Eigen teksten


HET ONGENOEGEN                   

 

Jonge huisartsen blijken na luttele jaren al een keer uit het beroep te stappen. Het is een weliswaar bescheiden maar toch toenemende trend. Vaak zoeken ze daarbij rustiger oorden op die ook een betere work-life balans waarborgen. Zoals schoolgeneeskunde, arbeidsgeneeskunde, verzekeringsgeneeskunde.

 

Sommige artsen hangen zelfs na vele jaren de stethoscoop al helemaal aan de wilgen en slaan dan heel andere wegen in. Beginnen zelfs een garage en gaan aan auto’s sleutelen. Zij verkennen nieuwe horizonten of gaan soms een heel andere creatieve toer op.

                                                                                         

Eigenlijk zonde van een opleiding die de maatschappij veel geld heeft gekost. Zonde ook van de hap tijd uit hun leven. Want zeg nu zelf, een artsenopleiding maakt ze niet voor veel andere dingen geschikt… Wat drijft de artsen dan om zo’n beslissing te nemen? Beantwoordde het beroep niet aan hun verwachtingen, was de uitdaging niet groot genoeg of net te veeleisend? Bij mijn weten bestaat er nog geen studie over.

 

De romantiek van de arts, zoals die vaak wordt opgevoerd in televisiefeuilletons, bestaat dus echt niet. Die geven vaak flitsende spoedeisende en zelfs heroïsche interventies weer. Die uiteraard meestal succes hebben, tenzij de arts doodleuk zegt, als het scenario dat vereist, ’overleden om 15.33 uur‘.

Met die idee van glitter en glamour in het hoofd doen niet weinig achttienjarigen hun beroepskeuze. Uit beperkte interviews blijkt dat velen de studie aanvatten met oog op specialiseren, wat ze dan veel spannender, cooler en avontuurlijker vinden dan huisarts worden. Tot ze een keer stage doen bij een huisarts.

 

Absurd genoeg vinden sommigen dat het contact van de patiënten met specialist beter zou zijn dan met de huisarts, omdat die te weinig tijd heeft?? En dat diezelfde huisarts toch moet doorsturen omdat hij de problemen niet kan oplossen.

Terwijl het net de vaardigheid van de huisarts is om met beperkte middelen en weinig toegang tot moderne apparatuur tot een diagnose te komen. Met een klinische vaardigheid en anamnese die de voorgeschiedenis van de patiënt meeneemt. Daar kunnen veel specialisten in opleiding niet aan tippen. Vaak wordt dan een hele batterij van de ziekenhuisattracties bovengehaald om al of niet tot een diagnose te komen.

 

Dat terwijl maar een vijf procent van de patiënten veel zorg nodig hebben. De rest kan worden geklaard door huisartsen. Ter herinnering: 85 procent van de diagnoses worden gesuggereerd door ondervraging van de patiënt, tien procent vergt bijkomend klinisch onderzoek, vijf procent technische onderzoeken. Op ziekenhuisniveau ligt dat natuurlijk anders, tenminste als het om verwezen geneeskunde gaat!

 

De overheid kijkt met lede ogen naar de overconsumptie op spoedgevallen en naar onnodige specialistische interventies. Lees patiënten die her en der zonder enige rem specialisten raadplegen. Tot ongenoegen van de overheid die in ruil voor de bestede centen performante inzet van de middelen wil. En die al langer probeert de puzzel te leggen van de vele belangengroepen, die al een keer worden bijgestaan door professionele lobbyisten.

 

Patiënten zwalpen daartussen. Bedwelmd door de torenhoge verwachtingen in de geneeskunde. Teleurgesteld door de beperkingen van diezelfde geneeskunde en van haar middelen. Ongenoegen dat al eens tot agressie leidt.

Patiënten die vaak niet bewust zijn van het feit dat voor een goede gezondheid andere factoren zoals armoede, job, wonen, milieu en goed sociaal netwerk wellicht belangrijker zijn dan medische voorzieningen.

 

Ongenoegen komt vaak uit de perceptie niet gehoord te worden of geen deel te kunnen nemen aan het beleid. Het kan een trigger zijn voor veranderingen. Als het tenminste wordt gedragen door overleg. En niet wordt gekaapt door lobbyisten of erger nog door demagogen, zoals we al een keer (geo)politiek meemaken.

 

Dr. Karel DE KOKER                       (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2024)



WONDERLIJKE CONTROVERSEN           

 

Maar liefst 70.000 mensen vergaderden onlangs in de oliestaat Dubai over het klimaat. De deelnemers waren natuurlijk niet te voet of met een muilezel of zeilboot gekomen.

Televergaderen had een optie kunnen zijn, maar we weten al langer dat fysieke vergaderingen een stuk effectiever zijn als het om belangrijke zaken gaat.

Natuurlijk verloopt bij fysieke vergaderingen het lobbyen in de wandelgangen een stuk vlotter en informeler. De geruchtenmolen zegt dat oliestaten in die wandelgangen aan gegadigde landen diensten aanboden om fossiele brandstoffen te helpen ontginnen en gebruiken.

 

Dat een heuse oliesjeik een klimaatconferentie voorzat is ook een nieuwigheid. Verrassend en controversieel voor de ene, voor anderen hoopgevend omdat ze hopen dat de oliesjeiks hun onmetelijk fortuin in alternatieve energiebronnen zullen injecteren. Niet als boetedoening natuurlijk, maar omdat het meer toekomstperspectief biedt voor hun kapitaal. Als wijze investering dus voor hun eigen toekomst, want die olie raakt ook eens op.

 

Het financiële plaatje wordt zo niet ervaren bij de consument. Die dokt zuchtend af om te voldoen aan de toenemende eisen van de klimaatmaatregelen. Isoleren, zonnepanelen, warmtepompen en zo voort doen diep in de geldbuidel tasten.

De Belgische overheid werd dan nog recent door het Hof van Beroep op het matje geroepen en via de rechter werden emissienormen opgelegd. Het is ver gekomen.

Dat is koren op de molen van de klimaatontkenners en politieke partijen die garen spinnen bij dat onbehagen. Want klimaatmaatregelen kosten geld en worden politiek afgestraft. Zeker als vier op de tien gezinnen het financieel moeilijk aankunnen, ondanks overheidssteun. De roep naar sociale maatregelen klinkt steeds luider.

 

Een premier mocht op de klimaattop dan nog wijzen op de 340 miljard  euro die dit jaar is geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Hij wil ecologie en economie laten verzoenen. De klimaatcoalitie voegt daar nog sociale rechtvaardigheid en sociale dialoog aan toe. Gelijk wordt gezegd dat technologie niet alles zal oplossen, maar dat ook het consumptiegedrag moet worden aangepast.

 

Dat consumptiegedrag is een heikel punt: wil het individu inleveren op zijn comfort en gedrag? Zijn citytrips? Zelfs zijn internetgedrag?

 

Men gaat er geruisloos aan voorbij dat internet zo’n 2% van de totale energieproductie in de wereld opslorpt. Daar rekent men nog niet de talloze computers en servers bij die heel veel mensen gewoon constant stand-by laten staan.

 

Het is verrassend hoe systemen zoals Bitcoin en ChatGPT het milieu belasten.

De Bitcointoestanden vragen 0,61% van de totale energieproductie in de wereld en veroorzaken een uitstoot van 40,91 metrische tonnen aan CO2 per jaar. Dat is ongeveer evenveel als Zwitserland.

ChatGPT vereist een ongelooflijke rekenkracht van de servers waarop het draait. De modellen verdubbelen om de twee maanden. Het open AI systeem is zeer discreet over het energieverbruik.

 

AI wordt door sommigen nu al een ecologische tijdbom genoemd. En ja, verrassend genoeg vereist het miljarden liter drinkwater per jaar. Tegen 2027 wordt ChatGPT een verbruik toegemeten van 6 miljard kubieke meter drinkwater per jaar. Zes keer het waterverbruik van Denemarken!

Google kreeg al de wind van voren voor het inplanten van servers in Uruguay: daar is wel veel zon maar jammer genoeg ook een droogtecrisis. De Uruguezen zullen maar dorst lijden. In onze contreien zal het voorlopig nog niet gebeuren. Hier slikken we alleen maar de fijne stofdeeltjes van de toenemende industriële activiteit.

 

Wel groeit het bewustzijn dat de mens in zijn drang naar comfort en zelfs luxe zijn eigen toekomst ondergraaft. Dan wordt niet alleen het klimaat terminaal.

 

Dr. Karel DE KOKER                    (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2024)



DE UNIEKE MENS                       

 

Als puber las ik regelmatig biografieën van mensen die de jeugd konden inspireren. Einstein, Edison, Bach, Helen Keller waren fascinerende persoonlijkheden met boeiende levensverhalen, ongetwijfeld wel opgeleukt door hun biografen. Maar ze spraken tot de verbeelding om wat ze hebben verwezenlijkt en soms door hun bijdrage aan de geschiedenis.

 

Het zijn dan wel opmerkelijke en meeslepende levensgeschiedenissen. Maar we kunnen er niet aan voorbijgaan dat iedere mens een geschiedenis heeft die hem maakt tot wat hij is. Iedereen schrijft zijn verhaal dat verweven zit met de verhalen van andere mensen in zijn tijdsgewricht. Verhalen van vreugden en overwinningen, maar ook van gemiste kansen en teleurstellingen. Verhalen van mensen voor wie alles altijd voor de wind lijkt te gaan. Verhalen van mensen die ook streven naar geluk, maar voor wie het geluk steeds harder liep.

 

Iedereen zou wel een boek kunnen schrijven. In IJsland bijvoorbeeld schrijft zowat 1 op de 100 mensen een boek, met dank wellicht aan de lange winteravonden. Het zullen wel niet altijd biografieën zijn natuurlijk.

 

Het gebeurt maar zelden dat mensen hun leven te boek stellen. Toch zie je meer en meer dat men minder overlaat aan de mondelinge overlevering van gebeurtenissen, maar dat ouderen toch al een keer een en ander op papier zetten. Of op computer natuurlijk. Foto’s worden geklasseerd, met de namen erbij van wie er dan wel mag opstaan.

 

Tegenwoordig wordt zelfs een markt aangeboord door mensen die dat voor iemand in elkaar boksen, aan de hand van interviews. Het gaat dan meestal om het noteren van feiten uit de levensgeschiedenis, vaak nog gekleurd door de herinnering die men daaraan heeft.

 

Maar zelden zal het gaan over de beleving en de gevoelens bij die feiten: daar gaat de gemiddelde mens en zeker de Vlaming niet zo handig mee om. Het is dan ook vaak een delicate materie voor de buitenwereld. Niemand laat zomaar graag in zijn dagboek snuffelen, voor zover die dagboekpraktijk nog bestaat natuurlijk.

 

In de woon- en zorgcentra bestaat al enkele jaren de gewoonte om van iedere bewoner de levensloop te noteren, als aparte bijlage in het bewonersdossier. Dat is heel wat anders dan de medische voorgeschiedenis, die meestal nogal saai is en weinig relevant voor de beleving van de persoon.

Toch is het opvallend dat wat in die levensloop van de bewoner genoteerd staat vaak slechts een weergave is van feiten en gebeurtenissen die iedereen al wel weet. Zoals aantal kinderen, beroep, reizen, hobby’s en bijzondere belangstellingssferen.

Veel minder vaak gaat het om de pech en de tegenslagen in het leven en vooral hoe men daar dan mee is omgegaan. Het echte verhaal van het leven dus. Wat heeft die mens ooit beroerd en ontroerd, wat zijn de hoogten, laagten en de kwetsuren en hoe is hij dat te boven gekomen.

 

Een levensverhaal is lang niet altijd wereldschokkend maar wel boeiend, goed genoeg voor een soap laat ons zeggen. Toch is het zeer belangrijk voor de bewoner. Het hoort bij zijn identiteit, zijn geschiedenis en heeft hem gemaakt tot wat hij is en hoe hij de wereld ziet en beleeft. Van levensbelang? Neen, maar vaak toch verhelderend voor het gedrag. En dat te weten kan zeer belangrijk zijn om begrepen te worden door de verzorgenden.

 

Het noteren van zo een levensverhaal kan eigenlijk best vertrekken “vanuit het niet weten” (Socrates). Zonder vooroordelen zoals men de mensen denkt te zien. Zonder het denkkader dat men de mens al heeft toegedicht. Want iedere persoonlijkheid heeft het recht om te evolueren in beleving en inzichten.

We mogen natuurlijk ook niet vergeten om te luisteren naar wat niet wordt uitgesproken. Van een paradox gesproken.

 

Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2023)



ALS PRATEN EEN PIL WORDT                     

 

In mijn lagere school waren ocharme 120 leerlingen. Was er amper vier jaar. En toch hadden we te maken met drie doden en een zwaar gewonde. Ongevallen. Een moeder die werd aangereden door een legervoertuig. ‘Ze was in twee stukken’. Werd verteld. Enkele weken later verdronk haar zoontje. Dat gepest werd wegens zijn overbezorgde moeder. Pesten bestond toen ook. Kinderen kunnen hard zijn. Hadden we een schuldgevoel? Weet ik niet meer. Misschien.

 

Toch werden geen psychologen ingeschakeld om ons te begeleiden en te behoeden voor trauma’s. Die bestonden toen nog niet. De schoolgemeenschap kwam er zelf uit. Er zijn mij geen trauma’s bekend bij de overlevenden.

 

Wel was er toen nog cohesie en de warmte van een dorp, praatjes van mensen in de buurtwinkel, de buren, de scholen en ouders die luisterden. Zij aten nog samen met de kinderen en er werd gepraat in plaats van  samen naar het televisiescherm te staren. Wat ben ik toch retro….

Maar onlangs hoorde ik burgemeester Ridouani op de opening van het vernieuwd MCH nog spreken over het Village gevoel, dat men in de stad Leuven weer zou willen stimuleren. Verstedelijking vergroot nu eenmaal het risico op eenzaamheid.

 

Recent zit het spel weer op de wagen. Huisartsen worden met de vinger gewezen omtrent hun voorschrijfgedrag van psychofarmaca. Hebben huisartsen schuld? Misschien, maar je moet ze niet met alle zonden van Israël overladen.

Zij gaan alleen in de fout omdat niet wordt opgetreden tegen de randvoorwaarden die aan de oorzaak liggen. Geestelijke gezondheidszorg is niet alleen een individueel probleem, maar evengoed een structureel en maatschappelijk probleem. De (huis)arts als kanarievogel die waarschuwt voor maatschappelijk onbehagen is aan het wegkwijnen. Sociologen en gedragswetenschappers lijken die taak over te nemen.

 

Maatschappelijk is één en ander veranderd. De dwingende cultuur van presteren en consumeren, toegenomen echtscheidingen en éénoudergezinnen, opvoeding die dikwijls wordt uitbesteed aan de school, minder sociale contacten tenzij via de (a)sociale media.

 

Leren omgaan met tegenslagen is niet meer in, vaak wordt ernaar gestreefd alle hindernissen uit de weg te ruimen. Dat ondermijnt het probleemoplossend vermogen van het individu. Het kunnen omgaan met wat men ietwat plechtig de ‘levensfaseproblematiek’ is gaan noemen is ook wat afgekalfd.

 

En jawel, de verwachtingen van patiënten zijn sterk toegenomen. Patiënten zijn mondiger geworden. Dat is een goede evolutie natuurlijk in de communicatie met zorgverleners, maar de slinger dreigt de verkeerde kant uit te gaan. Omgaan met de eisende patiënt vraagt een andere vaardigheid van zorgverleners.

Tegen de ‘klant is koning mentaliteit’, die via dokter Google een behandeling of zaligmakende pil komt eisen. Sommigen hebben geen geduld meer en vragen, eisen hier en nu een oplossing. Oplossing die hen ontslaat van het verwerven van eigen inzicht en inspanning.

 

Het is verleidelijk een pilletje voor te schrijven. Ondanks de beloften van de farma-industrie ondervinden artsen zeker wel de beperkingen van psychofarmaca.

Zij weten goed genoeg dat een gesprek zeer effectief kan zijn. De mare gaat dat er te weinig artsen zouden zijn(?) en dat ze geen tijd hebben. Er is natuurlijk een verschil tussen tijd hebben en tijd maken voor iets…

Zou het kunnen dat in een prestatiegeneeskunde het aantal prestaties belangrijker wordt dan inhoud en kwaliteit van die prestatie?

 

Praten kost tijd. Maar het is wel rendabel om de patiënt te behoeden voor wachttijden en een lang circuit langs de voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg. Niet dat die onnuttig zijn natuurlijk, maar een vroege detectie en zelfs mineure sturende interventies van een luisterend oor kunnen mirakelen verrichten en dat circuit overbodig maken. Wat ruimte schept voor belangrijkere problemen waarvoor meer expertise en tijd nodig is.

 

Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2023)



OPSTAND DER BEJAARDEN                 

 

Recent heeft een deel van de Belgen de middenvinger opgestoken naar de banken door het massaal aankopen van de staatsbon. Tenminste zij die nog spaarcenten hadden. Het was bijna een media-event, wat ongetwijfeld heeft bijgedragen tot het succes ervan.

Maar het vertolkte evengoed het ongenoegen van velen over de dienstverlening en soms de arrogantie van de private en publieke sector.

 

Heel wat dienstverlening wordt voor het publiek moeilijk bereikbaar gemaakt: overheidsdiensten, banken, mutualiteiten en… artsen zijn meer en meer slechts gedurende beperkte uren bereikbaar en dan nog vaak na afspraak. Zonder verpinken wordt dan nog eens verwacht dat men dat via internet doet. Voor ouderen al eens een probleem. Die worden dan voor ongeletterd versleten. Soms door mensen die amper weten wat een boek is.

 

Sommigen vragen zich nogal eens af hoe ze de maatregelen voor energiebesparing moeten financieren. Ook de elektrische wagens die worden opgedrongen zijn een pak duurder, tenzij voor het leger werknemers met salariswagens.

 

En onlangs is er dan ook veel ophef rond de voortdurende stijging van de kosten van het woonzorgcentrum. De maandelijkse kostprijs is nu al opgelopen tot gemiddeld € 2100! Zonder de extra’s zoals was, uitstappen, kapper en dokter. Dat is voor heel veel mensen die het moeten behappen met hun bescheiden pensioen moeilijk haalbaar. In het commerciële circuit swingen de prijzen zeker de pan uit, zonder dat daar meer kwaliteit tegenover staat.

 

Natuurlijk hebben woonzorgcentra ook te maken met stijgende personeels- en energiekosten door de inflatie en indexatie. En zij proberen zoveel mogelijk te rationaliseren in de zorg. Samen met de krappe financiering wordt er onvermijdelijk ook zuiniger omgesprongen met de personeelsbezetting. En dat heeft zijn prijs.

Dat wordt nog aangewakkerd door de uitgebreide regelgeving van de overheid. Met strikte voorschriften en een loodzware administratie. Wat niet in het dossier staat bestaat niet. Men moet erover waken om geen dossiers te behandelen maar wel de bewoners.

 

Dat staat vaak haaks op de eigen empathie en persoonlijkheid van verzorgenden en bewoners. Gevoel en intuïtie hebben ook zo hun plaats in de zorg en laten een meer individuele verzorging toe.

Gedragsproblemen worden maar al te vaak gemedicaliseerd, omdat men al eens voorbij gaat aan de voorgeschiedenis en levensloop van de bewoner. Wanneer die kan rekenen op vrienden en een eigen netwerk scheelt dat ook al wel een slok op de borrel.

