben voor gezin en persoonlijke ontwikkeling.
Recent verscheen er een boek over de ‘cholesteroloorlog’. Zelden heeft een boek zoveel deining veroorzaakt in de medische wereld. Het ‘Kiwi-model’ staat eizona in het woordenboek. De farmaceutische industrie reageert krampachtig en argumenteert tegen Dirk Van Duppen. Vele argumenten scoren nogal zwak. Politici springen euforisch op de kar van de mirakelbesparing.
Zowel industrie als overheid geven werk aan topadvocaten voor een komende juridische veldslag. De discussie over een idee dreigt te worden vervangen door een gevecht tussen kommaneukers. De lobbyingmachine komt op kruissnelheid. Want het gaat om heel veel centen.
De auteur, wellicht verrast door de impact van zijn boek, waarschuwt voor zoveel voortvarendheid en benadrukt dat zijn idee met overleg dient ingevoerd. Het lijkt mij niet onmogelijk dat ook in andere Europese landen belangstelling ontstaat voor dit gedachtegoed. Hoe die idee verder ontwikkelt zullen we pas binnen enkele jaren zien. Best mogelijk dat het een eigen leven gaat leiden en dat het boek vergeten wordt. Dat is vaker het lot geweest van een oorspronkelijk idee..
We schuiven stilaan naar eindejaar. De eindejaarsconferences en de toespraak van de Koning hebben we nog te goed. De warmte van de familiefeesten natuurlijk ook. Ik wens iedereen van harte een prettige Kerst en een Gelukkig Nieuwjaar. Met veel onschuld en ontvankelijkheid in het nieuwe jaar.
Dr. Karel De Koker (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2004)
POMPELMOEZEN ANNO 2014
Celestine was die morgen op spreekuur uit haar gewone doen. Verontwaardigd vertelde ze dat de kruidenier in het dorp, overigens een eerbiedwaardig man, durfde te informeren welke medicamenten ze innam. En ze had gewoon vier pompelmoezen gevraagd. Wist Celestine veel dat ingevolge het ministerieel besluit van één april een bijsluiter zat bij pompelmoezen. Daarin werd gewaarschuwd voor interacties met medicatie. Volgens datzelfde ministerieel besluit was de winkelier verplicht kopers van pompelmoezen hierover te informeren. Raakte hij er zelf niet uit dan diende de huisarts gecontacteerd.
Nu was ze dat wel al gewend bij de apotheker. Die belde ook om de haverklap naar de huisarts omdat er, volgens het programma in zijn computer, iets niet klopte met haar medicatie. Het bleek telkens een maat voor niets, want dat programma waarschuwde voor het geringste. Dat van de dokter ook. Maar die woog dan het belang van die interactie af.
Hij kende haar ook goed, want hij hield al jaren haar GMDHA bij. Vroeger heette dat GMD. Maar om verwarring te voorkomen met het GMDPED, GMDGER, GMDGYN en GMDDERM had het een andere naam gekregen.
Nu was ze best tevreden over haar dokter. Alhoewel… die keer in oktober toen ze zo hoestte, had hij haar geen antibiotica geschreven. Vroeg die specialist, die ook haar GMDGER bijhield, waarom er geen antibiotica gestart waren. Haar huisarts had toen iets gemompeld over richtlijnen die hij diende te volgen, maar in de praktijk soms overschreden werden. Hij keek daarbij naar een poster aan de muur die ze nooit begrepen had: ‘'Absence of evidence is not evidence of absence'’.
Toch was ze haar dokter trouw gebleven. Hij was wel altijd solo blijven werken. Maar ze mocht hem dag en nacht bellen, wel niet voor prullen. Dat wisten ze onderhand in het dorp. En hij kwam zonder gezeur op huisbezoek. Niet dat ze daar misbruik van maakte. Maar het kwam al eens van pas. Zoals die keer dat haar jongste kleinkind hoge koorts had. Karolientje gaf geen kik toen ze bij oma op de sofa onderzocht werd. De dokter had haar dossier bij op laptop.
Hij zag er vroeger al eens moe uit, maar wel content. Dan ging het een periode minder. Burn-out noemen dokters zoiets. Ineens had hij dan afspraken gemaakt met andere soloartsen, voor als hij en keer afwezig was of er tussen uit wilde. Zo’n dokter heeft ook recht op ontspanning en familieleven, dat begreep ze wel. Die dokters konden ook haar dossier inkijken als ze haar plastiekkaartje met code gaf. Er wordt ook verteld dat die artsen regelmatig bijeenkomen om over probleempatiënten te spreken. Daar zijn dan soms ook verpleegkundigen en kinesisten bij.
Maar toch had ze liever haar eigen arts. In dat dossier stond immers niet alles. Zo wist die andere dokter niet eens dat haar hondje, Sloeber, vier weken tevoren gestorven was. Zijn nieren werkten niet meer.
Ze heeft ook vriendinnen die naar de groepspraktijk gaan. Dat werd door de minister aangemoedigd. Sommige dokters daar werken deeltijds. Eentje ervan doet ook nog in antiek, zeggen ze. Dat brengt meer op. Alhoewel de dokters de laatste tijd ook meer verdienen sinds ze een vast bedrag per jaar krijgen. Sindsdien vertrekken er minder naar Nederland. Die paperassen waar haar dokter vroeger zo om kon vloeken, leken ook verminderd.
De solopraktijken waren de laatste tijd weer meer in trek bij de patiënten. Een studie van Volksgezondheid had ook uitgewezen dat soloartsen zeker geen mindere kwaliteit leveren en dat de patiënten meer tevreden waren van het persoonlijk contact. Eigenlijk hadden ze gewoon een onderzoek van vroeger in Groot-Brittannië en Denemarken overgedaan. Het bleek wel dat het een grotere belasting was voor die artsen. Maar dat is hun probleem, dacht ze.
Het baarde haar meer zorgen dat er weer sprake van was om vanaf 85 jaar geen zorgen meer terug te betalen. Dat idee was tien jaar geleden gelanceerd door een Leuvense professor. Die man was onderhand wel hoogbejaard en misschien had hij zijn mening met het vergrijzen herzien. Maar zijn idee werd intussen toch maar weer opgerakeld door de belangrijke fractie extreemrechts in de regering. Die minister, die ooit waarschuwde voor een geneeskunde met twee snelheden gaat nog gelijk krijgen, dacht ze opstandig. En die rijke trezebel uit mijn buurt heeft geld genoeg, maar met mijn pensioentje zal dat niet lukken.
Nu had ze wel een euthanasiecontract met haar dokter, maar dit systeem vond ze toch even te gortig.
Ze nam haar boodschappentas met de vier pompelmoezen en ging met flukse pas naar huis. Celestine vond haar computer stand-by en pleegde terstond een e-mail, met een sarcastische lezersbrief naar haar lijfkrant.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2004)
TUSSEN DROOM EN WERKELIJKHEID
Ik wil niet méér van hetzelfde. We moeten keuzes maken. Gezondheidszorg moet niet goedkoop zijn maar goed. In politiek is pedagogie heel belangrijk: men moet het probleem kiezen, het vraagstuk scheppen en het dan oplossen samen met de mensen.
Dit zijn geen oneliners, maar het waren kerngedachten in het betoog van minister Frank Vandenbroucke. Verzameld uit de debatten in Oudenaarde, Diest en ‘gezien op televisie’. Wat drijft een minister tot zo’n veelvuldige ‘optredens’?
Zoeken naar populariteit? Weinig waarschijnlijk: zelden heeft een minister van sociale zaken zoveel onpopulaire maatregelen genomen.
Een missioneringgedachte? Eén van de eindzinnen in Oudenaarde was dat hij wilde herinnerd worden ‘als iemand die geen populariteit zocht, maar vocht tegen irrationaliteit’.
Of de minister erin zal slagen alle partners in de gezondheidszorg te overtuigen tot rationeel gedrag is dan weer wat anders.
Om te beginnen is er de beperkte manoeuvreerruimte binnen het budget voor gezondheidszorg. Dat is beslist te klein. In het begrotingsdebat zijn niet alle coalitiepartners daarvan overtuigd. Men denkt al eens meer aan goedkope dan aan goede gezondheidszorg. Alhoewel in europees verband België schitterend scoort inzake kosten/baten. Efficiënter kan misschien, goedkoper echt niet. Met de toenemende vergrijzing en de toenemende techniciteit van de geneeskunde zullen de kosten verder de pan uitswingen. Het politieke forum legt deze hete aardappel naast zijn bord. Frank Vandenbroucke zegde al meermaals in een volgende regering te zullen bedanken als er niet meer centen op tafel komen.