 

Jürgen Habermas, een Duits filosoof, beschreef al in het jaar 1968 het verschil tussen een leefwereld waarin men zichzelf kan zijn en Het Systeem.

Het respecteren van de eigen leefwereld is er eentje van gelijkwaardigheid in de contacten waar communicatie op de voorgrond staat.

Het Systeem zoals dat heet, is er eentje van verticale communicatie waar alles wordt afgewogen op de schaal van doelmatigheid, wat men ook instrumentele rationaliteit noemt. Het lijkt er meer en meer op dat deze verticale communicatie van boven naar onder het communicatieve gaat overheersen.

 

Dat kan er toe leiden dat zowel de verzorgenden als de bewoners zich meer en meer in een keurslijf geprangd voelen. Of de dictatuur van het nuttige ten koste van het menselijke. In het filosofisch jargon heet dat de modernistische dreiging. Daar worden mensen niet vrolijk van.

 

Uiteindelijk zijn de mensen die verblijven in het woonzorgcentrum in hun laatste levensfase. Mogen ze dan nog een beetje hun eigen zin doen en tenminste hun persoonlijkheid bewaren? Het is toch te laat om ze in eenheidsworst te verpakken. Dat is trouwens nooit nuttig. Zij willen wel trots en een beetje tevreden omkijkend naar het verleden, samen met de verzorgenden op weg gaan naar hun levenseinde.

 

Dr. Karel DE KOKER                (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2023)



RATRACE ALS CULTUS                   

 

Had de slak bij het bloemenplanten voorzichtig opzijgezet. Tot mijn verbazing vond ze de weg terug, met een zigzaggend slijmspoor. Met een slakkengangetje weliswaar. Maar ze bereikte haar doel. Traag gaat dus ook.

 

Al generaties lang klagen mensen erover dat het leven zo druk is. Maar stel u voor dat mensen uit de negentiende eeuw de ratrace van vandaag, in de westerse wereld tenminste, zouden meemaken.

En toch is het aantal betaalde werkuren sinds die tijd fors teruggelopen. Nu presteert een gezin gemiddeld zeventig uren betaalde arbeid per week. Maar dan dient ook gepresteerd. Werkgevers zijn niet dol op uitlopende koffiepauzes en tateren tijdens de dure werkuren. Zij eisen efficiëntie.

 

Werknemers passen zich vaak aan in die gedachtegang. Zij zeggen wat graag dat het toch zo druk is. Drukte als statussymbool, dat de illusie geeft belangrijk te zijn, zelfs onontbeerlijk. Past soms in de bedrijfscultuur.

 

Ook dokters zijn gevoelig aan dat imago. Er is een tijd geweest dat het not done was tijdig op een vergadering te komen. Druk, druk, druk collega’s! Kortom, drukte als symbool van geslaagd te zijn in het leven. Dat verandert stilaan naar dokters die organisatie, zelfzorg en vrije tijd/werkbalans willen uitstralen.

 

In de negentiende eeuw was net heel veel tijd hebben een statussymbool! De baron die rondreed in zijn koets zag het labeur van de knechten op het veld en etaleerde wat graag dat hij niet hoefde te werken.

 

Die vrije tijd zag er ook wat anders uit. De werkende mens was alleen vrij op ‘de dag des Heren’. Die besteedde hij aan de fanfare, de voetbal, toneelvereniging en de dorpscafés. Of op de stoel voor de deur om met de buren te kouten. Een dagje naar zee of naar het museum waren er niet bij.

 

Wat is dan de laatste decennia zo veranderd? Het consumptiegedrag en de vrijetijdsbesteding.

 

De consumptie is sinds de golden sixties gigantisch gestegen. Kan me inbeelden dat overgrootouders vroeger een tafel, bed en kachel voldoende vonden om in het huwelijksbootje te stappen. Nu zijn de behoeften en de verwachtingen van de jonge koppels ietwat bijgesteld. De toegenomen gemiddelde welvaart is een goede zaak natuurlijk. Maar koken kost geld.

 

Waar men vroeger met één verdiener diende toe te komen, zijn de gezinnen met tweeverdieners niet meer weg te denken. Niet alleen door de emancipatie, maar zeker ook uit noodzaak, wil men het redden met huidige lonen en consumptienood. Aangezwengeld door de marketing.

 

Alhoewel de gemiddelde tijd die aan betaalde arbeid wordt besteed afneemt, hebben velen het gevoel dat ze niet kunnen doen wat ze allemaal zouden willen doen.

Maar het vrijetijdsaanbod is enorm gestegen. Niet van alles kunnen proeven creëert bijna een schuldgevoel. En groot aantal sportmogelijkheden, films, concerten, toneel, festivals, citytrips, vriendschappen onderhouden, de kinderen van hot naar her brengen…. Het vraagt zowaar een aparte vrijetijdsagenda.

 

En dan vergeet ik nog de sterk toegenomen prikkels voor wie op (a)sociale media zit, zoals fakebook en tetter. Voor velen niet alleen een belangrijke bron van tijdverlies, maar ook verstoorders van de concentratie. Sinds corona is de vaak opgedrongen schermtijd gemiddeld met 35 minuten toegenomen.

 

De mens is een ‘homo economicus’ geworden, vermalen in een marktsysteem dat gebruikt en verbruikt. ‘Work hard, play hard’ past perfect in dat plaatje, maar willen we dat?

 

Tijdens onze paasvakantie las ik een boek, nochtans aangeraden door een belezen vriend, waarvan ik het op de heupen kreeg omdat het zo traag vooruit ging. Ben ik in die ratrace dan ook verleerd op mijn rug in het gras te liggen en naar de voorbijschuivende wolken te kijken? Jammer is dat.

 

Dr. Karel DE KOKER                            (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2023)



ARTSEN OP OVERSCHOT             

 

De pers bericht met de regelmaat van een klok dat in België te weinig artsen zijn. Is dat zo? Natuurlijk niet. Toch blijft dat een hardnekkig gerucht. Ook huisartsen zijn zeker voldoende in aantal. Wil ik u provoceren? Misschien. Maar kijk toch even naar de cijfers, daar gaat het in dezen toch om nietwaar.

 

Nederland met 17,5 miljoen inwoners telt 8411 huisartsen. België, 11.5 miljoen inwoners, kan rekenen op 16722 huisartsen plus 2029 haio’s, samen 18751 artsen. En toch blijken Belgen niet gezonder dan onze noorderburen. Levensverwachting Nederland 82 jaar, België 81 jaar. Voor de cijferfanaten: in 2020 was er al één huisarts per 641 Vlamingen.

 

Merkwaardig genoeg stelt het RIZIV als norm dat men mag spreken van een huisartsentekort als er geen negen huisartsen per tienduizend inwoners zijn. Nederland vindt zes huisartsen per 10000 inwoners toch wel voldoende zeker! Terloops: die huisartsen werken alleen tijdens kantooruren en hebben zes weken betaalde vakantie per jaar, in een forfaitair systeem. En verdienen een stuk meer dan de Belgische huisarts.

 

Wat is er dan wel aan de hand in België? Wreed simpel: artsen zat, maar ze zijn slecht gespreid. De tendens dat artsen zich bij voorkeur vestigen in de centrumsteden en hun nabije omgeving is al erg lang bezig. Ten nadele van het platteland of ‘afgelegen streken’ natuurlijk. Maar wat is in Belgenland in hemelsnaam afgelegen? Meer (huis)artsen opleiden helpt geen zier als die zich toch in al verzadigde streken vestigen.

 

Zeker uit de provincie Luxemburg komen noodkreten over wat sommigen een medische woestijn noemen. Dit jaar nog luidde een oogarts daar de alarmbel. Zij vroeg aandacht voor het artsentekort in de regio. Concreet voor haar discipline: in België zijn 11.34 oogartsen per 100.000 inwoners. Voor Luxemburg amper 4.4/100.000.

Voor gans de provincie Luxemburg zijn er twaalf oogartsen, precies zoveel als in mijn gemeente Herent met 22500 inwoners.

 

De verklaring van de leegloop van artsen in de provincie Luxemburg wordt o.a. verklaard door de aantrekkingskracht van het Groot Hertogdom, dat betere financiële voorwaarden biedt en daarbij ook een aantrekkelijkere infrastructuur voor het gezin. In ziekenhuis Arlon is momenteel geen neuroloog meer.

 

Daar die oogarts, zoals iedereen, weet dat de premies die werden gegeven om zich te vestigen in een ‘artsenarme’ streek geen soelaas brachten, stelt zij voor om artsen die afstuderen te verplichten zich minstens twee jaar in zo’n streek te werken. In Frankrijk bestaat dat al met een verplichting van één jaar.

 

Misschien heeft Frankrijk wel de mosterd gehaald in zijn vroegere kolonie Algerije. Tijdens een stage daar zag ik dat pas afgestudeerde artsen zich niet zomaar ergens konden vestigen. Die vestigingsplaats werd voor de eerste vijf jaar opgelegd door de overheid. Geen gemaar: daar en nergens anders. Al was het in een afgelegen oase. Natuurlijk wist de overheid wel dat artsen anders allemaal zouden samentroepen in aantrekkelijke kuststeden als Alger, Oran, Bougie en Constantin.

 

Het artsenoverschot is niet gelijk voor alle disciplines. Voor sommige disciplines is er een relatief tekort. Psychiatrie, anatomo-pathologie, geriatrie, reumatologie, oncologie zijn wat nipt. Toevallig financieel niet zo gunstig?

 

Hoeveel artsen zijn nodig? Te weinig is niet goed et trop is teveel. Teveel artsen doet de consumptie toenemen, zeker in het Belgisch systeem van betaling per prestatie. En de daarbij horende stijging van patiëntencontacten zijn dan ook weer een risico. Patiënten die teveel worden blootgesteld aan doctoren lopen risico’s op overbehandeling en de daarbij horende iatrogene aandoeningen.

 

Een forfaitaire betaling, zoals in Nederland, is natuurlijk een heikel punt en momenteel amper bespreekbaar. Het keurslijf van een vestigingswet past vermoedelijk ook niet bij de vrijheidsdrang van de gemiddelde Belg.

 

Dr. Karel DE KOKER                            (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2023)


CONFRONTATIE VAN CULTUREN   

 

Een stage van vier maanden in Algerije (Kabylië) was voor mij een verrassing en een openbaring. Mooie streek en gastvrije Berbers. Maar ook een diepgaande ervaring met een andere cultuur, gebruiken en gewoonten. Ietwat anders dan Vlaanderen.

Een confrontatie ook met grote verschillen in het beleven van ziekte en dood. En er zich plots van bewust worden dat zich inleven in andere culturele verwachtingen niet simpel is.

 

Moet u niet vertellen dat België al langer multicultureel is. Vooral sinds het jaar 2000 zijn er veel nieuwkomers. In Vlaanderen is nu bijna 25 procent van de inwoners van buitenlandse afkomst. Ietwat meer dan de helft komen uit niet-Europese landen. En jawel, Nederlanders maken de grootste groep Europeanen uit.

 

Immigratie is vooral opvallend in stedelijke gebieden en in de vroegere mijnstreken. Daar worden artsen al langer geconfronteerd met patiënten afkomstig uit andere culturen. Meer en meer ziet men nu in zowat iedere gemeente inwijking van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Iedere arts ziet wel mensen ‘met een andere culturele achtergrond’. Het woord allochtoon is tegenwoordig uit.

 

Culturele verschillen bepalen ook de verwachtingen die de patiënten hebben van de geneeskunde en van de gezondheidswerkers. Zelfs in het kleine België bestaan tussen autochtonen al regionale verschillen in het omgaan met geneeskunde. Laat staan dat het voor nieuwkomers anders zou zijn.

 

Artsen moet niet alleen leren omgaan met anderstaligheid, maar vaak ook met een cultuur die anders omgaat met het beleven van ziekte én soms zelfs anders kan kijken naar het eigen lichaam, zeer zeker in het verwoorden van klachten en symptomen.

 

In de huidige praktijkvoering kan dat barrières meebrengen. Hoe gaan we daar mee om?

 

De taal kan al een probleem zijn, niet iedereen spreekt vlot Arabisch. Tolken kan die drempel al verminderen. Meestal gebeurt dat dan door vrienden of kinderen, die de taal al hebben verworven op school.

Alhoewel men dan er niet altijd zeker van is of het verhaal niet te goeder trouw wordt gekleurd door de vrijwilliger-tolk. Vertalen is immers in zekere zin ook hertalen, zeker wanneer men in de oorspronkelijke taal gebruik maakt van metaforen of wanneer op sommige klachten een taboe rust.

 

Open vragen stellen aan de patiënt geeft meestal een duidelijker resultaat. Men mag natuurlijk ook niet nalaten de patiënt te bevragen naar zijn eigen mening over klachten, symptomen en de behandeling die hij verwacht. Een directieve benadering kan in dit geval misschien wat te sturend zijn, met verlies van informatie. Alhoewel een goed gestructureerde raadpleging vaak toch wat tijdbesparend is…

 

Wellicht nog belangrijker dan de taal is te weten of men de essentie en de vraag van de patiënt heeft begrepen en of de boodschap van de arts goed is aangekomen. Bijzonder is vaak dat de opinie van de arts en zijn behandeling nog zal worden getoetst bij familie en bij vrienden… Als ze zich al niet met verschillenden hebben aangeboden op spreekuur. Veel patiënten verwachten dan ook (te) veel van de arts.


Natuurlijk bestaan ook vertaalapps. Maar veel hangt dan ook af van de geletterdheid van de patiënt en hoe hij (en de arts) er praktisch kunnen mee omgaan. Los van het feit dat sommige vertaalapps nogal hilarische vertalingen kunnen tevoorschijn toveren.

 

De interculturele bemiddelaar is de ultieme beste oplossing. Alles ineen, zowel vertalen, hertalen en kennis van de cultuur. Praktisch is het evenwel niet: zo iemand moet beschikbaar zijn, na afspraak. Op afstand via telefoon is een alternatief.

 

Eén ding is zeker: iemand met andere cultuur vraagt meer tijd en geduld voor communicatie, met aandacht voor zijn eigenheid en emotionaliteit. Zeker als er nog een rugzak is van trauma’s uit het verleden, zoals bij vluchtelingen.

 

Dr. Karel DE KOKER                              (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2023)


DEEPFAKE                                     

 

‘Je moet het zien om te geloven’. Het zou zo een zin kunnen zijn van een marktkramer die zijn waren aanprijst. Maar eerst zien en dan pas geloven ligt al wat achter ons. Zo zag ik onlangs toevallig op YouTube een video met Poetin en George W. Bush die samen ‘een danske placeerden’. De beelden leken opgenomen in een opgewaardeerde parochiezaal en Bush deed vreemde bewegingen met zijn nekwervels. Fake dacht ik. Maar het was wel echt… Zie:  https://www.youtube.com/watch?v=Zs_2BOVvEus

Het wordt hier zowaar interactief.

 

Vanwaar komt dan het wantrouwen? Deels door het vooroordeel dat het in de huidige context irreëel lijkt dat een Russische en Amerikaanse president samen uit de bol gaan. Maar de feiten dateren van 2008 en werden pas drie jaar geleden vrijgegeven. En dan de verdachte nekbewegingen van Bush, zodat het hoofd er misschien wel op gemonteerd was. Het blijkt alleen maar eigen aan de president.

 

Lijd nochtans niet aan paranoia. Ben wel bedacht op misleiding door gemanipuleerde beelden. En dat is helemaal niet nieuw! Oude zwartwit persfoto’s, staatsieportretten en groepsfoto’s werden al bewerkt als iemand op die foto of zijn ideeëngoed in ongenade was gevallen. In opdracht van de nieuwe machthebbers kon een ervaren retoucheur toen al die persoon uitgommen en de achtergrond weer bijwerken.

 

Het weekblad Humo had er al vroeg een handje van weg zijn cover te voorzien van gemanipuleerde foto’s. Vaak erg goed gemaakt, maar omdat het past bij het wat ludieke imago van het blad was het voor de meeste lezers duidelijk dat het nep was. Misschien zal men zich na dertig jaar wel in het haar krabben. Echt of vals?

 

Bovenstaande beeldmanipulatie avant la lettre werd bedreven door fotovakmensen in hun donkere kamer. Maar dat hoeft niet meer. Elektronische beeldvorming opent een zee van mogelijkheden tegen een schappelijke prijs en zelfs gratis. Deepfake doet het ook met video en geluid. En dat is niet zonder gevaar.

 

Kijk maar eens naar de deepfake video met Mark Rutte. Een verbluffend staaltje van deepfake, waar de brave man woorden in de mond worden gelegd die hij jammer genoeg nooit heeft uitgesproken. Verbazend en gelijk beangstigend. Zie:  https://youtu.be/a95O4JsMBHQ

 

Ook in oorlogssituaties waagt men zijn kans met deepfake video’s: vanuit Oekraïne werd een video gemaakt waarin Poetin zich zou overgeven, vanuit Rusland een video met Zelensky die zijn troepen oproept om de wapens neer te leggen.

 

Uiteraard hebben ook de criminelen ontdekt dat het wel een gerieflijk speeltje kan zijn. In Hongkong werden bankbedienden misleid door de ‘stem’ van hun bankdirecteur die opdracht gaf een overschrijving te verrichten. Het ging om amper 35 miljoen dollar. Geld foetsie en directeur erg boos.

Voor wie interesse heeft: als je beschikt over één minuut audio van iemand, liefst in het Engels, kan je die stem alles laten zeggen via Elevenlabs. Een stem cloonen heet dat dan. Open en bloot gratis verkrijgbaar.

 

Dat is dus andere koek dan een keer voor de grap of voor duidelijk creatief mediagebruik een stem nabootsen.

Het kan dan ook niet anders of er is een Europese wet in de maak voor het gebruik van artificiële intelligentie, vooral met het oog op politiek, zakelijk of onfatsoenlijk gebruik. Die wet wordt ten vroegste in 2025 verwacht. Of die dan ook nog te handhaven is, is een ander paar mouwen.

 

Tot zolang wordt het voor de modale burger behelpen en nauwlettend toekijken of de mimiek, de mondbewegingen en het ogenknipperen in overeenstemming zijn met wat wordt uitgesproken. En uiteraard de bron nakijken, want deepfake wordt verduiveld goed.

 

Dr. Karel DE KOKER                              (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2023)



VERBEELDING AAN DE MACHT           

 

De meest bekende slogan van de studentenrevolte in mei ’68. ‘L’imagination au pouvoir’ verscheen op de Parijse muren en verspreidde zich wereldwijd, ook bij arbeiders. Een schokgolf in het maatschappelijk denken over autoriteit.

Zal ChatGPT, dat het maken van teksten wel uit uw handen wil nemen, een einde maken aan de verbeelding en aan de creativiteit van toen? En ons steeds laten voortborduren op goed in de markt liggende gemeenplaatsen?

 

ChatGPT wordt vernuftig in de markt gezet. Journalisten, met soms weinig achtergrond terzake, slepen ons mee in de marketingverhalen van de Tech-giganten achter deze artificiële intelligentie van ChatGPT. Merkwaardig hoe euforisch de pers het omarmt, met eerder zeldzame kritische bedenkingen.

 

Voorlopig is het systeem gratis te gebruiken, maar voor niets gaat alleen de zon op natuurlijk. Wanneer Microsoft tien miljard dollar investeert zal men zeker op latere winst rekenen. Eerste versies werden al getraind in een goedkoop Afrikaans land. De eerste miljoenen gratis gebruikers werken nu eigenlijk ook gratis om het systeem verder te verfijnen.