Maar economen en gezond verstand weten ook wel dat de bomen niet tot in de hemel groeien. En dan moeten er keuzes worden gemaakt. Om binnen het budget tot een optimale aanwending van de middelen te komen. Opeens ligt de bal bij de artsen en andere gezondheidswerkers. Zowel huisartsen, specialisten en ziekenhuizen worden gevraagd strategische keuzes te maken voor de toekomst. Samenwerkingsverbanden, GMD, EBM worden gestimuleerd.
Een en ander wordt dan ook doorgeschoven naar de medicomut. Bij het kluwen tussen ziekenfondsen en syndicaten van huisartsen en specialisten hoeft geen tekening. De overheid kijkt allicht met mededogen, of is het leedvermaak, naar die verdeelde artsen. Een laattijdige verwikkeling van ‘on les aura par leur nombre’?
Een tussenkomst van Johan Buffels die de medicomut in vraag durfde te stellen, wegens te veel macht en techniciteit, verraste veel deelnemers aan het debat. Organen waarin de gemeenschap een grotere rol speelt, met artsen als adviseurs, bleken een interessante denkoefening. De situatie in de USA waar verzekeraars bemiddelen tussen artsen en patiënten/werkgevers is natuurlijk een andere kwaal.
En de patiënt dan zal u zeggen? Die blijft nogal onzichtbaar in het debat rond gezondheidszorg. Mutualiteiten claimen hem een stem te geven, maar dat gevoel lijkt de patiënt niet te delen. Hij wordt wel geresponsabiliseerd, een ‘Wetstraatees’ eufemisme voor meer betalen bij oneigenlijk gebruik van de gezondheidszorg.
Men staat er niet bij stil dat die gezondheidszorg de patiënt erg ongestructureerd moet overkomen. Artsen en overheid blinken niet uit in communicatie terzake. Zij moeten dan nog optornen tegen de glitter van televisiesoaps, waarin specialisten en liefst spectaculaire spoedgevallen de toon zetten.
Artsen hebben het nog moeilijk met taakafspraken, takenpakketten, EBM, klinische paden en echelonnering.
De huidige gezondheidszorg heeft natuurlijk een geschiedenis. Jarenlang geen beleid voeren eist zijn tol en het vergt jaren eer dat bijgesteld is.
Echelonnering is daarvan een voorbeeld. Het is zonneklaar dat die kostenbesparend is, zeker als ook verpleegkundigen, paramedici en zelfzorg erbij betrokken worden. Helaas is dat politiek amper bespreekbaar. De plethora stelt ons voor voldongen feiten en bevestigt de huidige gang van zaken. Wat in niet zoveel woorden door de minister in Diest werd toegegeven.
Koffiedik kijken is een moeilijke kunst. Maar in de herfst zal de mist wat moeten optrekken. Het is de tijd van de veranderingen. Bron van overleg maar ook van conflicten. Gezondheidswerkers zullen strategische keuzes moeten maken en in andere structuren moeten leren denken.
Als wij de keuzes niet maken zullen anderen het wel voor ons doen.
Het beleid ondergaan of eraan participeren. Dat bepaalt onze toekomst.
Dr. Karel De Koker. (Editoriaal Wetenschappelijke tijdingen, januari 2003)
ZWAVELSTOKJES
In mijn prille jeugd vond ik het sprookje van ‘het meisje met de zwavelstokjes’ een indrukwekkend en beklijvend verhaal. U weet wel: het meisje dat met glinsterende ogen door het raam keek naar feestende mensen, terwijl het zich warmde aan de onverkochte zwavelstokjes. Tot het tenslotte verkleumd stierf in de sneeuw.
Een verhaal uit een tijd dat armoede nog zichtbaarder was en met minder taboes omgeven. Een jarenlange sociale strijd en economische ontwikkeling zorgden ervoor dat de gemiddelde levenstandaard nu een heel stuk hoger ligt. Een sociaal vangnet vijlt de ergste kantjes van de armoede. Maar ieder van ons kent mensen die door de mazen van het net zijn gevallen, soms door eigen schuld, vaak (kans)arm geboren of gewoon brute pech.
De kloof tussen rijk en arm wordt steeds groter. In 1997 bezat 1% van de Belgen 25 % van het totale Belgische vermogen (4.7 miljoen € per gezin), 10 % bezat 50% (1.2 miljoen € per gezin). Deze trend neemt nog toe, en is op wereldniveau uiteraard nog veel meer uitgesproken.
De andere Belgen die het moeten ‘rooien’ met het resterende vermogen, kan je natuurlijk nog niet arm noemen. Toch worden honderdduizenden Belgen geconfronteerd met een wurgende schuldenlast, in een zorgwekkend stijgende lijn.