Een en ander wordt geanalyseerd op Amerikaanse servers. Het wordt dan ook mensen die omgaan met vertrouwelijke gegevens, zoals artsen en advocaten, ontraden om er gebruik van te maken.

 

ChatGPT is in wezen een gesofisticeerde zoekmachine die het internet afschuimt en de zoekresultaten in een behapbare tekst probeert te verwerken. De software werkt met een verborgen technologie en die is toch wel een goed bewaard geheim zeker! De bronnen op internet die het gebruikt zijn ook al niet bekend en dat is pas een probleem. Want om de inhoudelijke analyse van een bron te evalueren moet men intelligent zijn.  En dat is ChatGPT uiteraard niet, daar het in abstract redeneren alleen gebruik maakt van afgeleide intelligentie en een immense databank.

 

Bijwijlen is dit systeem een deugniet en sluwe vos. Het is bekend dat het al eens terplekke een referentie met fake inhoud durft te verzinnen. Die leugens kunnen zeer geloofwaardig overkomen, waar de argeloze lezer gemakkelijk intuint. Wanneer dat dan weer wordt gerefereerd in andere artikels zorgt dat voor vervuiling van de gegevens op internet en de andere zoekmachines.

 

Krantenkoppen leveren ook hun bijdrage. Zoals: ‘ChatGPT slaagt in rechtenexamen’ en ‘slaagt bijna in artsenexamen’. Die examenvragen zullen dan wel vooral bevragen naar feitenkennis, niet naar interpretatie. Ook wie niet slaagt in toelatingsproef arts kan natuurlijk toch wel een prima arts worden….

 

Vermoedelijk wordt het in de nabije toekomst wel gebruikt voor de opmaak van routine teksten en zal het voor sommigen een tijdswinst betekenen. Plagiaat zal niet zo vlot te bewijzen zijn. Wie heeft het dan wel gepleegd, de schrijver of de software leverancier? Teksten die met ChatGPT zijn gemaakt opsporen zal een fluitje van een cent zijn: de producent zou ook een programma maken dat een onzichtbaar watermerk opspoort. Twee keer langs de kassa dus.

 

Moeten de werknemers van de kenniseconomie zich bedreigd voelen? Elke automatisatie in de geschiedenis heeft weerstanden opgeroepen. Zo verbood Queen Elisabeth I ooit de breimachines omdat ze vreesde voor toename van de werkloosheid.

 

Maatschappelijk heeft men niet zozeer angst voor vernieuwende technologie, dan wel voor de maatschappelijke gevolgen ervan. De geschiedenis leert immers dat automatisatie leidt tot meer productie met minder werknemers. Met toename werkloosheid, meer concurrentie op de arbeidsmarkt en lagere lonen.

Maar stel u voor dat machines de nieuwe slaven worden en we in the brave new world nooit meer hoeven te werken. Hoe saai zou dat zijn.

 

Machines kunnen meer en meer concurreren met cognitieve, niet met sociale en emotionele intelligentie. Zonder veel creativiteit en verbeelding.  De dag dat ze daarin de mens overtreffen, is een ontluistering en afgang van de mensheid.

Artisanaal geschreven zonder ChatGPT.

 

Dr. Karel DE KOKER                       (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2023)



ADIEU MENEER DOKTOOR             

 

Had al een keer onaangename confrontaties met patiënten. Nooit erg, meestal bleef alleen een anekdote over.  Slechts één keer klacht bij politie neergelegd wegens ernstige telefonische bedreiging, ook van het gezin. En het ging ocharm maar om de weigering een arbeidsongeschiktheid uit het verleden te ‘dekken’.

 

Ongemakkelijke situaties zijn niet ongewoon bij huisartsen omdat ze geregeld worden gevraagd bij familiale conflicten, vechtpartijen, mensen onder invloed van alcohol of drugs, ernstige psychiatrische stoornissen….

 

Artsen genieten ook niet het privilege om daarmee te worden geconfronteerd: ook treinconducteurs, buschauffeurs, leerkrachten tijdens de oudercontacten en uiteraard politiemensen weten er van mee te spreken.

 

Het is ook van alle tijden, alhoewel de agressie nu volop in de mediabelangstelling staat. Natuurlijk is de tijd van toen met de bedrieglijke romantische eenvoud in het landelijke dorp definitief voorbij. De tijd dat men meneer pastoor, de notaris, de burgemeester en meneer doktoor respectvol bejegende en met enige schroom, de klak in de hand, benaderde. Dat respect is getaand en de relaties zijn gelukkig democratischer geworden.

 

Dat neemt niet weg dat de agressie vooral in stedelijke gebieden, en wat is nog niet verstedelijkt in Vlaanderen, lijkt toe te nemen. Zo lijkt het toch als men naar de sappige verhalen in de populaire media kijkt. Zowat iedereen blijkt met een mes op zak te lopen. Familiedrama’s staan op de voorpagina.

Maar waarom ligt de focus de laatste maanden op de hulpverleners?

 

Is de toename van agressie tegen hulpverleners terug te vinden in officiële statistieken? Wordt ze overbelicht door de media wegens goed leesvoer of is er onderrapportering van de slachtoffers? Induceert de berichtgeving de gevoeligheid van de hulpverlener voor agressie?

Laten we wel wezen, de overgrote meerderheid van de agressie is verbaal. Dat is natuurlijk ook geen aangenaam werken, weinig mensen willen ‘kankerhoer’ worden genoemd. Alle gradaties dus, in 2015 werd wel een West-Vlaamse huisarts doodgestoken op huisbezoek bij een patiënt met psychische problemen.

 

Men kan er niet onderuit dat de relatie arts-patiënt onpersoonlijker is geworden. Vele artsen zijn minder dan de helft van de tijd beschikbaar en verwijzen dan naar de wachtdienst of een andere collega. Artsen die 24/7 beschikbaar zijn worden een zeldzaamheid. Een ‘vreemde’ arts en de patiënt missen natuurlijk elkaars referentiekader. Wat kan de patiënt verwachten van deze arts en hoe moet de arts de communicatie met deze patiënt beoordelen? Een jarenlange arts-patiënt relatie kan tegen een stootje en maakt de communicatie veel vloeiender.

 

Patiënten zijn ook mondiger geworden en tolereren het niet drie dagen te moeten wachten voor een huisarts. Wellicht terecht. Maar het zijn ook de artsen van de jaren dertig niet meer. Die met fiets of kar bij nacht en ontij een half uur onderweg waren voor een huisbezoek. Die waren nog meneer doktoor. De tijden van fiets en kar zijn voorlopig voorbij.

 

Maar hoe ga je dan om met agressie?

Niet zo lang geleden werden voor artsen nog cursussen zelfverdediging georganiseerd. Best interessant en soms amusant, informatief door de algemene tips, maar wellicht weinig praktisch bruikbaar.

Sommigen hechten belang aan alarmknoppen in de consultatieruimte en vinden het voorzichtig op huisbezoek een begeleider of chauffeur bij zich te hebben. Dat geeft ongetwijfeld een subjectief gevoel van veiligheid, maar misschien is dat een vals gevoel. Een ‘ongeluk’ is gauw gebeurd.

 

Risicoanalyse voor een spreekuur of huisbezoek doet iedere arts wel onbewust. En bedacht zijn op het herkennen van alarmtekens is een pluspunt.

Zoals zo vaak gaat het om communicatievaardigheid en noties over conflictbeheersing, wanneer een en ander uit de hand dreigt te zullen lopen. Het lijkt me wel een belangrijk onderdeel bij de opleiding.

 

Dr. Karel DE KOKER                        (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2023)



SLUIPEND GIF                   

 

Gustaaf keek bezorgd die ochtend op het spreekuur, zelfs ietwat geïrriteerd voor zijn doen. Naar dagelijkse gewoonte was hij zijn dementerende vrouw gaan bezoeken in het woonzorgcentrum. Altijd een hecht koppel geweest en haar toenemende dementie had daar niets aan veranderd. Integendeel, zijn bezorgdheid was toegenomen.

 

Hij had de recente televisiereportage van Pano over het gebruik van psycholeptica in de woonzorgcentra aandachtig gevolgd en de medicatie van zijn vrouw ingekeken. De hoogbejaarde man is pienter en weet Google te gebruiken om haar medicatie na te vlooien. Daar kwamen toen al kritische vragen over.

 

De Pano-uitzending was nog niet genoeg geweest, dra berichte de pers ook nog een keer over enkele verdachte overlijdens en moorden in woonzorgcentra. En net nu had Gustaaf ontdekt dat een potje pudding half geopend was toegekomen. Door het transport wellicht. Maar weer een reden voor wantrouwen.

 

Gustaaf is niet alleen: sinds enige tijd nemen de alertheid en kritische blik van familie en bezoekers in de woonzorgcentra toe.

Ook de directies nemen hun voorzorgen om sterk te staan bij klachten en om te voldoen aan de regelgeving, die ook al jaren is verstrengd. Zowat alles moet op papier staan: hoeveel milliliter drinkt elke bejaarde precies in de zomer, wat is de valpreventie bij elke bejaarde, hoe omgaan met slikstoornissen enz. Afwijkingen van regels dienen besproken met bejaarde of familie en ondertekend in medisch dossier bewaard.

 

Het verbaast mij telkens weer hoeveel tijd van verpleegkundigen en verzorgenden opgaat aan opgelegde administratieve verplichtingen. Het kan niet anders dat dat, met de eveneens opgelegde personeelsbezetting, ten koste is van de contacten met de residenten, zoals dat heet.

 

Na de golf klachten over woonzorgcentra mochten de kindercrèches niet achterblijven. Natuurlijk zullen er wel mistoestanden zijn, maar met de overgrote meerderheid is niets aan de hand. Nu lijkt men aan overshooting te doen, sommige worden gesloten of tijdelijke geschorst als voorzorgsmaatregel. De uitvergroting van mistoestanden weerhoudt kinderverzorgers om in het beroep te stappen. En ouders hebben meer en meer een bezwaard gemoed om hun kroost aan een crèche toe te vertrouwen. Als ze al een crèche vinden nadat hun crèche door paniekvoetbal is gesloten.

 

Het wantrouwen sluipt steeds meer binnen in onze maatschappij. De Amerikaanse gewoonte om voor elk wissewasje claims in te dienen, met vaak waanzinnige bedragen, dreigt ook in Europa voeten aan de grond te krijgen. Goed voor advocaten zou ik zo zeggen. Dat terwijl toch heel veel mensen gewoon en ter goedertrouw hun best willen doen.

 

Het is gevaarlijk individuele gevallen van ‘fouten’ te veralgemenen. Zij kunnen natuurlijk wel een signaalfunctie hebben, maar hoeven daarom nog niet een hele sector in diskrediet te brengen.

 

Duitse artsen weten van wanten en hebben zich daar al jaren tegen gewapend. Bij elke interventie laten zij de patiënt een paar A4 velletjes ondertekenen met een lijst van risico’s en mogelijke verwikkelingen. De percentages staan erbij. De kwestie is dan alleen maar geen risico’s of verwikkelingen vergeten te vermelden, want dan zit het probleem pas op de wagen.

Moeten huisartsen voortaan laten handtekenen dat bij een bloedname een risico van 1/850 is op een lokale bloeduitstorting?

 

De cultuur om claims in te dienen kan verlammend werken en is ook niet bevorderlijk voor de vertrouwensrelatie. Natuurlijk is kritisch kijken naar de zorg een goed recht van de burger en een plicht voor wie zorg verstrekt, maar dat hoeft niet te verzanden in claimcultuur.

 

Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2022)



HET DENKEN UITBESTEED           

 

De schrandere meid van achttien vroeg mij op de man af of dat nu mijn mening was of een feit. Zo’n bijdehands antwoord kan iemand doen opkijken. Feiten zijn belangrijk natuurlijk, maar meningen en opinies zijn dat ook.

Sommigen hebben van hun opinie een beroep gemaakt: ziedaar de influencers en de opiniemakers. Het lijkt op elkaar, maar toch zijn ze totaal verschillend.

 

Influencers zijn een vernuftig onderdeel van de marketingstrategie en hebben een duidelijk verdienmodel, alhoewel dat vaak handig wordt verborgen voor de argeloze consument. Marketing moet uiteraard een product doen verkopen door het te positioneren bij de juiste doelgroep en door gelijk ook een behoefte te creëren.

 

Influencers op YouTube, maar ook op Instagram of TikTok, kunnen goed aan de kost komen. Dat zijn niet altijd peanuts. Een zekere Ryan Kaji, kindsterretje van tien jaar, is zo’n kidfluencer op YouTube. Hij rijfde vorig jaar 220 miljoen euro binnen. Meer dan 20 miljoen door vrolijk speelgoed uit te pakken en de rest door afgeleide merchandising. Geëxploiteerd door de ouders mag je natuurlijk niet in de mond nemen.

 

Vier op tien YouTube commercials zijn op kinderen gericht. De sluikreclame werd zelfs de Amerikaanse overheid te gortig, zodat in 2019 YouTube al met een boete van 155 miljoen euro werd bedacht voor de gerichte advertenties.

Merchandising is natuurlijk niet nieuw, wie kocht nooit Samsonkoeken die waren aanbevolen door de meest bekende hond in Vlaanderen?

 

De impact van influencers op jongeren is niet min. Zij presenteren het ‘perfecte’ plaatje aan de jongeren en tasten zo het zelfbeeld van jongeren aan door een irreëel schoonheidsideaal en leefwereld. Maar het past perfect in de verkoopstrategie: het kopiëren van een leefstijl creëert de illusie dat men deel zal uitmaken van de ideale wereld, zoals bedacht door influencers en hun opdrachtgevers-sponsors. Ook al moet dat tot bv. anorexie leiden.

 

Ook volwassenen zijn vatbaar voor het influencerverhaal: met meer verpakking dan inhoud verbergt het gesponsorde advertenties in de ‘meningen’, levensstijl en ervaringen. De autoritaire adviezen uit de hogere klasse worden vermeden en het ‘authentieke’ beeld van ‘het buurmeisje dat je een geheim toevertrouwt’ wil je overhalen om een product te gebruiken. Fraai met de kont draaien kan helpen. Wie die leefstijl erbij wil nemen zal ongetwijfeld even zorgeloos en succesvol door het leven gaan als de influencer.

 

Opiniemakers zijn andere koek: zij verkopen geen speelgoed of schmink. Hun opzet is hun opinie te verspreiden en ingang te doen vinden in de goegemeente. Dikwijls sluiten zij aan bij de belangrijke maatschappelijke thema’s die leven onder de bevolking, zoals klimaatcrisis, migratie, economische crisis. Hun standpunten zijn vaak duidelijk en scherp, soms tegendraads of controversieel en zelden mainstream. Dat kan de boel al eens op stelten zetten en zorgt voor nog meer media-aandacht.

 

Wie al bekend is in de media heeft een streepje voor: vaak zijn het politici, journalisten, schrijvers, showbizzfiguren en wetenschappers. Mensen die erom bekend staan beslagen te zijn op hun terrein blijken ook graag geziene gasten in debatten, zoals Paul De Grauwe en Carl Devos.

En sommigen verschijnen plots uit het niets, zoals klimaatactivisten Anuna De Wever en Greta Thunberg. Wanneer de mening van de negentienjarige Greta wordt gevraagd over het openhouden van kerncentrales, dan wordt dat gehoord….

 

Opiniemakers zijn wel uit ander hout gesneden dan influencers. Zij moeten een betoog kunnen houden met argumenten die er toe doen, de zienswijze van tegenstanders kennen en ook gevoelig zijn voor nieuwe voortschrijdende inzichten, met de nodige kritische houding natuurlijk.

 

Wie dus verlegen zit om een idee of standpunt kan ook terecht bij de opiniemakers. Goed om de eigen mening te toetsen aan andere ideeën. Maar daarom hoeft men het denken nog niet uit te besteden aan derden.

 

Dr. Karel DE KOKER                      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2022)



HELP! DE DOKTER IS ZIEK         

 

Ook dokters worden ziek of kunnen een ongeval hebben. Zij sterven zelfs, hoe bestaat het. Artsen zijn ook niet altijd gemakkelijke patiënten: zij zijn meesters in het ontkennen van symptomen en zoeken niet altijd tijdig hulp. Zij durven al eens zelf dokteren en dat komt niet altijd goed.

 

De relatie met een zieke collega die hulp zoekt is niet altijd optimaal: dokters zijn nog wel eens eigenwijs en hebben soms de neiging zich te bemoeien met de diagnose en de behandeling die dient gevolgd.

 

Artsen in opleiding die voor het eerst geconfronteerd worden met alle mogelijke ziekten en symptomen zijn al een keer ongerust en eigenen zich soms de meest vieze ziekten toe. Die neiging verdwijnt gelukkig en de slinger kan al eens doorslaan naar de andere kant, tot een zeer afwachtende houding bij symptomen en soms zelfs voor de hand liggende signalen niet (willen) zien.

 

Als de dokter patiënt wordt, moet hij ongetwijfeld wennen aan de nieuw verworven status. Hij ontdekt zelf zijn kwetsbaarheid en moet zich schikken in de rol van zorg te moeten krijgen. Hij moet ook kunnen verdragen dat zijn mondigheid als patiënt op losse schroeven komt te staan. “Ze maken snel een patiënt van u”, vertelde een huisarts mij na zijn heupprothese.

Patiënten willen uiteraard zo lang mogelijk autonoom zijn en zelf keuzes kunnen maken. De arts heeft wat meer autoriteit en kennis, maar wordt alras ook in een afhankelijke rol geduwd.

 

Omgaan met een zieke collega is niet vanzelfsprekend en men moet zich in zekere zin hoeden om te gaan onderhandelen over beleid en de diagnose. Dikwijls kent men de betrokken collega, want deze kiest al eens een bevriende arts, en kan men al inschatten wat voor een type patiënt het is: altijd ongerust, de eeuwige optimist, een betweter. Zou hij zelfs durven liegen alsof het gedrukt staat om een vervelende diagnose te verdringen en te helpen verbloemen?

Dan is er nog de schroom om sommige persoonlijke vragen te durven stellen. Bijvoorbeeld over het drankgebruik en de vraag of hij vreemd is gegaan.

 

De communicatie tussen artsen zal alleszins ook wat anders verlopen dan tussen arts en patiënt. Je kan bijvoorbeeld zonder verpinken zeggen tegen de collega dat zijn uitslag negatief is. Hij zal er niet van schrikken. Want hij is er mee vertrouwd dat negatief zijn goed nieuws is in de geneeskunde. Doktoren hebben zo hun eigen logica, hun eigen paradigma (of denkkader). Dat is eigen aan elke opleiding natuurlijk.

 

Patiënten hebben hun eigen rol in het verhaal van de zieke dokter. Het is voor de patiënt enigszins geruststellend dat een arts ook wat kan meemaken. Soms vragen zij zich af waarom een dokter nooit ziek wordt, hout vasthouden zeg ik maar. Argwanend vermoeden zij een geheim middel dat doctoren niet willen delen en fijntjes voor zichzelf houden. De waarheid is natuurlijk dat de dokter al behoorlijk ziek moet zijn eer hij afhaakt.

Andere uitspraken van patiënten kunnen zijn, met net geen leedvermaak: “nu weet je ook eens wat dat is dokter”. Een snotvalling of een stijve nek blijken genoeg om zo’n uitspraken te genereren.

 

Het is inderdaad mogelijk dat een dokter die persoonlijk of familiaal al wat heeft meegemaakt op medisch gebied, zich beter kan inleven in de ziektegeschiedenis van sommige patiënten. Hij is dan meer empathisch begaafd, zoals dat heet.

Maar gelukkig is het nog niet voorzien in de opleiding dat studenten geneeskunde, of in de zorg tout court, een aantal ziekten moeten doormaken om zich beter te kunnen inleven in de problemen van de patiënten.

 

Dr. Karel DE KOKER                        (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2022)



HETE HERFST EN KILLE WINTER

 

Martha heeft haar schaamte opzijgezet en familiejuwelen-met-herinneringen aangeboden bij een goudopkoper in de stad. De rekeningen moesten betaald.

De rijen bij de voedselbank worden steeds langer en blijken al aangevuld door de middenklasse. Scholen komen discreet tegemoet met afbetalingsplannen bij de start van het schooljaar. De ‘working poor’ worden zichtbaar, ook bij tweeverdieners.

 

De galopperende inflatie roept herinneringen op aan de jaren 70, toen ze tot 16% steeg. Nederlandse bejaarden kunnen zich wellicht nog de hongerwinter van 1944 herinneren. De schrikbarend stijgende energieprijzen hebben de Britten geïnspireerd tot de woordspeling ‘eating or (h)eating’.

Wanneer de jaarlijkse energiefactuur in het vervolg de maandelijkse wordt, zal het weerbericht voortaan met meer dan gewone interesse worden gevolgd.

 

Dat sancties tegen Rusland als een boemerang zouden terugkomen, stond in de sterren geschreven. Was men al de Russische boycot vergeten van bijvoorbeeld de Limburgse peren in 2014?

 

Zelfs Henry Kissinger, jarenlang republikeins minister buitenlandse zaken van de Verenigde Staten en niet bepaald een linkse rakker, heeft zijn bedenkingen bij de Oekraïne-aanpak door Europa, dat onder druk staat van de Verenigde Staten. Hij is een van die mensen die vinden dat naar de argumenten van Rusland moet worden geluisterd. Dat het niet onlogisch is dat Oekraïne of een deel ervan bij Rusland hoort. De realpolitiker waarschuwt ervoor dat Rusland en China worden samengedreven tot een zeer machtig geopolitiek blok. En dat terwijl samenwerking tussen Europa en buur Rusland zeer natuurlijk zou zijn.

 

Europa heeft zich wellicht in de voet geschoten, daar we door de bemoeienissen in Oekraïne vertrokken zijn voor jarenlange oorlog en onrust. Dat zet ook een domper op de vermeende eenheid van Europa: als puntje bij paaltje komt geldt nog altijd het principe van eigen volk eerst. Nu al verwijt men de Noren, weliswaar niet bij de Europese Gemeenschap maar wel bij de NATO, een kapitalistische reflex door de overwinsten van hun gasverkoop. Zij zitten op rozen en de kassa rinkelt: 1000 euro per week per inwoner alsjeblieft. De vraag van de premier om wat korting te geven viel voorlopig in dovemansoren.

 

Ondertussen neemt de inflatie zienderogen toe en komen ook bedrijven in moeilijkheden door energieschaarste en toeleveringsproblemen. Energieschaarste was er natuurlijk ook al zonder de oorlog in Oekraïne.

 

Stagflatie zal men dan zeggen. Maar dat betekent ook verarming van de burger en men weet dat armoede ziek maakt en ziekte ook arm. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds maar groter en dat kantelpunt kan een kritische grens bereiken. Volgens onderzoek vinden nu al 80% van de Belgen dat de ongelijkheid te hoog oploopt en dat er een herverdeling moet komen. De OCMW’s van gemeenten en steden vrezen voor een tsunami van hulpvragen de komende winter. Vier op tien gezinnen spreken nu al spaargeld aan.

 

De verbetenheid van de bevolking groeit en wordt tot heden amper opgemerkt door het beleid. Zo is tenminste de perceptie. Maar perceptie is belangrijk en het gevoel hebben niet gehoord te worden legt dynamiet onder democratie en welvaartstaat. Zeker wanneer uit studies blijkt dat maar een derde van de Belgen vertrouwen heeft in de politiek. En dat in een Europa dat steeds meer naar extreemrechts en naar autoritaire regimes zwenkt.

 

De huidige situatie houdt alle risico’s in voor een toenemende sociale onrust. Een hete herfst zou logisch zijn. En ook te begrijpen als mensen worden aangetast in hun waardigheid door een gebrek aan fatsoenlijk inkomen en een toekomstperspectief.

Laat ons hopen dat maatregelen zoals belasten van de overwinsten en eerlijke verdeling van de belastingen de meest harde kantjes er af kunnen vijlen. En dat machthebbers niet machteloos zullen blijken.

 

Dr. Karel DE KOKER               (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2022)



ELEKTRONISCHE NAVELSTRENG       

 

Iedereen heeft ooit een navelstreng gehad, maar die dan toch al ver achter zich gelaten. Dankzij de technologie bestaat nu ‘gelukkig’ de mogelijkheid zich een elektronisch exemplaar aan te schaffen: ziedaar de smartphone.

 

Velen kennen het beeld van een vrouw (het mag natuurlijk ook een man zijn in deze tijden) die onderuitgezakt bij een aperitief in de lounge van het hotel zit te Skypen. Heel de omgeving luistert dan mee over het bijzondere dieet van de kat, welke bloemen hoe vaak water moeten krijgen en de roddels over familie en buren. Wegens Skype kan zo’n gesprek oeverloos lang duren.

Blijf dan toch thuis, of neem de kat mee denkt een mens dan. Leer eens een paar weken afscheid nemen van thuis en je onder te dompelen in de nieuwe omgeving.

 

Dichter bij huis zie je het dagelijks in de warenhuizen, de man met boodschappenlijstje in de hand: “schatje, moet het nu die spaghetti met de blauwe of met de groene verpakking zijn?”. Zelfs voor de keuze van spaghetti durft men die immense verantwoordelijkheid niet meer nemen. Ik geef toe, zelf heb ook een keer gebeld over de keuze van maandverbanden. De omschrijving was onvoldoende nauwkeurig en ik deinsde terug voor een verschrikkelijk groot rek met keuzemogelijkheden, zeker bij een product waarmee ik geen gebruikservaring heb.

 

Ook de jeugd wordt tegenwoordig steeds vroeger een elektronische navelsteng aangemeten. Hier en daar bestaat zelfs de mogelijkheid de kinderen te traceren. God sta me bij. Of bellen de ouders meerdere keren per dag om te weten waar hun kroost uithangt, met wie ze zijn en met wat ze bezig zijn.

Kampleiders van de jeugdbewegingen zien met lede ogen dat ouders dagelijks hun ukjes controleren, niet dadelijk een blijk van vertrouwen in de leiding. Maar het kan evengoed de vraag zijn of ze wel een propere slip hebben genomen.

 

In het tijdperk vóór de smartphone, en dat is niet eens zo lang geleden, kon de jeugd niet anders dan zelf beslissen en verantwoordelijkheden nemen, zonder de hulp van de ouders.

De smartphone die nogal eens ook aan jonge kinderen wordt gegeven is eigenlijk een vergiftigd geschenk, ingegeven door de angsten die ouders hebben bij het opvoeden van de kinderen.

 

Het doet wel afbreuk aan de autonomie van de kinderen. Nochtans moeten die ook leren beslissen in lastige omstandigheden. Volwassen worden heet dat dan. En van de fouten leren, met vallen en opstaan.

Gelukkig hebben mijn ouders nooit geweten wat ik allemaal heb uitgevreten. Laat staan dat ze mij konden traceren. Ouders van toen  hadden blijkbaar meer vertrouwen.

 

De afhankelijkheid van de smartphone is een verworvenheid en neemt steeds maar toe. ‘Studies’ wijzen uit dat de jeugd 150 tot 200 keer per dag de smartphone ter hand neemt. Het lijkt bij sommigen wel een tic nerveux die voorlopig nog niet in de DSM-5 lijst staat, want er bestaat nog geen medicatie voor.

 

Ook werknemers ontsnappen er niet aan. Steeds meer stemmen willen de werknemers beschermen tegen onterechte telefoontjes van de werkgever. Het zal natuurlijk nog wat voeten in de aarde hebben om dat in een treffelijke hanteerbare arbeidswetgeving om te zetten. Maar toch zie je mensen die ook tijdens familievakanties de werklaptop meenemen om bereikbaar te zijn, zelfs een uurtje per dag te werken tijdens hun vakantie.

 

Werk meenemen tijdens een familie vakantie lijkt geen goed idee. Zelfs privé moeten we dan de dagelijkse beslommeringen achter ons kunnen laten. Al lukt dat natuurlijk niet altijd.

 

Voluit proeven van dat vakantiegevoel. De harde schijf wissen, wel een back-up achter de hand houden natuurlijk….

 

Loslaten heet dat.

 

Dr. Karel DE KOKER                        (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2022)



TUSSEN TWEE STOELEN           

 

Beleidskeuzes zijn niet eenvoudig en er bestaan vaak geen simpele oplossingen. Alhoewel in België een zekere vaardigheid voor het compromis werd ontwikkeld, blijft het een kunst iedereen tevreden te stellen.

 

Neem nu de middenklasse die volop in de actualiteit staat. Een goede definitie van middenklasse is niet direct duidelijk. Maar goed: hier gaat de aandacht vooral naar die mensen die amper genoeg inkomen verwerven om vlot rond te komen, maar toch net uit de boot vallen om een graantje te kunnen meepikken van tegemoetkomingen.

Gelijk zie je de goegemeente wijzen naar de massa vertrekkende reizigers op Zaventem en naar de animositeit in de horeca.

 

Ook de Nationale Bank doet haar duit in het zakje en vertelt tussen neus en lippen dat het gemiddeld huishouden 4200 euro cash in huis heeft. Waar men die cash dan precies bewaart, is een beetje een raadsel: onder de matras, in de diepvries, in de babywieg….

 

Naar goede gewoonte (sic) maken veel journalisten in hun berichtgeving geen onderscheid tussen gemiddelde en mediaan. Nochtans is dat zeer relevante informatie: de ‘gemiddelde’ mens kijkt wellicht verbaasd naar het hoge gemiddelde cash in de keukenlade van gezinnen. Edoch, dat gemiddelde wordt sterk omhoog getild door mensen die bv honderdduizend euro in de kluis hebben liggen. Wie met enkele euro’s in de huishoudportemonnee zit, kijkt dan verbaasd naar het ‘gemiddelde’.

 

Recente verkiezingen in Europa vestigen meer en meer de aandacht op het onderscheid tussen de stedelingen en de plattelanders, alhoewel zeker in Vlaanderen dat onderscheid moeilijk wordt. Dat vertaalt zich niet alleen in kiesgedrag, maar ook hoe mensen in de wereld staan.

Kijk maar naar de verkiezingen in Frankrijk en de Brexit. De seculiere stedelijke elite versus de religieuze plattelanders, extreem geformuleerd natuurlijk, maar de sociologische spanning neemt toe.

 

Het is bepaald verontrustend dat één derde van de bevolking geen aansluiting vindt bij de politieke partijen en hun leiders. Teleurgesteld door het beleid en daarbij ook opgejut door de trollen van de ‘sociale media’ die de degelijke pers verdringen. Politici die niet worden gedragen door de bevolking zijn een gevaar voor de democratie, zoals in sommige landen al nadrukkelijk zichtbaar is.

 

Vroeger, nu en morgen zullen anders zijn. Angst en onrust hertekenen het wereldbeeld. Oorlog, financiële onzekerheid, Big Tech en klimaat bezwaren de toekomst, zonder dat daar een groot maatschappelijk project tegenover staat. Het gevoel dat een tijdperk aan het kantelen is, neemt hand over hand toe.

 

Dat blijkt ook uit de tienduizend interviews die het gereputeerde The Lancet Planetary Health afnam bij jongeren tussen zestien en vijfentwintig jaar in tien landen. Twee derden blijkt angstig, hopeloos en bang voor de toekomst. Zesenvijftig procent denkt dat de mensheid gedoemd is.

 

De laatste generaties hadden steeds weer hoop voor een betere toekomst voor hun kinderen. Zij waren doordrongen van het groei-idee en veel bomen leken tot in de hemel te zullen groeien. Van veel dingen dachten ze dat ze nooit (meer) zouden gebeuren. Maar nu kijken ze aan tegen de eindigheid van het vooruitgangsverhaal.

 

Angst kan best worden vertaald naar de hoop van het eigen kunnen.

 

Dr. Karel DE KOKER                            (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2022)



HET VERBORGENE                       

 

Het onbespreekbare uit het verborgene boven spitten. En daarbovenop nog schaamteloos lachen om waarover men zich schaamt. Dat kan je beleven bij het kijken naar het televisieprogramma Taboe. Het wordt al een paar jaar uitgezonden op Eén en valt intussen wereldwijd in de prijzen. Alhoewel het een kijkcijferkanon is, heb ik er maar zeer recent via VRT NU enkele uitzendingen van gezien. Daartoe aangezet door de vele positieve commentaren van patiënten.

Wellicht had ik een vooroordeel tegen comedian Geubels. De kalende man met een lijzige stem die niet verlegen zit om seksistische grappen. Van wie je niet zou verwachten dat hij tactvol omgaat met mensen die een probleem hebben.

 

Maar het pakt anders uit: een comedian moet uiteraard communicatievaardig zijn met zijn publiek en het lukt Geubels blijkbaar ook met een persoon in problemen.

In tegenstelling tot sommige flitsende moderatoren laat hij de mensen uitspreken en wordt hij niet zenuwachtig bij soms ongewoon lange pauzes in het gesprek. Hij wacht warempel tot mensen een gedachte geformuleerd en uitgesproken hebben. Zelf zegt hij daarover dat het komt omdat hij heel weinig eigen meningen heeft. Dat is niet waar natuurlijk, hij bedoelt wellicht dat hij zijn mening niet wil opdringen en de ruimte geeft voor alle opinies.

 

Humor maakt de thema’s wat lichter te verteren. Maar het is verduiveld moeilijk om grappen te maken over bijvoorbeeld een hazenlip. Ook daar komt Geubels mee weg. Het is zijn vak natuurlijk. De deelnemers zijn uiteraard zorgvuldig geselecteerd en hebben zich blijkbaar meestal al verzoend met hun situatie.

 

De programmalijst met al behandelde onderwerpen waar een taboe op rust is al vrij uitgebreid. Armoede, autisme, onvervulde kinderwens, verslavingsgeschiedenis, ongeneeslijk zieke mensen, fysieke beperkingen, psychisch kwetsbare mensen, obesitas, holebi’s, opvallend uiterlijk (gelaat), gender problemen….

 

Taboes vinden hun oorsprong in heel wat verschillende domeinen: het kan historisch gegroeid zijn, cultureel en maatschappelijk bepaald worden en sommige hebben ook een maatschappelijke functie.

Maar een taboe gaat uiteraard over zaken die niet of moeilijk bespreekbaar zijn, anders zou het geen taboe zijn natuurlijk. Men wil zaken verbergen uit schaamte, omdat ze niet maatschappelijk aanvaard worden of te maken hebben met schuld of afhankelijkheid.

 

Een televisieprogramma over taboes heeft dan ook een groot maatschappelijk en sociaal belang. Natuurlijk zal een deel van de kijkers uit zijn op sensatie, maar een zeer groot deel is verbaasd door de verscheidenheid van de maatschappij en de vanzelfsprekendheid waarmee mensen hun problemen kunnen bespreken.

Dat kan alleen maar bijdragen tot tolerantie en begrip voor mensen die onder een taboe gebukt gaan. Problemen die op zo een groot forum weerklank vinden krijgen geheid ook de aandacht van beleidsmensen.

 

Heel wat BV’s hebben ook het taboe van de depressie opgepikt. Om de haverklap maakt wel iemand bekend dat hij in therapie is. De drempel voor het zoeken van de psychische hulp mag natuurlijk wel verlaagd worden, maar je zou bijna gaan denken dat BV-schap zonder therapie niet meer kan. Ook Prins Harry van Groot-Brittannië, al langer een BV, is ten strijde getrokken voor aandacht van het behandelen van psychische problemen.

 

Ondanks onze multiculturele samenleving en ‘tolerante’ maatschappij blijven er nog tal van situaties en onderwerpen die taboe zijn. Denk maar aan suïcide, incest, familiaal geweld, mannenmishandeling, homo’s in het voetbal, seks en intimiteit in het bejaardentehuis, prostitutie, en zelfs gewoon sterven. Ook sterven wordt meer en meer uitbesteed aan het ziekenhuis.

 

Geubels is ‘gene gewone’, maar hij is er toch in geslaagd dat afleveringen van Taboe al eens worden gebruikt om artsen op te leiden. Als voorbeeld van luistervaardigheid en hoe empathie daarbij kan helpen. Alhoewel je dat laatste natuurlijk jammer genoeg niet kan aanleren.

 

Dr. Karel DE KOKER                            (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2022)



SARDIENEN EN KOUDE OORLOG             

 

Als kind aten we vaak sardienen in olijfolie uit blik. Vermoedelijk was dat nog altijd een gevolg van de inval van Rusland in Hongarije. En van het hamsteren wegens de oorlogsdreiging toen. De voorraad in de kelder moest weggewerkt. Die blikken stonden naast de suiker, de koffiebonen, de chocolade en de olie. Ouders van toen waren nog vertrouwd met schaarste in de oorlog.

 

Gelijk waren we getuige van militaire oefeningen op de Kesselse Bergen. Met vuurpijlen die tot de verbeelding van de jeugd spraken. Evenals de oefeningen van de Burgerlijke Bescherming: we keken trots naar onze vaders die warempel oefentrainingen deden in donkerblauwe overall. Zij hadden ook een ongelooflijk lange witte koord waarmee ze burgers van de daken konden redden. Jawel, de koude oorlog was toen in opgang.

 

Een hele generatie in West-Europa heeft tot heden geen oorlog meegemaakt, maar de gerustheid dat het altijd zo blijven zou heeft een deuk gekregen. Op de Cubacrisis van 1962 na leek de dreiging van een atoomoorlog ver weg.

Ongerustheid en angst voor oorlog steken weer de kop op. Teleonthaal signaleert dat twaalf procent van de oproepen met de oorlogsdreiging heeft te maken. Blijkbaar komen die oproepen vooral van tieners. Zij zijn wellicht ook niet vertrouwd met oorlogsverhalen van grootouders. Angst bij de bevolking vindt vooral zijn oorsprong in onzekerheid en controleverlies over de toekomst.

 

De beelden van de oorlogsverslaggeving helpen daar niet bij. Zoals altijd is het moeilijk de waarheid van propaganda te onderscheiden. Alle partijen bezondigen zich aan bijkleuren of vervalsen van feiten. Vervalsingen van foto’s en video’s, evt. in scene gezet, worden nu dankzij de elektronica aangevuld met deepfake.

“Mentez, mentez, il en restera toujours quelque chose’’. Dat wist Voltaire al in 1736, en dat past ook perfect bij de psychologische oorlogsvoering, die ook in deze oorlog op beide legers en op de bevolking wordt toegepast. Beelden van lijken en neergehaalde vliegtuigen maken indruk.

 

En ja, we krijgen ook te maken met censuur die normaal alleen tijdens oorlogssituaties wordt toegepast. Europese landen willen Russische zenders uit de ether. De Europese Federatie voor Journalisten heeft hiertegen al geprotesteerd. Voor wanneer is de censuur van de Europese pers??