Er is natuurlijk wel een minder goede economische conjunctuur. Maar de ten top gedreven consumptie is hier ook niet vreemd aan. Handig begeleid door marketinglui en reclamejongens die onnodige behoeften creëren. En zonodig een schuldgevoel bezorgen als aan onvervulde verlangens niet voldaan kan worden.
Tijdens de eindejaarsperiode, als mensen langs de uitstalramen schuifelen, krijg je weer het gevoel dat alles te koop is. Maar niet voor iedereen en toch niet alles. Geluk en sfeer koop je niet in en cadeauverpakking. Gezondheid ook niet.
Toch verwordt de gezondheidszorg steeds meer tot een consumptieartikel, met eigen marketing en eigen economische wetten.
Ongezonde leefgewoonten worden te lijf gegaan met pakjes uit de natuurwinkel, met medicatie en met hoog-technologische ingrepen. Zelfzorg en mantelzorg worden steeds meer uitbesteed aan professionelen.
Diezelfde professionelen worden steeds meer kritisch benaderd. Terecht, maar vaak op erg subjectieve gronden. Hocus-pocus en duur scoren soms verrassend goed.
Maatschappelijke status wordt vaak beoordeeld naar het toegedichte inkomen en niet naar kennis of verdienste. Het kan bvb best dat het benadrukken in de media van het lage uurloon van de huisarts –terecht overigens-, zijn maatschappelijk aanzien naar beneden haalt.
De huisartsen die naar het buitenland trekken of afhaken trekken nu de aandacht. Maar het is alleszins een feit dat de vlucht uit de non-profit sector naar een beter betaalde nine-to-five job al veel langer bezig is. Ziekenhuizen en bejaardentehuizen zoeken al jaren moeizaam verpleegkundigen en verzorgenden. Het tekort is er zichtbaar geworden.
Het is een teken aan de wand dat de ‘witte sector’ verlaten wordt. Het gaat dan echt niet alleen om de centen, maar vooral om levenskwaliteit en gebrek aan maatschappelijke waardering. De velen die zich van harte blijven inzetten verwarmen zich niet aan een ‘zwavelstokje’, maar aan de arbeidsvreugde en het respect, dat ze vaak genieten van patiënten die dicht bij hen staan.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2002)
OOG OM OOG
De kinderprogramma’s bleken vervangen door een non-stop extranieuwsuitzending. Met ontzetting en ongeloof keek de wereld naar de tempel van de welvaart die als een kaartenhuisje in mekaar zakte. Symbolen van de macht in puin. Onder het puin onnoemelijk veel leed van onschuldige slachtoffers. Daarnaast nog jarenlang verdriet van hun familie en vrienden. Het terrorisme had nog een taboe doorbroken: het gebruik van volle passagiersvliegtuigen als wapen.
Meteen kwam ook een goed geoliede informatiemachine op gang. De aanslag werd alras oorlog genoemd. Ook de berichtgeving kreeg een bijsmaak van oorlogsberichtgeving en propaganda. Met vragen waarmee de kijker op zijn honger bleef: hoe vitaal is de beschadiging van het Pentagon?, is het vliegtuig in Pennsylvania gecrasht door verzet van passagiers of neergehaald door het leger?, waren de CNN-beelden van juichende Palestijnen recent of dateerden ze van 1991? Die mogelijkheid werd geopperd in een persbericht van Belga op vrijdag, maar dat persbericht bleek zonder enige verklaring of rechtzetting de volgende dag verwijderd.
Een beetje onwennig keek ik toch naar het samengaan van religie en nationalisme, van waaruit verklaringen werden gezocht voor deze terroristische aanslag. Enkele voorbeelden: ‘het is een aanslag van de duivel’, ‘God heeft een goede rechter vuist’, ‘God heeft ons via de terroristen een teken willen geven’.
Een verklaring zoeken voor de terroristische aanslagen lijkt vooral een Europese bezigheid te zijn, alhoewel de New York Times terechtwees: ‘…Amerika moet erkennen dat de wortels van het terrorisme in economische en politieke problemen van grote delen van de wereld liggen…’
We kijken wellicht niet meer naar de toekomst als voorheen. Op korte termijn zullen we misschien door de economische onzekerheid belangrijke beslissingen uitstellen, of minder ver reizen. Op langere termijn kan meer controle van de overheid onze privacy en vrijheid inperken. Economische recessie en de toegenomen vraag naar veiligheid kunnen een keerpunt zijn voor de wereldeconomie.