 

De publieke opinie is niet onverdeeld gelukkig met wat de Europese beleidsmakers bekokstoven, na een beleid dat sinds 1990 een en ander heeft verwaarloosd of op zijn minst een inschattingsfout heeft gemaakt in strategisch denken.

Nu al weten we dat alles wat misloopt aan de oorlog zal worden toegeschreven. Corona als zondebok heeft bijna afgedaan. Zeer snel na de sancties die tegen Rusland werden afgekondigd, hoorde ik al van heel veel mensen dat ‘een kat in het nauw rare sprongen kan maken’. Met de kat werd natuurlijk Poetin bedoeld.

 

Dat werd zeer snel ook gezegd door beslagen professoren en journalisten, zij het dan in meer academische termen. Maar het lijkt niet door te dringen in de euforische strategie van de Europese cenakels die een confrontatie willen aangaan. Kennen zij het gezegde niet, past het niet in de machocultuur van sommige politici of willen zij scoren bij hun achterban, lees kiezers?

 

Ook tijdens de Cubacrisis, toen de wereld de adem inhield, werd een compromis bereikt. De Verenigde Staten haalden hun kernkoppen weg uit Turkije en Italië, daar was het Chroesjtsjov om te doen. Maar ‘gentleman’ Chroesjtsjov beloofde dat niet bekend te maken, kwestie van   J. F. Kennedy het gezichtsverlies te besparen.

 

Bij elke oorlog voelen opportunisten zich opperbest. Landen met wapenindustrie zijn blij met hun exportcijfers, wapenproducenten en trafficanten wrijven zich in de handen. Speculanten slaan als haviken overal hun slag.

De beklijvende beelden van een zowat achtjarige jongen die met opwellende tranen vertelt dat “vader is achtergebleven om het land te verdedigen” laten hen volkomen koud.

 

Dr. Karel DE KOKER                          (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2022)



TAAL ALS MISTGORDIJN             

 

Tijdens het seminarie stelde de jonge Franstalige arts een casus voor over onderbuikpijn. Hij beschreef de darmgeluiden en verraste het gezelschap met de beschrijving “gootsteengorgelgeluiden”. Niet meteen het kortste woord dat je in het Nederlands kan bedenken, maar het had het voordeel van de duidelijkheid. Iedereen kon zich perfect het geluid inbeelden. Dus een Franstalige met een erg goede Nederlandstalige verbeeldingskracht.

 

Dat contrasteert schril met de taal die sommige politici en beleidsmensen tijdens debatten gebruiken. Het gebruik van ongewone woorden neemt epidemische vormen aan. Men spreekt het volk zonder verpinken toe met woorden als bijvoorbeeld: een semantische discussie, enigma, intercepteren, intransigent, stakeholders, bodybags (zouden lijkzakken te veel afschrikken?).

 

De modale kijker die zo’n debat wil volgen, en die zijn er niet zoveel meer vrees ik, wordt afgeschrikt door een pseudojargon dat gewild of ongewild de inhoud van de boodschap onduidelijk maakt. Het jargon moet gelijk de spreker omgeven met een aureool van intelligentie en autoriteit.

Nochtans zijn het dikwijls de mensen die helder en bevattelijk een boodschap kunnen overbrengen aan leken, precies zij die hun vak of thema het best beheersen en iets te vertellen hebben.

 

Toen de overheid bijvoorbeeld het organiseren van “dynamische nachtelijke activiteiten” verbood, werkte dat bij nogal wat mensen op de lachspieren: zeg dan toch gewoon dat de opening van nachtclubs verboden is.

 

Issue is ook zo’n modieus woord dat vooral het laatste jaar opgang maakt. Het is zo een containerbegrip dat verschillende betekenissen dekt en al eens wordt gebruikt bij gebrek aan fantasie of aan een meer nauwkeurige woordenschat. Nochtans is de keuze zat: kwestie, probleem, belangen, punt, actiepunt, geval, onderwerp, vraagstuk, keuze, oorzaak, reden, thema, aangelegenheid, belangrijk punt, topic, actueel onderwerp, gespreksonderwerp, hoofdgedachten, grondgedachten, verstrekking, uitgifte…

 

Over de taalslordigheid zullen we dan maar de mantel der liefde spreiden. Nochtans zijn de taalfouten, ook van journalisten, in toenemende mate frustrerend: kanjers zoals “groter als hem” en “het meisje, die” horen niet op een omroep.

 

Jaren geleden kreeg een patiënt een ontslagbrief mee uit een ziekenhuis met een erg korte mededeling: graag DAV na VKO. Kon ook niet meteen bedenken wat dat was en telefoneerde, met een zekere balorigheid geef ik toe, naar de afdeling waar de patiënt vandaan kwam voor meer verklaring. Stel u mijn leedvermaak voor dat men daar ook niet wist wat het betekende. Na wat rondgetelefoneer naar andere afdelingen kwam de verklaring: graag droog aseptisch verband na verkeersongeval. Sindsdien ben ik lid van de VTGA (Vereniging Tegen het Gebruik van Afkortingen).

 

Maar dat helpt geen zier: het gebruik van afkortingen in de medische verslagen neemt zienderogen toe en de onleesbaarheid ook. Het oplijsten ervan is bijna onbegonnen werk. Vele van die afkortingen worden nog maar begrepen door de vakspecialisten en durven zelfs verschillen van ziekenhuis tot ziekenhuis. Anderstaligen gebruiken uiteraard andere afkortingen, zodat de toren van Babel compleet wordt. Heel wat afkortingen hebben daarboven een beperkte levensduur en kunnen binnen pakweg twintig jaar niet meer worden ontcijferd.

 

Artsen hebben uiteraard niet het monopolie van de afkortingen. Die worden evengoed gebruikt in andere disciplines en in het dagelijks leven. Ze gaan dikwijls een eigen leven leiden en de oorsprong van de afkorting wordt nog al een keer vergeten. Voor wie een quiz wil houden: wat betekenen GPS, QR-code, CST, PCR, ICU, MS-DOS, USB, GSM-toestel (alleen gebruikelijk in België), MCH?

 

Dr. Karel DE KOKER                         (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2022)



GEHAVENDE TOEKOMST             

 

Zo een titel lijkt niet netjes bij het begin van een nieuw jaar. Maar mag het even? De toekomst heeft even pech, zowel voor de toekomst van morgen als op middellange termijn. Tenminste als je de laatste tijd luistert naar beleidsmakers, wetenschappers en opiniemakers. Alhoewel een en ander kan passen bij de somberheid van het seizoen, worden toch een heleboel argumenten aangedragen om de doemscenario’s te stofferen.

 

Morgen al zal het leven duurder worden, al of niet als nawee van corona. Gelukkig maar zijn nog niet veel bedrijven failliet, dankzij de overvloedige steun van de overheid die de geldpersen heeft aangezwengeld. Weliswaar met een toenemende inflatie die zich laat voelen in de prijs van uw winkelkar.

Met de lage rente bovenop -wat de prijs van de huizen doet stijgen- wordt wonen voor jongeren onbetaalbaar. De energieprijzen doen ons de thermostaat wat lager zetten. De lageloonlanden uit Oost-Europa worden terecht verleden tijd en ook die producten worden duurder. Voor een groot deel van de bevolking wordt het passen en meten om comfortabel in de basisbehoeften te kunnen voorzien.

 

Het is niet uitgesloten dat in de nabije toekomst het maatschappelijk en economisch leven op een laag pitje zal verlopen. De noodplannen voor essentiële dienstverlening liggen klaar in de schuif: voedselvoorziening, energie, mobiliteit, drinkwater, brandweer, reinigingsdiensten, onderwijs en medische zorg. Het leger staat paraat voor de ziekenhuizen, zoals nu al in Groot-Brittannië gebeurt.

 

Het klimaat is natuurlijk nooit weg. Het werd weer voortreffelijk in de markt gezet door een ambtenaar van de FOD financiën die twijfels had bij het nut van investeringen voor een gelijkvloers appartement aan de Belgische kust. Wegens het risico van de zeespiegelstijging: ongetwijfeld heeft hij de verslagen gelezen van geologen over de Doomsday-gletsjer aan de westkust van Antarctica. Als die binnen drie à vijf jaar in zee zou glijden dan kan dat wereldwijd zorgen voor een zeespiegelstijging van 65 cm tot hou je vast drie meter! Tot alle commissies in de Belgische staatsstructuur eens hun zeg hebben gedaan, is Mechelen-aan-het-Water plots niet meer veraf.



Immobiliën in Wallonië zullen floreren, want de Nederlanders kennen ook al de weg. Een deskundige uit de Verenigde Staten die na de orkaan Katrina in New Orleans op uitnodiging de Belgische kust overvloog in een helikopter, orakelde toen al over de bange toekomst voor de Belgische kust.

 

Technologie en wetenschap kunnen enig soelaas en reparatiewerk bieden, maar dat zal handen vol geld kosten dat ook niet kan worden opgehoest door derdewereldlanden, die tenslotte belangrijke leveranciers zijn van onze grondstoffen en voeding. Alleen al uit eigenbelang zullen de rijke landen met centen en correcte prijzen over de brug moeten komen.

 

Naast technologische ingrepen zullen gedragsveranderingen onontbeerlijk zijn, en dat is vooral moeilijk in de (verwende) westerse landen. Niet in de ontwikkelingslanden want daar hebben ze toch ook al niks, al lopen die mensen er gewoonlijk toch vrolijk en gastvrij bij.

 

En dan zijn er nog de mensen waarover men niet spreekt. Alhoewel soms covid gerelateerd. Mensen met angsten, depressie, burn-out, relatieproblemen…. Zij zijn bijna onzichtbaar in het economische model dat men dikwijls hanteert en behoren tot de koplopers van het dark number. Want amper vatbaar in statistieken en economisch niet zo interessant.

 

De moderne mens is niet gewend om te gaan met een wereldwijde ingrijpende catastrofe die covid toch is geweest en is. Hoe zal vooral de jeugd die onderhuidse problemen heeft opgestapeld daar in het latere leven mee omgaan? Zal het een plaats vinden in hun levensgeschiedenis en een waardevolle bagage blijken voor de toekomst? Of blijft het een litteken op de ziel dat hun functioneren levenslang zal beperken?

 

Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2022)


GREEP OP HET ONVOORSPELBARE

 

De charmante dame vroeg mij om een voorschrift van ivermectine. Een ongebruikelijke vraag, want het antiparasitaire middel wordt in onze contreien maar zelden voorgeschreven voor mensen. Maar tja, ondanks de twijfelachtige werkzaamheid, circuleren op internet euforische verhalen over de werking van het wondermiddel tegen corona. Zij was niet gevaccineerd omdat zij ‘niet klaar’ was voor het vaccin. De mogelijke nevenwerkingen weet je wel. Mijn heldhaftige verklaring dat ik zelf al drie keer zo’n vaccin had gekregen en er toch niets mis was met mij maakte weinig indruk. Of was zij er niet zeker van dat mij niets scheelde?

 

Nochtans bleek zij geen rabiate antivaxer pur sang en ook geen complotdenker. Maar gewoon onzeker en met wantrouwen voor de mogelijke gevolgen op lange termijn. Vaccins worden geweigerd om zeer uiteenlopende redenen. Hoe komt dat?

 

Veel heeft te maken met communicatie. En deze keer nog wel over een moeilijk thema: het intussen beruchte voortschrijdend inzicht dat telkens moet vertaald naar impact op het gedrag van de individuele burger. Communicatie over het onvoorspelbare is niet simpel voor de bevolking die zekerheid en houvast zoekt. Onzekerheid is troef in coronazaken. Over zowat ieder item bestaan verschillende opinies en versies. Dit zorgt voor begripsverwarring en maakt ook de nauwgezette burger al eens tureluurs.

 

Het begint al met de wetenschappers. Wetenschap is per definitie voortschrijdend inzicht. Van mening veranderen is dan ook geen schande: herinner u het gezegde ‘alleen domme mensen veranderen nooit van mening’. Beslagen wetenschappers weten dat natuurlijk ook, maar hun communicatie daarover naar de goegemeente is een ander paar mouwen, zeker als ze zich laten verleiden tot bekvechten in de media over de verschillende opinies.

 

Ook de politici doen hier hun duit in het zakje. Na de ondertussen legendarische powerpoint van de regering, worden we vergast op erg verschillende communicatiestijlen, van standvastige verwardheid tot goed gestructureerde en voor iedereen toegankelijke heldere communicatie. Met consistente en redelijk eenvoudige boodschappen. Maar het partijpolitieke getouwtrek wordt steeds meer zichtbaar en het ‘jojobeleid’ kan bijna het woord van het jaar worden.

 

Toegegeven, er moeten moeilijke en gevoelige beslissingen worden genomen. Over het covid safe ticket versus privacy, vaccinatieplicht versus sensibilisatie. Het gevoel groeit bij sommigen dat aan vrijheid moeten worden ingeboet en dat roept weerstanden op. De polarisatie van de bevolking wordt in een opgehitst klimaat door sommigen nog opgepookt en leidt zelfs tot bedreigingen van beleidsmakers. Alhoewel de weerstand lijkt te temperen, als we kijken naar de afkalvende betogingen tegen de maatregelen.

 

Mensen overtuigen zich te laten vaccineren is geen eenvoudige klus, en is niet altijd te klaren met rationele argumenten. Misschien moeten de oude marketingtrucs wel van stal worden gehaald.

 

Een beloning of erkenning bijvoorbeeld. Het hoeven daarom geen forse bedragen te zijn zoals nu al is gebeurd in de Verenigde Staten van Amerika. Maar bijvoorbeeld een voordeel zoals vlottere toegang tot evenementen, meer vrijheid zoals dat heet. Het benadrukken van de voordelen kan helpen met daarbij het gevoel van erbij te horen. Dat speelt in op het solidariteitsgevoel. Hoort daar dan geen speldje of ‘button’ bij? Met bv. ‘Ik ben gevaccineerd, jij ook?’ (Grapje!)

Figuren die men leuk en succesvol vindt kunnen een voorbeeldfunctie hebben. Daarvoor worden nu al artiesten en sportfiguren ingezet.

Mensen die autoriteit en gezag uitstralen kunnen ook helpen om mensen over de streep te trekken voor de vaccinatie, op voorwaarde natuurlijk dat zij ook vertrouwen genieten. Huisartsen worden in dat verband al een keer genoemd.

 

Maar het blijft dansen op een slappe koord tussen wat wenselijk en wat haalbaar is in een toch al rumoerige tijd.

 

Dr. Karel DE KOKER                  (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2021)



DILEMMA                                 

 

Kiezen is verliezen. Zo is het vaak als men beslissingen neemt. Dat moet ook Loeki Knol hebben gedacht toen ze het liedje ‘Wat heb je nou aan algebra’ schreef. En dat ging dan over kiezen tussen twee geliefden of tussen kaas en pruimenjam. Hollandser kan het niet. En algebra hielp haar daar niet bij, teveel andere factoren. Maar er bestaan belangrijkere kwesties.

Bij beleidsbeslissingen moet er worden gekozen en komt het bekende enerzijds/anderzijds, waarop een politieke partij tot nu het patent leek te hebben, volop tot zijn recht.

 

Neem nu de klimaatdiscussies. De dilemma’s tussen elektriciteit, gas, waterstof en kernenergie. Uitputbare en vervuilende fossiele brandstoffen tegenover radioactief afval dat ons vele eeuwen zal vergezellen. En met het weliswaar kleine risico dat we ons ooit wentelen in een radioactieve wolk. Dat de mensheid nog het begrip groene kernenergie mag beleven… Op veel deelfacetten zijn voor en tegenargumenten te vinden, een gedroomd terrein voor het leger lobbyisten dat ook rond de klimaatconferentie in Glasgow hangt. En het gehakketak tussen politieke partijen komt volop op dreef, niet alleen in België.

 

Zullen we dan toch elektrisch rijden? Of toch liever opteren voor de groene waterstofoptie. Er worden nogal wat kritische bedenkingen geplaatst bij de elektrische auto. Stroom komt ergens vandaan natuurlijk. Zal men voldoende elektriciteit kunnen produceren die van groene oorsprong is? De ontginning van metalen nodig voor de batterijen zal steeds moelijker worden door ontginning op moeilijk te bereiken plaatsen. Voor sommige metalen is de wereldvoorraad ook al precair en stijgen de marktprijzen. Grondstoffen zijn niet onuitputtelijk, waarschuwde het Rapport van Rome al in 1972. Productie van batterijen en vooral het verwerken van afgedankte batterijen is ook al niet zo milieuvriendelijk. Of zullen we nog een keer Afrika opzadelen met bijkomende elektronische afval, zonnepanelen en batterijen?

 

Aan alle voorstellen die het klimaat moeten redden hangt een prijskaartje. We weten dat hoe langer we wachten hoe duurder de rekening zal worden. De publieke opinie beseft in versnelde mate dat het klimaatprobleem dringend wordt. Getriggerd door de oplopende energierekening hebben velen begrip voor bv woningisolatie. Minder voor een elektrische auto wegens kostprijs en wat ongemakken, zoals oplaadplaats en actieradius.

Maar wie zal opdraaien voor transitiekosten is nog geen uitgemaakte zaak. Industrie, overheid, jan-met-de-pet: daar zal nog veel inkt over vloeien.

 

Wie moet het meest wegen op de besluitvorming zoals in Glasgow: de oude grijze blanke mannen die nu aan de knoppen zitten of de sprankelende jeugd over wiens toekomst het nu gaat? Die gelijk ook verwonderd kijkt naar de delegatie van een land die parmantig met achthonderd mensen, tachtig auto’s en vier vliegtuigen naar een klimaatconferentie komt. Dat zal wel een illustratie zijn van de bla-bla-bla zeker?

Diezelfde jeugd ziet ook wel met lede ogen dat de nouveau riches van deze wereld een nieuw speeltje hebben dat ‘ruimtetoerisme’ heet en meteen een ecologische aanfluiting is zonder wetenschappelijke meerwaarde. Het kunnen best dezelfden zijn die de bitcoins, een andere ecologische ramp, tot eigen profijt willen slijten aan jan-en-alleman.

 

Alle ogen worden gericht op de wetenschap. Die moet en zal de klimaatcrisis oplossen. De verwachtingen van de publieke opinie zijn hoog gespannen.

Dat was ook zo en is nog altijd zo voor het omgaan met de coronacrisis. Maar hier waren de verwachtingen zo hoog gespannen dat teleurstellingen onvermijdelijk zijn voor wie van de wetenschap mirakels verwacht. Het is niet zo simpel mensen ervan te overtuigen dat de overheid niet alles kan oplossen. Dat de bijdrage van ieder individu belangrijk blijft, zoals het dragen van een mondmasker. Onder het motto: ‘alleen ga je sneller, maar in groep ga je verder’.

 

Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2021)



WOKE                                   

 

De laatste weken wordt het begrip woke weer opgerakeld. Dit naar aanleiding van berichten in de pers over klimaatactivisten en over genderongelijkheid. De betekenis van woke is voor velen onduidelijk. Eerlijk gezegd was dat voor mij tot een paar weken geleden toch zo. Even gegoogeld en jawel: woke is een verbastering van het Engelse ’awakening’, dus wakker worden.

Zich bewust worden van de maatschappelijke ongelijkheid en daar verandering in proberen te brengen. Het gaat dan dikwijls om racisme, koloniaal verleden, genderongelijkheid, ‘me too’ en eigen privilegies. Men wil eigen blinde vlekken leren herkennen en de machthebbers onder druk zetten ten voordele van achtergestelde groepen in de samenleving.

 

Dat zijn natuurlijk verdienstelijke doelstellingen, maar de slinger slaat nogal eens door. Of heiliger willen zijn dan de Paus, zegt men dan. Herinner u de oeverloze discussie rond Zwarte Piet die in Vlaanderen geen voeten aan de grond kreeg. Of de richtlijnen in Nederland waar de spoorwegen in hun dienstmededelingen niet meer ‘dames en heren’ mogen zeggen. Alleen nog ‘beste reizigers’. Om personen met andere genderbeleving niet te storen. Sommigen drijven het zelfs zover dat de uitdrukking ‘een zwarte bladzijde omslaan’ ongepast is.

 

Het beschaafde maatschappelijk debat wordt steeds vaker vervangen door bitsige confrontaties en nepargumenten. De strijd om het gelijk wordt vaak gevoed door een grote boosheid en gekwetstheid over de achterstelling. Het is niet meer de waarheid die wordt nagestreefd of een juist oordeel, maar het zijn de machtsverhoudingen tussen opinies die meer en meer belangrijk worden. De empathie voor minderheden lijkt te slinken. Nochtans: “de minderheid heeft vaak gelijk”. Weet niet meer aan wie die gevleugelde woorden moeten worden toegeschreven.

De polarisatie neemt alleszins hand over hand toe.

 

Die polarisatie wordt gretig uitvergroot door de sociale media. De ‘klokkenluidster in mantelpak’ heeft gedurende twee jaar een pak documenten verzameld toen ze bij Facebook werkte. Zij is goed van de tongriem gesneden en legt haarfijn uit hoe het verdienmodel van fakebook er uitziet. Maak de mensen kwaad, drijf de polemiek en de polarisatie op. Zodat de surfers langer blijven hangen en er meer reclame kan worden getoond. Dat doet de kassa rinkelen.

 

De toon van de discussies op de sociale media is zoals bekend niet altijd even fijnzinnig en beschaafd. Replieken en argumenten zijn al eens beledigend, intimiderend en zelfs bedreigend. Intolerant voor andersdenkenden die brutaal worden weggedrumd.

Hier wordt een grote sociale druk gecreëerd op mensen die willen tussenkomen in het debat.

 

Volgens rector Sels is die druk ook voelbaar in de academische vrijheid van de professoren. Natuurlijk hebben zij vrijheid van meningsuiting, maar ook zij worden niet graag door een groep schrijvelaars aan het kruis genageld. Dat zet een domper op hun maatschappelijk engagement. Het zou zelfs de keuze van hun onderzoeksthema’s kunnen beïnvloeden. Dat is jammer, want van oudsher heeft een hoogleraar drie basistaken: onderwijs, onderzoek en maatschappelijk engagement.

 

Vrije meningsuiting is geen privilegie van professoren, maar is er voor elke burger. De Belgische grondwet was indertijd zijn tijd vooruit voor de persvrijheid: daarom kozen onder andere Karl Marx, Multatuli en Victor Hugo ooit voor België als een veilige haven.

 

Opkomen voor zijn mening en in discussie gaan met andersdenkenden creëert een meerwaarde voor de democratie. Het is trouwens onmogelijk de mening van anderen gewoon weg te zetten. De confrontatie met andere meningen geeft ook nog een aanzet om kritisch na te denken over de eigen argumenten en denkkader. Zelfkritiek is erg leerrijk.

 

Het is wellicht geen makkelijke klus om de emancipatie en het respect voor minderheidsgroepen te verzoenen met de vrije meningsuiting. Soms contradictorisch, maar het is de moeite waard.

 

Dr. Karel DE KOKER                     (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2021)



ZONDVLOED EN INFERNO         

 

Het jaar 2021 is in de greep van extremen, zoveel is zeker. Niet alleen de natuur presenteert haar rekening, ook de politieke regimes tonen meer en meer hun extreem gedachtegoed. Ook democratieën vinden minder gemakkelijk de weg naar een compromis.

 

Overstromingen in Pepinster en New York, brandhaarden in Zuid-Europa en Californië. Het doet aan de Bijbelse taferelen denken van de ark van Noë en aan de voorspelling dat de wereld door vuur zal vergaan.

Maar liefst 220 redacties van medische vakbladen zijn ook verontrust door de klimaatcrisis. Zij hebben zelfs met een gemeenschappelijk editoriaal een oproep gedaan om niet alleen aandacht te besteden aan de coronacrisis. De stelling is dat er meer is dan een coronacrisis, want die gaat voorbij.

Het klimaatdebacle dreigt een veel grotere hypotheek te leggen op de gezondheid van heel de wereldbevolking. En weer zullen vooral de zwakkeren de pineut zijn. En daar wordt door regeringen maar lauw op gereageerd. Daarom de oproep van de redacties om ondanks de coronacrisis toch prioriteit te geven aan de klimaatbeheersing.

Voor de situatie onomkeerbaar wordt zou ik zo zeggen. Het is steeds weer verrassend dat de actuele situatie altijd weer erger is dan de voorspellingen lieten vermoeden.

 

De coronacrisis heeft tonnen geld gekost. Voor sommige landen zoals België komt daar nog de miljardenrekening van de overstromingen bij. Hoe zal men dat geld bijeenharken? Nog een geluk dat het geld gemakkelijk kon worden bijgedrukt.

Hoe zal het allemaal begroot worden? Hierover dienen de meningsverschillen zich nu al aan. Wordt het besparen (traditiegetrouw in de sociale zekerheid) of zal men toch nog investeren met het oog op groei voor de toekomst? Een begrotingsevenwicht verlaten en door het creëren van werkgelegenheid het inkomen van de jeugd verzekeren?

 

De huisartsen hebben alvast al een duit in het zakje gedaan. Volgens recente RIZIV gegevens is hun omzet, als je zo oneerbiedig mag spreken, het laatste jaar met zo een 12% gedaald. Dit wisten de huisartsen natuurlijk al langer, maar het is niet dadelijk een gespreksthema onder collega’s. Het heeft zeker wel te maken met corona, maar daarmee is de verklaring nog niet rond. Gaat het om uitgestelde zorg of is het een correctie door het terugbrengen van overconsumptie naar de normale reguliere norm?

 

Na een natte zomer dreigen we een hete herfst te krijgen, tenminste in het parlement en tijdens politieke debatten. De pensioenen liggen weer op tafel. Al vele jaren een chronische discussie. Hoe lang moet men gewerkt hebben, waaruit wordt pensioen gefinancierd, hoe vroeg kan men met pensioen, wat zijn de uitzonderingen en de achterpoortjes? Benieuwd of regering, werknemers en werkgevers deze keer een politieke oplossing zullen bereiken.

Men kan niet voorbij de paradox van de kasseienlegger die jaren in weer en wind krom heeft gestaan, om uiteindelijk 10 jaar minder lang pensioen te kunnen genieten dan de ondernemer voor wie hij heeft gewerkt. Dat is natuurlijk statistisch, maar lager opgeleiden leven beduidend minder lang dan de rijkere of hoger opgeleide mensen.

 

Maar er is hoop. Jeugd wordt gerecupereerd en zelfs gerecycleerd. Is het niet door ‘fillers’ en botox, dan kan het door met wat (veel) geld een avatar te laten maken. Abba heeft er pap van gegeten: de elektronica bracht hen weer terug in de vervlogen tijd. Met frisse teint en heldere stemmen geven zij hun fans de geruststellende illusie dat jeugd de eeuwen trotseert.

 

Dr. Karel DE KOKER              (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2021)



DANS VAN DE MECENAS               

 

Als tiener verbaasde ik mij ooit over de vrijgevigheid van een industrieel in een Duits stadje. Die had een heuse sociale woonwijk gebouwd voor zijn arbeiders. Wist ik toen veel dat dichter bij ons een zekere Edouard Remy, ooit bekend als de wereldvermaarde stijfselproducent in Wijgmaal, een negentiende-eeuwse filantroop was die veel sociale projecten opzette voor zijn arbeiders. Het woonzorgcentrum in Leuven dat zijn naam draagt is daar nog altijd een tastbaar bewijs van.

 

Er zijn nog vele andere mecenassen geweest en bij uitbreiding ook filantropen. Zoals bijvoorbeeld Carnegie en Rockefeller.

En natuurlijk ook Bill en Melinda Gates. Hun echtscheiding is wereldnieuws. Naast de smeuïge verhalen die horen bij een echtscheiding op dat niveau gaat het natuurlijk ook over centen. Ook over de stichting die ze samen beheren. En dat is geen kattenpis: heel veel hulp voor projecten in Afrika, medische projecten, onderwijsprojecten, klimaatprojecten. Zelfs ons eigen Rega instituut kon al rekenen op een gift.

 

Geen kwaad woord over vrijgevigheid zou je zeggen. Maar mecenaat roept ook afgunst en wantrouwen op: waarom doen ze het en wat zit erachter? Want geld van mecenassen is niet altijd onschuldig.

 

Een gekend voorbeeld is Alfred Nobel, u uiteraard bekend van de Nobelprijs. De uitvinder van dynamiet en zijn verdienste was de springstof beter hanteerbaar te maken. Bij één experiment is zijn broer omgekomen, maar tja. Het dynamiet werd uiteindelijk een stabiele springstof.  Het werd dan uiteraard niet alleen gebruikt in de mijnbouw, maar vooral ook in de oorlogsindustrie. Dat bezorgde Alfred de bijnaam van “Handelaar in de dood”. Hij wou zijn naam zuiveren en creëerde de Nobelprijs, onder andere de Nobelprijs voor de vrede. Filantropie uit een schuldgevoel.

 

Dat schuldgevoel kan ook ontstaan uit het besef dat de zeer rijken vaak nauwelijks belastingen hebben betaald, onder andere via inventieve belastingconsulenten, offshore constructies en de Kanaaleilanden.

Dan kunnen mecenaat en filantropie een facelift bezorgen aan hun bedrijvigheid en ze weer een beetje respectabel maken.

 

Het kan natuurlijk ook platte commercie zijn om naambekendheid te verwerven. Zoals de cynische sigarettenmerken die sportwedstrijden sponsoren.

 

Een belangrijk motief kan natuurlijk ook zijn invloed en macht te verwerven: op het overheidsbeleid, de universiteiten en het wetenschappelijk onderzoek.

 

Zo konden de Verenigde Staten van Amerika in 2018 rekenen op 400 miljard dollar van de filantropen. Als men de uitgaven voor defensie niet in rekening neemt, benadert dat het federale overheidsbudget van de Verenigde Staten. Filantropie is dan niet meer of minder dan een parallelle overheid van de superrijken, die niet eens democratisch verkozen zijn en toch het beleid in grote mate kunnen beïnvloeden. Dank zij de zeer ruime fondsen die ze onder meer putten uit belastingontwijking. Zo kan je stellen dat de superrijken en zeer grote bedrijven de democratie ondergraven.

 

Een ander voorbeeld: het is een Angelsaksische gewoonte om bij de ranking tussen universiteiten de virtuositeit om gelden bijeen te sprokkelen van sponsors mee in rekening te brengen bij de quotering. Dat zie je dan ook aan de verschillen in de ranking met de Chinese criteria. Die houden daar geen rekening mee. Alleen de citaten-index en de Nobelprijzen bijvoorbeeld worden meegenomen in de beoordeling.

 

Onderzoek van organisaties worden dikwijls ook gestuurd door mecenaat en filantropie. Onderzoeken kosten geld en een sponsor kan meekijken over de schouders van de onderzoekers. Dan mag je nog niet denken aan het gezegde: wiens brood men eet, diens woord men spreekt….

 

Het is goed dat niet alle superrijken krenterig op hun berg geld zitten, maar we kunnen toch vragen stellen bij de dans die ze rond hun vrijgevigheid opvoeren. Die verbergt al een keer soepel omgaan met belastingen, uitbuiting van werknemers en het verwerven of behouden van invloed.

 

Dr. Karel DE KOKER                  (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2021)



KOFFIEKOT VERSUS ZOOM         

 

In een bedrijf is het koffiekot vaak een place to be: daar worden de laatste nieuwtjes uitgewisseld en onvermijdelijk ook de laatste roddels. De hiërarchie tussen de deelnemers vervaagt en de drempels om ideeën uit te wisselen zijn er veel lager. Die nieuwe ideeën worden niet gehinderd door een strakke formele agenda en getuigen bijwijlen van een ongeremde fantasie. Zonder het harnas van de ingebakken gewoonten komt er onverwacht zuurstof voor een origineel idee en loopt men toch niet het risico af te gaan als een gieter.

In veel bedrijven heeft zo’n onbewaakt idee een grote vlucht genomen en tot grote successen geleid. Spontane stakingen zijn evenwel ook al ontkiemd in het koffiekot en menige kantooridylle is ook daar ontloken.

 

Er zijn natuurlijk heel wat andere vergaderingen dan in het koffiekot, want laat ons hopen dat daar niet de voornaamste vergaderingen doorgaan. Maar staan we toch eens stil bij het verschil tussen fysieke vergaderingen en het online overleg. Het is genoegzaam bekend dat online vergaderingen veel vermoeiender lijken te zijn. Hoe komt dat?

 

Het is een belangrijke verandering in de vergadercultuur: de niet-verbale communicatie staat bij online-vergaderen op een laag pitje en mimiek/ lichaamstaal zijn veel moeilijker in te schatten. Het zuchten of gapen van een deelnemer valt minder op.

De interactie tussen de verschillende deelnemers is al helemaal niet in te schatten en dat is nochtans een belangrijk handvat voor wie de vergadering moet leiden.

Er is de onzekerheid van de spreker over hoe zijn boodschap is aangekomen of overgekomen. Hij vraagt zich af of iedereen mee is, of de aanwezigen wel aandachtig zijn. En waarom toch heeft die collega weer zijn camera uitgezet en van wie is die foto toch op die kast?

 

De discussies verlopen dikwijls sterieler en formeler. Sommigen noemen dat efficiënter en meer gestructureerd, met doorgedreven PowerPoint gebruik. Weg zijn de geanimeerde discussies en de vruchtbare meningsverschillen: de minderheid heeft toch dikwijls gelijk? De nieuwe zakelijkheid wint vaker van de soms afwijkende meningen, die in een echte vergadering veel veiliger aan bod kunnen komen zonder de solidariteit, de collegialiteit en zelfs de kameraadschap te bedreigen.

En dan die zogezegde variapunten die ook in een fysieke vergadering gewoonlijk na de agenda komen: niet altijd onschuldig, maar een mogelijke vrijplaats om tersluiks een nieuw idee te lanceren dat bij het naar buiten gaan nog kan nazinderen.

 

De navorming online is dikwijls een weg terug naar ex cathedra onderwijs. De wandel-discussies tussen leermeester en leerlingen uit de oudheid komen natuurlijk niet terug. Maar een echte voordracht is onbetwistbaar aangenamer en met meer schwung door de discussies die geanimeerd kunnen zijn. Pittige vragen met woord en wederwoord kunnen tegenstrijdigheden naar boven halen zodat de voordracht minder vlak wordt en meer diepgang krijgt. Reflecties over de voordracht worden meteen ingebakken.

 

Vergaderingen op locatie hebben nog andere meerwaarden die ik de gezelligheidsfactor van het socialiseren zou noemen, buiten de eigen comfortzone thuis. Het is ook minder vermoeiend, een beetje met vakantie gaan. Met kans op het terugzien van vrienden van lang geleden en vooral ook nieuwe verrassende ontmoetingen. Het hoeft niet noodzakelijk om netwerken te gaan, maar ook de gewone informele contacten kunnen erg leuk en leerrijk zijn.

 

Online vergaderen kan een nuttige aanvulling zijn voor vergaderen en navorming. Maar als het belangrijk is zal dat nooit de fysieke vergaderingen vervangen. Dan kunnen de deelnemers in de wandelgangen ook nog eens keuvelen over wat echt belangrijk is en de plooien waar nodig gladstrijken.

 

Dr. Karel DE KOKER                      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2021)



STRIJD OM HET GELIJK             

 

Het gekissebis tussen wetenschappers die zinnige dingen kunnen vertellen over vaccins en antivaxers loopt soms de spuigaten uit. Dat bleek eens te meer tijdens een recent debat in De Zevende Dag. Opnieuw was duidelijk dat wetenschappers helemaal niet gewend zijn om een discussie aan te gaan met mensen die geen argumenten hebben. Wetenschappers horen niet thuis in die biotoop.

Ook in de wetenschappelijke wereld zijn natuurlijk meningsverschillen en bestaan verschillende opinies. Die komen elkaar tegen op congressen en in wetenschappelijke tijdschriften. En ja, het gebeurt geregeld dat een wetenschapper ruiterlijk moet toegeven dat de theorie van een collega nieuwer en ook beter is. Voortschrijdend inzicht heet dat tegenwoordig.

 

Maar antivaxers maken ook steeds weer gebruik van linke trucs om de kern van het debat uit de weg te gaan. Zij stellen de essentie van de wetenschap in vraag of de gebruikte technieken. Zelfs betrouwbare factcheck wordt weggewuifd en verdacht gemaakt. Desnoods wordt het licht van de zon ontkend.

 

Daarom was het geen goed idee om op pakweg een kwartier tijd een televisiedebat te organiseren over de voor- en tegen’s van een vaccin tegen corona. In die tijdspanne kon de viroloog met dienst onvoldoende weerwerk bieden tegen de onzin die werd verteld. Zelfs naakte en bekende cijfers werden verdraaid. Zeker als het debat verzandt in techniciteit wordt het voor de kijker helemaal moeilijk om te volgen. “Liegen, liegen, er blijft altijd wat van over“ luidt het gezegde. (Vrij naar Bacon of was het Voltaire?).


Alhoewel antivaxers een kleine minderheid zijn, kunnen zij heel wat invloed uitoefenen op de vrij grote groep twijfelaars. ‘Confirmation bias’ heet dat fenomeen: de gedachtegang van de twijfelaars wordt versterkt door de uitspraken van de antivaxers. Dat fenomeen speelt ook bij Facebook, de uitvinder van ‘confirmation bias’ als het ware, dat aangeboden nieuws selecteert in functie van de voorkeuren van de gebruiker. Wanneer dan nog een forum wordt geboden op een betrouwbaar medium, zoals bijvoorbeeld de openbare omroep, wordt automatisch het aureool van de antivaxers versterkt.


Moet de openbare omroep in het kader van de vrije meningsuiting ook een forum bieden aan de antivaxers? Niet dus, zeker niet wanneer dat gebeurt in een kort en mank debat dat de twijfelaars in de richting van weigeraars duwt. En de groepsimmuniteit die al precair zal zijn in gevaar brengt.

 

Een ander fenomeen is de penetratie op internet en de folders die worden verspreid. Zelfs de hesjes zijn al verkrijgbaar. Sommigen deinzen er niet voor terug feiten en cijfers te vervalsen, citaten uit hun verband te rukken en zelfs vervalst beeldmateriaal te plaatsen. Angst voor het vaccin verspreiden en in stand houden is een ander beproefd en zeer effectief middel.

 

Wie zijn eigenlijk die antivaxers? Sommigen hebben een religieuze achtergrond die eerder aan sektevorming doet denken. Merkwaardig genoeg zijn er ook hoogopgeleiden bij, van wie men zou denken dat zij een logisch en kritisch denkvermogen hebben.

Waarom blijven zij dan zo overtuigd van de soms bizarre ideeën? Wellicht zijn ze zo verankerd in het milieu en in de ideeën dat ze gewoonweg niet terug kunnen zonder gezichtsverlies.