Veel zal afhangen van de reactie op deze terroristische daad. Dat men niet ingrijpt zonder te begrijpen. Rationeel overwogen, zonder persoonlijke haatgevoelens. ‘Wij mogen niet de fout maken een massale slachtpartij te beginnen’, dixit Cohen, oud-minister van Defensie, niet bepaald een linkse rakker. Pakistan herinnerde er terloops aan over een kernwapen te beschikken.
Artsen Zonder Grenzen heeft vandaag de kampen in Afghanistan verlaten. Te begrijpen, maar een veeg teken voor onschuldige burgers, die na droogte en hongersnood angstig uitkijken voor bombardementen. Als deze vrees bewaarheid wordt, wie zal dan voor deze slachtoffers drie minuten stilte vragen?
Dr. Karel De Koker (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2001)
DE POORT NAAR HET GELUK
Deze maand is het vrolijke geweld in de tuinen en op straat verstomd. De vrijheid-blijheid van de vakantie is voor de kinderen abrupt geëindigd. Zij werden door de schoolpoort in het strakke keurslijf van de school geperst. Op televisie kon je de klassieke naïeve beelden zien van wenende kleuters - van hen wordt wenen nog getolereerd - en van wat oudere kinderen met grote boekentassen vol wijsheid.
Zo’n eerste schooldagen scheppen verwachtingen.
Kinderen kijken uit naar het onbekende en naar de vakantieverhalen van de vrienden.
Ouders hopen dat hun kinderen hun - soms eigen onvervulde - dromen zullen waarmaken.
De maatschappij verwacht dat de gigantische investering die het onderwijs toch is, terugverdiend wordt. Eindtermen moeten helpen om studenten naadloos in de productieve maatschappij in te passen.
Leerkrachten, voor zover ze nog niet aan burn-out lijden, willen dat allemaal met veel goede moed en bedoelingen waarmaken.
Maar in de confrontatie met de realiteit worden verwachtingen niet altijd ingelost. En dat heeft zijn prijs. De prijs die ervoor betaald wordt zien we vaak op spreekuur. U herkent het beslist.
Kinderen uit de lagere school die tot 22.00 uur ‘blokken’. En met tranen in de ogen en slapeloos zeggen dat ze ‘het’ nog niet kennen. De dreiging van de eindtermen. Competitie.
Verhalen van pesterijen op school, soms regelrechte agressie en maffiapraktijken. Oudere studenten voor wie na de studie het spook van werkloosheid of nepstatuut dreigt. Die al weten dat om een goede baan te treffen, relaties even belangrijk zijn als studieresultaten.
Ouders klagen van gedragsveranderingen van hun spruit tijdens de schoolperiode, hebben moeite bij het volgen van de taken van hun kinderen (die moderne wiskunde, meneer), zien de school een flinke hap nemen uit hun budget en staan hulpeloos bij conflicten tussen hun kind en de school.
Leerkrachten worden toenemend geconfronteerd met regelgeving, eisende ouders, tuchtproblemen en agressie. Zowat alle leerkrachten beamen dat agressie op school, ook bij de ‘kleintjes’, zienderogen toeneemt. ‘Al die ontwrichte gezinnen, dokter, die sleutelkinderen!’
Leerkrachten observeren geweld, maar hebben er lang niet altijd een antwoord op.
Burn-out is niet langer een woord waarover men zich schaamt in het onderwijs.
Hebben wij het onderwijs dat we verdienen? Onderwijs als spiegelbeeld van de maatschappij? Of kan/moet onderwijs een corrigerende functie hebben, niet gevat in dwingende competitie en prestatie?
Dan gaan we er natuurlijk van uit dat leerkrachten inzien dat leren leren belangrijk is, dat weten, kennen en doen verschillende dingen zijn, dat onderwijs nog iets anders is dan kennis bijbrengen.
Kinderen opvoeden is geen sinecure. Het betekent ook creatief en betekenisvol leren omgaan met kennis, mensen, relaties, levensperioden. De basisvaardigheden voor het leven als het ware. Gelukkige kinderen zijn immers belangrijker dan vaten vol kennis. Spijtig genoeg worden veel van die taken door de ouders ‘uitbesteed’ aan de school. Een trend die ik alleen maar kan betreuren.
Dr. Karel DE KOKER (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 1998)