 

Waarom maken antivaxers er zo een halszaak van hun fake nieuws en angst te verspreiden? Bij alle nieuws dat wordt verspreid heb ik nogal eens de neiging mij af te vragen: wie zegt wat en waarom? Wat is de inzet van de strijd om het gelijk?

Wie financiert bijvoorbeeld een zeer duur krantje (120 g, matglanzend, vierkleurendruk) dat ik in de bus kreeg? Wie betaalt de professionele studio waarin een langdurige film tegen het vaccin werd opgenomen? Te zien op internet.

Moet men dan een complot zoeken achter de complotdenkers? Foei, om zoiets te durven denken.

 

Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2021)



VACCIN MET CONTROVERSEN         

 

Ooit gehoord van het gesprek tussen twee muizen? De ene vraagt aan de andere: “Ben jij al gevaccineerd tegen corona?”. Zegt de andere: “Nee, ik wacht nog even tot de proeven op mensen zijn afgerond”.

Nooit is de lancering van een vaccin zo mediatiek en zo controversieel geweest. Zelden was een virus zo omgeven door talloze complottheorieën van antivaxers over de herkomst van corona en de productie van een vaccin. In het vaccin zou bv een chip mee worden ingespoten zodat Bill Gates je overal zou kunnen volgen.

 

Toegegeven, het is een huzarenstukje op zo korte tijd een nieuw vaccin te fiksen. Maar gelijk brengt die snelheid ook wantrouwen mee. Men fronst de wenkbrauwen over voorlopige vergunningen en de vraag naar snellere vergunningen voor het vaccin. De farmaceutische bedrijven willen zich contractueel ontdoen van claims van patiënten, zeker op langere termijn. Het is uiteraard onmogelijk om zich uit te spreken over een langere termijn, vermits die gewoonweg nog niet bestaat.

 

De farmaceutische industrie maakt zoals gewoonlijk gebruik van de fundamentele research die aan de universiteiten en aan andere openbare instellingen met ons belastinggeld is gebeurd om medicatie te ontwikkelen. Deze keer heeft Europa de farmaceutische industrie zwaar gefinancierd en bovenop ook miljarden toegestopt als een blanco cheque.

Wanneer bedrijven dan het vaccin commercialiseren, legt dat geen windeieren. Eén bedrijf kijkt uit naar een winst van $ 30.000.000.000. Een paar bedrijven hebben toegezegd in een eerste tijd aan kostprijs te zullen leveren. Maar de farma doet meestal niet aan liefdadigheid: de aandeelhouders kijken toe. Het is niet voor niks dat de beurswaarden van deze bedrijven erg gegeerd zijn.

De aidsmedicatie is een goed voorbeeld geweest: het heeft veel gehannes gevraagd om de patentrechten in Afrika te laten vallen, zodat daar goedkoop kon geproduceerd worden voor die patiënten die het nodig hadden.

 

Ook nu weer kopen de rijke westerse landen alle mogelijke voorraden en komende leveringen op, zelfs meer dosissen dan ze eigenlijk nodig hebben. Wie de poen heeft, scoort. Het terugdringen van een corona-epidemie heeft uiteraard een enorm economisch belang. Het zal ze een zorg zijn wat er gebeurt in de ontwikkelingslanden met een armtierig budget. Het is blijkbaar nog niet doorgedrongen dat een coronareservoir in die landen ook schade betekent voor de rijke landen.

 

Terzijde: ook andere industrietakken maken gebruik van openbare middelen om winstgevende producten te produceren. Aanraakschermen en 3D-Printing zijn daar een voorbeeld van.

 

Sommige vaccinproducenten lijken gevoelig om te leveren aan de meestbiedende. Dat zorgt blijkbaar voor tekorten in Europa. In België zorgen de vertraagde leveringen voor onrust. Evenals de vraag wie eerst aan de beurt komt. Jongeren of ouderen bijvoorbeeld.

Gevaccineerd of niet gevaccineerd: het kan potentieel zorgen voor een tweedeling van de maatschappij. Aan een Jodenster zijn we nog niet toe, maar er zijn al Europese geruchten over een vaccinatiepaspoort. Dat zal aan de uitverkorenen meer privilegies moeten geven, zoals bijvoorbeeld deelnames aan culturele activiteiten en reizen.

 

Het hoeragevoel van de vaccinaties wordt dus getemperd door de trage leveringen. De Europese overheden moeten nog bewijzen of ze op zullen kunnen tegen de monopolies van de multinationals.

 

Het effect van de vaccinaties op de pandemie moeten we nog afwachten. Over de varianten is nog niet alles gezegd. De bereidheid van de bevolking om zich te laten vaccineren moet nog worden getoetst. Men kan natuurlijk geen nulrisico op lange termijn garanderen.

Maar zelf kreeg ik een tiental dagen geleden de eerste prik. Weliswaar in de linkerschouder, je weet maar nooit…

 

Dr. Karel DE KOKER                 (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2021)

​

​​​TABOE LOCKDOWN 

      

De keuzes die moeten worden gemaakt door de overheid rond het corona beleid worden nogal eens voorgesteld in een driehoek. In de hoeken van de driehoek staan dan gezondheid, economie en vrijheid. Keuzes maken tussen deze drie heeft in deze voorstelling onvermijdelijk een impact op de rest. Wanneer men bijvoorbeeld de nadruk legt op economie en gezondheid kan de vrijheid daaraan inboeten, zoals in China. Kiest men voor economie en vrijheid dan komt de volksgezondheid in het gedrang, bijvoorbeeld in de USA.

Deze voorstelling maakt meer en meer furore, wat in deze visie natuurlijk ook meebrengt dat kiezen ook verliezen is.


Dat is niet de idee van professor Paul De Grauwe die onomwonden stelt dat het gaat om gezondheid én economie. Hij is niet afkerig van meer doortastende ingrepen en durft zelfs het nieuwe taboewoord lockdown in de mond nemen. Hij citeert een bevraging van Europese economen waarbij twee derden van hen onderschrijft dat een lockdown niet meer schade berokkent dan minder ingrijpende maatregelen. Het is vooral de angst voor het virus die de economie hypothekeert door een daling van de consumptie.

Economen in de Verenigde Staten, die geconfronteerd worden met een daling in de consumptie van 60%, ramen het aandeel van de lockdown daarin op slechts 7%. (Ze hebben dat kunnen nagaan door het verschil in beleid tussen verschillende staten). Het grote deel van de daling in consumptie komt dus door angst voor de werkloosheid en de toekomst.


In die visie van de economen moet dus vooral de vrees van de bevolking voor het virus en de gevolgen ervan worden gestopt om de economie te helpen. Dat kan dan alleen door de verspreiding van het virus zo snel mogelijk te stoppen. Aanmodderen met halve maatregelen zal voor de economie alleen maar helpen op korte termijn, zeggen ze.

Dit is natuurlijk vooral een economisch verhaal dat sociale isolatie niet op de voorgrond plaatst. Maar we moeten toegeven dat economie een zeer grote invloed kan hebben op de welvaart en ook op de gezondheid van een populatie. Wanneer de overheid erin slaagt door economische maatregelen de onzekerheid over de toekomst in de tijd te beperken, zal dat beslist angst reducerend zijn voor een groot deel van de bevolking.


Het beleid uitstippelen is één ding, het doen opvolgen is andere koek. Gedragswetenschappers die daarbij kunnen adviseren zijn onzichtbaar in de beslissingsorganen.

Sommige bevolkingsgroepen worden ook onzichtbaar gemaakt in de besluitvorming.

Denk maar aan de bejaarden in de woonzorgcentra, waar het verschil tussen afschermen en afgeschreven zijn al eens in een grijze zone verkeert. Er wordt vaak voor hen beslist, monddood maken is misschien te kort door de bocht. Nochtans zijn er veel kwieke bejaarden die door hun voorgeschiedenis nog verbazend veel veerkracht aan boord hebben. Maar hun mening wordt zelden gevraagd.


De jeugd wordt nog al eens weggezet als een zootje ongeregeld dat met alle zonden van Israël moet worden beladen voor het verspreiden van het virus. Natuurlijk kent iedereen de sensationele televisiebeelden van feestende en eventueel baldadige studenten. Maar de meerderheid van de jeugd leidt een naar hun normen voorbeeldig leven. En ja, zij rebelleren ook. Dat is zowaar de taak van de jeugd. Onduidelijke en steeds veranderende regels, die soms onvoldoende verklaard worden, dragen niet bij tot de volgzaamheid.


De relatie tussen deskundigen die het meestal weten en politici die zouden moeten beslissen blijkt een moeilijke evenwichtsoefening. Zeker wanneer wordt toegekeken vanuit partijhoofdkwartieren die niet ongevoelig zijn voor opiniepeilingen.


Dr. Karel DE KOKER                    (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2020)


​​​​​​​

SMEULEND VUUR


De wetenschappers zijn aarzelend over de toekomst van Covid-19 en beschrijven het virus zowaar als een smeulend vuur. Deze poëtische omschrijving doet aan het kampvuur van weleer denken, waarbij we bij het afsluiten van de dag mijmerend in het vuur staarden. Toen al waren we bedacht op wegvliegende gensters die de buurt in de fik konden zetten.

Smeulend vuur, een keer een Nederlands woord in het debat, want het coronavirus levert voluit zijn bijdrage aan de invloed van het Engels in de Nederlandse taal.


Welke onverlaat heeft trouwens een draak zoals ‘social distancing’ in de markt gezet. Het is dan trouwens ook nog een verkeerd begrip, want het gaat om ‘physical distancing’. Telefoneren en videobellen zijn immers alsnog toegelaten, naar de buren roepen mag ook nog. Franstaligen en de Waalse media laten zich daar niet aan vangen en spreken bijv. consequent over ‘distance physique’ en ‘confinement’. Een begrijpbare taal dus voor alle Waalse burgers.

De Engelse uitdrukkingen die hier nu worden gebruikt moeten de geur van wetenschappelijkheid van de beleidsmensen versterken. Die woorden worden wel zeker begrepen door de hippe stedelijke mens, maar ontsnappen wellicht aan heel wat andere mensen, zoals aan de oudere die in slaap dommelt voor de televisie. Afstand bewaren, thuisisolatie, thuiswerken, videobellen, opsporen, contactonderzoek en zelfs aanloopleren (‘preteaching’) zijn een stuk duidelijker.


Want de communicatie is al niet gemakkelijk en soms warrig door het steeds ‘voortschrijdend inzicht’, ook al een nieuw begrip voor ‘we weten het momenteel ook niet zo goed’.

De heropstart communiceren zal nog een stuk moeilijker zijn door de diversiteit van bedrijven en werknemers, wat een ingewikkelde regelgeving mee zal brengen.


Industrie, werkgevers en handelaren worden nerveus en dat is begrijpelijk door de verliezen die zij lijden en door het gebrek aan toekomstvisie. Vandaar ook het lobbywerk om toch te herstarten. Maar ook de werknemers zijn er niet gerust in. Zij vrezen besmettingen en hopen maar niet te zullen behoren tot de 250.000 werklozen (waarvan 70.000 zelfstandigen), die verwacht worden na corona. Internetgiganten dreigen de lokale industrie en handelaren in verdrukking te brengen.


Een ongeluk komt nooit alleen zegt men dan, de klimaatcrisis is immers niet met vakantie. Want een tweede plaag dient zich aan: de droogte. In het oude Egypte hadden ze zeven plagen, dus we hebben nog wat te gaan. Nu mogen in sommige streken de zwembaden niet meer gevuld. Maar het zal misschien bijdragen tot begrip voor de klimaatvluchtelingen.

Het hernemen van de economische activiteit zal zijn prijs hebben. Het sociaal bloedbad zal meer en meer zichtbaar worden: armoede, werkloosheid, depressie. De daling van de koopkracht is nu al zichtbaar en de sociale ongelijkheid nog meer nadrukkelijk. We worden er weer aan herinnerd dat 1,8 miljoen mensen in België onder de armoedegrens leven en dat 1 miljoen mensen er maar net boven zitten. Schrok zelf van de cijfers. Dat zijn ook in de toekomst de eerste slachtoffers van het Mattheuseffect (vrij naar de bijbel: al het water stroomt naar de zee). Misschien zal de economische crisis meer doden meebrengen dan Covid-19.


Sociale onrust kan een kritische grens bereiken: het smeulend vuur dat nu bestaat kan ook sociaal ontvlammen wanneer die grens wordt bereikt, cf. de Franse revolutie.

Burgers zullen uitkijken naar de inspiratie van politici die leiderschap zullen moeten tonen en die gelijk een droom aanbieden voor de toekomst. Zeker jongeren kunnen niet zonder dromen. Maar het zal wel realistisch moeten blijven. Zonder eerlijk en duidelijk communiceren over het waarom van de maatregelen zal het niet lukken.


Dr. Karel DE KOKER                     (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2020)


 

EVENWICHT IN VERWARRING


De pandemie met Covid-19 heeft een en ander door elkaar geschud. Veel pijn en leed, maar ook leermomenten. Het publiek leert grafieken lezen en de relativiteit van statistiek inzien. Hanteert ook vlotjes begrippen als besmettingsgraad en oversterfte. Zowat iedereen leert omgaan met televergaderingen en zelfs de overheid ontdekt persconferenties met PowerPoint. De vaardigheid met naald en draad wordt gestimuleerd om de burger te voorzien van mondmaskers. Artsen ervaren hoe het is een wattenstaafje door de neus geboord te krijgen.


Het nieuwe leven dat zich aandient is voor velen een openbaring. In de eerste tijd een relax gevoel van rust en kalmte dat nu meer en meer verstoord wordt door onrust over de toekomst. De solidariteit van straat en buren wordt weer meer ontdekt en geapprecieerd. De routineuze vraag “hoe is het?” heeft meer diepgang en betekenis gekregen. Men ervaart dat ook de wetenschap relativiteit en virologische onzekerheid biedt.


Maar ook in een onzekere toekomst moeten keuzes worden gemaakt en ontdekt men dat wetenschap niet waardenvrij is, maar maatschappelijke implicaties heeft. De exit uit de lockdown wordt in zijn meest simpele vorm teruggebracht tot een evenwicht tussen gezondheid en economie.

Economen hebben zowaar al de waarde van een mensenleven voor de economie becijferd. Maar daar staan natuurlijk ook ethische en morele bezwaren in de weg.

Het verzoenen van het reële en het wenselijke leven zal voor politici een hele klus blijken. De beleidskeuzes verkopen aan de bevolking is ook al geen sinecure. En de beslissingen laten naleven is ook al niet simpel: het zal heel wat studies en artikels opleveren voor gedragswetenschappers.


Deze tijd wordt door sommigen al beschreven als een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. Zij vergelijken het met de pestepidemieën die het einde van het feodale systeem inluidden, met de eerste Wereldoorlog die het algemeen stemrecht meebracht en met de tweede Wereldoorlog die de deur opende naar de verzorgingsstaat.

Zo’n vaart lijkt het niet te zullen lopen. Natuurlijk zullen we ooit spreken van de tijd voor en na corona en gebeurtenissen in ons leven zo situeren. Maar de huidige trends zullen vermoedelijk toch in een stroomversnelling komen.

Of erger nog: de tendensen naar recessie en hongersnood die al bezig waren kunnen erg ontvlambaar zijn. Men kan dan spreken van de ‘reorganisatie van de systemen’ wat eventueel een eufemisme blijkt te zijn voor revolutie.


Maar ik ga mij niet wagen aan voorspellingen: er zijn al genoeg mensen die het onvoorspelbare willen voorspellen. En met zo’n groot aantal onbekende parameters wordt voorspellen wel een heel hachelijke zaak, zowel op korte als op langere termijn.


We kunnen natuurlijk wel vermoeden dat door deze gebeurtenissen in een aantal domeinen de resetknop zal worden ingedrukt. Urbanisatie, mobiliteit en reizen zullen er misschien anders gaan uitzien. Telewerken en televergaderen hebben wellicht hun vaste plaats verworven. E-commerce kan de kleinhandel nog verder in verdrukking brengen waarbij gelijk aan personeelsbesparing wordt gedaan.

En jawel, is er in deze tijd ook geen doorbraak gekomen van de telegeneeskunde? En van de online apotheek? Online tandartsen, kinesisten en verpleegkundigen zijn allicht nog niet voor morgen.


Gedragsveranderingen zullen wellicht blijvend zijn als het voordelen oplevert voor de burger. Maatschappelijk kunnen we ons vragen stellen. Wat hebben we geleerd? Hoe is het kunnen gebeuren? En hoe kunnen we ons aanpassen voor de toekomst?


Dr. Karel DE KOKER                          (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2020)



HOOP IN BANGE DAGEN


De pandemie van het coronavirus heeft iets onwezenlijks. Het zijn rare tijden, zegt men dan. Of: we lijken te figureren in een vreemde film. Het gedrag van burgers verandert, soms ietwat onvoorspelbaar of onverwacht. Het hamsteren van wc-rollen en van chips was voor mij alleszins niet te voorspellen. Soms met dispuut en zelfs schermutselingen om de laatste wc-rol in de rekken van het warenhuis.

In de VS zie je dat gieren van het kapitalisme mondmaskers die normaal 85 dollarcent kosten voor het 40-voudige verpatsen aan angstige mensen. In het eengemaakte Europa gedragen sommige staten zich volgens de principes van ‘eigen volk eerst’. Solidariteit is blijkbaar niet vanzelfsprekend.


Maar ook voor huisartsen is het niet eenvoudig: zij worden geconfronteerd met sterk wisselende richtlijnen en met een kluwen van bevoegde overheden die niet altijd even duidelijk communiceren. Vaak moeten zij die richtlijnen dan nog eerst uit de reguliere pers vernemen.

Voor eerstelijnswerkers wordt het wachten op een degelijke bescherming tegen potentiële infecties. Nochtans wordt de huisarts opnieuw ontdekt als behorende bij de eerste lijn onder andere voor de triage van Covid-19 patiënten.

Gelukkig zijn huisartsen getraind om te gaan met onzekerheden en zijn ze meestal niet gespeend van gezond verstand. Dat helpt.


Jammer genoeg wordt diezelfde huisarts ook ingeschakeld om de patiënten te voorzien van een briefje van arbeidsongeschiktheid, eventueel op eenvoudig telefonisch verzoek. Voor de Nederlandse huisarts is die toestand uitermate bevreemdend: daar laat de werknemer aan zijn werkgever gewoon weten dat hij niet kan komen wegens ziekte, zonder doktersattest (dat bestaat daar ook in gewone tijden niet).


Maar gelukkig zien we ook nog heel veel solidariteit, zowel bij de gezondheidswerkers onderling als bij de burgers die meer behulpzaam lijken te worden en opnieuw het onthaasten ontdekken. Of dat zo zal blijven bij partners die nu voortdurend op elkaars lip zitten met 24/24 uur de kinderen in de buurt moeten we nog afwachten. Maar het gevoel van ‘eendracht maakt macht’ maakt nu weer opgang.

Solidariteit weerspiegelt zich natuurlijk ook in de sociale zekerheid. Politici die de besparingen in de sociale zekerheid aan het voorbereiden waren, zijn nu waarschijnlijk veel minder geneigd om daarvoor hun nek uit te steken. Het belang van een deugdelijk systeem zal ook voor ‘jan met de pet’ zonneklaar zijn als hij geconfronteerd wordt met de gevolgen van een gebrek eraan. Dan zal hij maar hoeven te kijken naar de toestand in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië.


Het zal ook al verrassend duidelijk zijn dat een ondermaats gezondheidssysteem, zoals bijvoorbeeld in Afrika en in de Verenigde Staten, wereldwijd gevolgen zal hebben. Ook voor de rijke landen. De rijke Texaan dreigt te worden besmet door zijn arme illegale Mexicaanse poetsvrouw.

Artsen hebben belangrijke maatschappelijke plichten. Denken we maar aan twee moedige artsen in Lagos die enkele jaren geleden tegen politieke druk in een diplomaat, die besmet was met Ebola, manu militari verboden hebben hun ziekenhuis te verlaten. Als die artsen dat niet hadden gedaan dan was er pas een volwassen pandemie geweest. Een van die artsen is eraan overleden.


En jawel, de globalisering wordt eens te meer in vraag gesteld. Zeker nu we zien dat heel veel staten niet eens in staat zijn om zelf in te staan voor hun eigen primaire behoeften.

Het is enigszins verrassend dat zelfs de Belgen zich meestal gedisciplineerd gedragen naar de richtlijnen van de overheid. Met als nevenwerking de klikspanen die futiliteiten gaan melden bij de politie.


Maar ook voor de overheid is het een opportuniteit om Big Brother aan te spreken. Denk maar aan nummerplaatherkenning, camera’s met gezichtsherkenning, volgen via smartphone wie met wie in contact komt en waar hij zich bevindt.

Op momenten dat de tolerantie voor zo’n dingen groot is wordt het gemakkelijk met minder weerstand ingevoerd. Maar soms wordt vergeten dat ook af te schaffen…


Dr. Karel DE KOKER         (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2020)



WIE BETAALT HET GELAG?


Het gehakketak bij een regeringsvorming gaat steevast ook over de financiering van de sociale zekerheid. Bedrijfsleiders en hun organisaties wegen zwaar op de onderhandelingen. Zij beweren dat door de hoge overheidsuitgaven, waarvan 30% naar de sociale zekerheid gaat, hun concurrentiepositie met het buitenland wordt aangetast. Het totale budget van de sociale zekerheid is 100 miljard. Daarvan gaat een derde naar de gezondheidszorg. Dat is natuurlijk niet niks.


Het verhaal van de hoge loonkosten ken je wel. Nochtans investeren bedrijven niet zoveel, maar bedienen zij vooral zichzelf. En de mantra van de besparingen is weer daar. En nochtans wordt wel al één en ander bespaard: in de gezondheidszorg, door het optrekken van de pensioenleeftijd, minder uitkering voor werklozen…

Maar men kan niet voorbij aan een gat in de sociale zekerheid van 2,8 miljard euro momenteel en voor 2024 rekent men op een tekort van 6 miljard euro!


De bedrijfswereld is blijkbaar vergeten dat de taxshift een groot gat heeft geslagen. Hun bijdrage is gedaald van 33% naar 25%. Twee derden van het budget sociale zekerheid wordt gefinancierd door de loontrekkenden. Extralegale voordelen zoals bedrijfsvoertuigen, maaltijdcheques, onbelast bijverdienen, flexie jobs en bijzondere statuten voor voetballers bv. doen de bijdragen aan de sociale zekerheid ontwijken.

Belasting ontwijken lijkt wel een nationale sport en de fraudebestrijding staat op een laag pitje. Men weet wel dat het fiscaal systeem moet worden hervormd, maar niemand is scheutig om eraan te beginnen.


En jawel hoor, in sommige landen zoals Nederland en Zwitserland betaalt de overheid inderdaad een stuk minder voor sociale bijdragen. Maar daar wordt het bijgepast door een private sociale bijdrage via verplichte aanvullende verzekeringen.

Volgens het OESO-rapport van 2019 besteedt men in alle rijke landen 25-30% van het BNP aan de sociale zekerheid. Tenminste als men openbare en private bijdragen samentelt. België is dan nog bij de zuinigste van de rijke landen en is daarbij nog op wereldniveau toonaangevend inzake sociale zekerheid en kwaliteit van de gezondheidszorg.

Maar die reputatie is aan het afkalven: 16% van de mensen leven in armoede en bij de langdurig werklozen is het zelfs 60-70%. Het fenomeen kinderarmoede in een rijk land is nog schrijnender. Bejaardentehuizen worden onbetaalbaar.


De sociale zekerheid moet dus worden geherfinancierd. Want we staan voor grote uitdagingen: de vergrijzing zal meer en meer toeslaan en de geneeskunde wordt steeds performanter. En kwaliteit kost geld. Maar hoe dat moet worden betaald is natuurlijk weer een teer punt. Natuurlijk is het een goede zaak meer mensen aan het werk te hebben.


Maar wanneer men bijvoorbeeld spreekt over belasting van grote kapitalen, zullen er wel enkelen steigeren. Enkelen, want het gaat alleen maar om grote kapitalen die worden geviseerd. Artsen hoeven niet bang te zijn.

En zeggen dat men in sommige landen met de glimlach meer dan 80% belastingen heeft betaald, of nog betaalt. Bijvoorbeeld in Scandinavië en zelfs in de Verenigde Staten (maar dan wel enkele presidenten geleden).

Het is natuurlijk niet verkeerd om als een zuinige huisvader met budgetten om te gaan. Efficiëntie mag worden nagestreefd. Controle op misbruiken ook. Multinationals zoals big Pharma mogen ook onder de loep worden genomen. Zie maar het voorbeeld de medicatie tegen maculadegeneratie: Avastin (€ 327) en concurrent Lucentis (€ 784). Het RIZIV zal wel dokken.


Geld dat besteed wordt aan de sociale zekerheid is goed besteed. Een tevreden werknemer is ook productiever, als men hem mag herleiden tot economische termen… En het vermijdt sociale onrust. En ja, sociale onrust kost ook weer geld!

 

Dr. Karel DE KOKER     (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2020)



DIE DEKSELSE HUISARTS

 

Enkele maanden geleden werd de huisarts door een bacterioloog in het verdomhoekje gezet als verantwoordelijk voor de toenemende resistentie tegen antibiotica. Dat diezelfde huisarts als een Sinterklaas psychofarmaca in het rond strooit wisten we al langer. Beide stellingen kwamen uitgebreid aan bod in de internationale Belgische pers. De hamvraag is natuurlijk: is de huisarts de enige verantwoordelijke? Wat zijn de oorzaken? Hoe kan dat geremedieerd worden?

 

Herinner mij een navorming van Marc Lontie, de vroegere directeur van MCH lab. Het ging toen ook al over resistentie aan antibiotica. Na een projectie van de kaart met de geografische spreiding van resistentie, projecteerde hij een kaart uit zijn historische atlas met de verspreiding van het calvinisme. Tot ieders verbazing overlapten de kaarten elkaar vrijwel volledig: in ‘calvinistische’ streken was duidelijk minder resistentie.

Wat leert dat dan? Dat mensen, en dus ook artsen, met een calvinistische achtergrond gewend zijn beter in de leer te blijven en wellicht meer geneigd zijn richtlijnen op te volgen, anders dan de vrijheid blijheid van de roomse zuiderse landen. De Franse slag zegt men al eens oneerbiedig. Aangeleerd gedrag dus als verantwoordelijke voor antibiotica resistentie.

 

Een ander belangrijk verschilpunt is natuurlijk de organisatie van de gezondheidszorg. Artsen die zich bewegen in een forfaitair systeem, zoals vaker in het noorden, zijn minder afhankelijk van de druk van de patiënt dan bij een betaling per prestatie. Dan is het vaak een koud kunstje te shoppen tot men een arts ontmoet die voldoet aan de ‘verwachtingen’. De eisende, soms agressieve patiënt, weet dat maar al te goed.

 

Het aantal artsen speelt natuurlijk ook een rol. Nederland telt zes huisartsen per 10000 inwoners. In België vindt men negen huisartsen al te weinig… Dat draagt bij tot een veel hogere contactfrequentie per patiënt per jaar. Van 7 tot maar 2 keer per jaar in Denemarken. Het risico op behandeling stijgt natuurlijk met de contactfrequentie… sic.

 

Jonge huisartsen schrijven gemiddeld 30 procent minder antibiotica voor dan de ouderen. Dat zonder meer alleen toeschrijven aan een betere opleiding is natuurlijk weer kort door de bocht. Oudere huisartsen hebben veelal ook oudere patiënten, met meer pathologie en risicofactoren. En iedereen weet natuurlijk dat een patiënt louter op klinische gronden beoordelen, zonder lab en beeldvorming, geen sinecure is. Daar wordt vaak niet bij stilgestaan door mensen die nooit het biotoop van hun lab verlaten.

Men mag natuurlijk niet voorbijgaan aan het feit dat de Belgische eerstelijn Europees koploper is in het voorschrijven van quinolones.

 

Vreemd genoeg probeert het beleid het voorschriftgedrag op een zeer bizarre manier bij te sturen en nog wel door het verhogen van het remgeld voor de patiënt. Het is niet de voorschrijver die bestraft wordt, maar wel de patiënt. Zo is die twee keer de pineut: zowel financieel als inzake behandeling.

Aan farmalobbyisten die actief zijn bij overheid, ziekenhuizen en universiteiten wordt ook discreet voorbijgegaan.

 

Belgische artsen nemen Europees ook het voortouw inzake het voorschrijven van psychofarmaca. Dat we hier te lande in een stressvolle en weinig communicatieve omgeving leven is al langer bekend. Suïcidecijfers zijn bijzonder hoog. Professionele hulp is vaak ontoereikend of niet beschikbaar. Psychologen zijn weinig toegankelijk voor de patiënt, ook door de financiële drempel. Artsen kiezen dan al eens voor de meer gemakkelijke ‘oplossing’, een pilletje. Wegens geen tijd. Er is natuurlijk een verschil tussen geen tijd hebben voor iets of tijd maken voor iets.

 

Dr. Karel DE KOKER          (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2019)



INSPRAAK OP STRAAT

 

Het lentegevoel was dit jaar verrassend vroeg in het land. Alsof de vroege lente de klimaatontkenners op hun nummer wilde zetten. Of was het toch een stiekeme steun van de natuur voor de bosbrossers, al dan niet met Greenpeace in de coulissen.... (sic).

 

De klimaatbrossers hebben op geen tijd het klimaat tot een topthema van de verkiezingen gemaakt. De jeugd, in de lente van het leven, reageert tegen de gezapigheid van de overheid en wil haar toekomst niet laten kapen. Zij wenst dat de problemen nu al worden aangepakt om er later niet zelf voor te moeten opdraaien. Het nieuwe denken dat vooruit loopt op de feiten. Zij wil de toekomst grijpen. Zij doet dat met de dromen en een passie die een voorrecht zijn van de jeugd. Gelukkig maar. Ook al vereist de strijd tegen de opwarming een belangrijke verandering in economie en levensstijl. Evengoed is het een opstapje naar lange termijn denken in plaats van plannen tot de volgende verkiezingen.

 

Dat de natuur verandert is een onbetwistbaar feit. Dat ziet een opmerkzame geest ook aan details. Zo vroeg een patiënt mij onlangs of ik al had opgemerkt dat je tegenwoordig geen insecten meer tegen de voorruit van de auto ziet kleven. Niet dus, laat staan dat ik daar bij had stilgestaan. Zonder bijen geen fruit denk je dan. Ik zie de fruitteler nog niet met een penseel in de bomen klauteren.

 

Een ander fenomeen zijn de gele hesjes, die een Franse president danig op de heupen beginnen te werken. Schijnbaar uit het niets geboren, maar wel een symptoom van breuklijnen tussen bevolking en politieke leiders. Een ivoren toren die niet begrijpt hoe sommigen met twee lage inkomens niet rond kunnen komen.

Spontane acties en betogingen zijn potentieel bedreigend. Scholieren zijn dat alsnog niet, maar acties van gele hesjes die strijden om behoorlijk te kunnen overleven, kunnen uit de hand lopen. Wanneer ze geen duidelijke structuur hebben en geen leiding, ontbreekt ook het aanspreekpunt voor de overheid.

 

Burgerinitiatieven zijn weer een ander fenomeen. Van een onschuldige bomenplantactie en acties tegen eenzaamheid tot de dikwijls bedenkelijke burgerwachten. Deze initiatieven claimen nogal eens het falen van de overheid.

 

Vaak probeert men deze acties politiek te recupereren, al dan niet met zeer omzwachteld taalgebruik dat onvermogen en gebrek aan creativiteit moet verbergen. Maar actievoerders zijn al goed vertrouwd met dat fenomeen en leggen de vinger op de pijnpunten. Zij onderkennen ook meer en meer het verschil tussen de parlementaire democratie en de particratie.

 

Maar je kan de geschiedenis niet stuiten. Elke belangrijke verandering in de geschiedenis is gekomen door een confrontatie van ideeën of een clash van generaties. Dat is een goede zaak. Evolutie is natuurlijk veiliger dan revolutie. Alhoewel we dankbaar moeten zijn voor de Franse revolutie.

 

Dr. Karel DE KOKER   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2019)



ARTSEN EN LOGICA

 

Het heeft tot de jaren 1800 geduurd tot de westerse artsen het inzicht kregen dat het weleens nuttig kon zijn de patiënt klinisch te onderzoeken. Tot dan beperkten ze dat tot het voelen van de pols en het urineonderzoek. Vandaar ook de talloze spotprenten over de ‘piskijkers’. De humorale theorie van ziekte beleefde nog hoogdagen.


Wanneer echt iets moest gebeuren werd dat overgelaten aan de chirurgijnen die niet ‘academisch’ waren geschoold. Voor amputaties op het slagveld, breuken zetten en verwijderen van blaasstenen bv. deinsden zij niet terug. Reguliere artsen voerden wel geregeld autopsies uit, maar dat betekende weinig voor de patiënt.


Sinds de Verlichting kwam de ‘orgaangeneeskunde’ aan bod en de Franse Revolutie maakte van Parijs het centrum van de geneeskunde. Theorie was voortaan gestoeld op waarneming en niet omgekeerd!

 

Eigenlijk verrassend dat de ‘wetenschappelijke’ geneeskunde, met vallen en opstaan, nog maar goed tweehonderd jaar onder ons is. Dank zij de nieuwe manier van filosofisch denken en onderzoeken uit de achttiende eeuw.

 

Wetenschappelijke en medische kennis zitten in een stroomversnelling. Klinisch onderzoek wordt steeds meer aangevuld door een waaier van technische onderzoeken, geholpen door de basiswetenschappen. Een tsunami van wetenschappelijke artikels wordt onoverzichtelijk en levert gelijk vlot controversen op.


Niemand schrikt ervan dat artsen medische opinies van collega’s ook in de lekenpers in vraag stellen. Het gewezen hoofd van het Nederlandse ‘Geneesmiddelenbulletin’ heeft recent een boek gepleegd met de veelzeggende ondertitel ’Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen’.

Herinner u Tamiflu, in de VS niet toegelaten, maar hier vlot verdeeld door de overheid n.a.v. de Mexicaanse griep. Ook recent in vraag gesteld: primaire preventie met aspirine, criteria voor bloeddruk, richtlijnen preventie, voedingsrichtlijnen…

 

Een andere tsunami zijn de berg feiten die, met veel centen, verzameld worden. Big data zoals dat heet. Veel geld waard, niet alleen in de geneeskunde. Die data beheren en verzamelen is geen sinecure. Alleen al door de selectie van de data gaat veel kennis verloren en kunnen data een eigen leven gaan leiden. Dikwijls is niet bekend hoe data tot stand zijn gekomen, wat hun oorsprong is en wat de betrouwbaarheid ervan is. Historici zijn daar goed in: het is hun vak.

 

Daar zit je dan op een hoop kennis, studies en gegevens die steeds minder te ontwarren zijn en dus ook minder bruikbaar of toepasbaar.

Artificiële intelligentie kan een handje helpen, maar is nog altijd een gereedschap of een instrument dat de mens kan bijstaan, maar hem de beslissing moet laten. Beeldherkenning zal bv. de radioloog verdachte beelden voorstellen en hem laten beslissen.

 

Dan komt ook hier weer filosofie om de hoek kijken: hoe ver kan je gaan om belangrijke beslissingen uit handen te geven. Kan de computer zelfstandig de diagnose longkanker aan de patiënt meedelen? Is het ethisch om de recidiefkans van gevangenen, met oog op ontslag, te laten berekenen door het programma Compas, zoals men dat doet in de VS? Of denk bv aan de drones die zelfstandig kunnen beslissen om mensen uit te schakelen.

 

Filosofie zou eigenlijk tijdens alle opleidingen, ook in het middelbaar, aan bod moeten komen. Kennis en training in het omgaan met feiten en beslissingsprocessen zijn goud waard. Het vak logica is nauw verwant aan wiskundige vaardigheden. Niet alle studenten vinden dat leuk.

Tijdens de opleiding huisartsgeneeskunde wordt alleszins veel aandacht besteed aan besliskunde. De artsen van nu zullen wel ontsnappen aan de karikaturen van ‘piskijkers’, maar zullen binnenkort misschien worden uitgebeeld met een hoofd dat ingeplugd is in een computer.

 

Dr. Karel DE KOKER      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2018)



CONTROVERSEN VAN VANDAAG

 

Weinig mensen zijn een open boek. Zelfs de meest extroverten onder ons hebben toch een verborgen kantje. Dat houden ze liever voor zichzelf en daar hebben ook partner en intieme vrienden geen toegang. Daar is niets mis mee en niemand staat daar echt bij stil. Facebook, ook al eens fake-book genoemd, en andere sociale media hebben slechts de illusie van open communicatie geschapen, zonder dat dat veel diepgang heeft bijgebracht.


De toelatingsproef voor artsen zal worden hervormd. Tot heden is ze vooral een toetsing op wetenschappelijke kennis, met amper vier procent van de punten op communicatievaardigheid. Dat wordt bijgesteld. Jawel, voortaan zal meer aandacht worden besteed aan de communicatievaardigheid en warempel ook aan het empathisch vermogen van de kandidaten. Hoe dat kan worden gemeten met meerkeuzevragen, dus niet door mensen van vlees en bloed, maakt me buitengewoon nieuwsgierig.

 

Het zal natuurlijk wel toeval zijn, maar net nu lijkt de artificiële intelligentie in een stroomversnelling te komen. Examens geneeskunde kunnen worden opgelost door computers volgestouwd met literatuur en algoritmes. Of ze dan ook nog een diagnose kunnen stellen is natuurlijk nog de vraag. Voor ze op patiënten worden losgelaten moet één en ander misschien nog ‘empathisch’ worden bijgesteld.


Het herkennen van beelden is andere koek en wint steeds meer veld. De performantie van deze programma’s stijgt zienderogen. Nu al worden computers ingezet om radiologiebeelden te analyseren. Zij kunnen zich meer en meer meten met ervaren radiologen. Komt binnenkort ook dermatologie in het bereik?

 

Artificiële intelligentie is natuurlijk meer dan patronen herkennen. De zelflerende computer is al onder ons. Nu al kan de computer op vier uur tijd vanaf nul zelfstandig de kennis verwerven waar een schaakmeester jaren voor gezwoegd heeft. Ook in medische toepassingen kan de computer zijn ‘gedrag en kennis’ aanpassen, dank zij de enorme input die door artsen en patiënten zal worden gegenereerd. Hij zal zelfs gebruik maken van de feedback die hij dan krijgt.

 

Artificiële intelligentie en robotisering zullen zorgen voor kortere werkweken waardoor we misschien moeite zullen ondervinden om de vrije tijd in te vullen… De creativiteit van de mens streeft naar de ontwikkeling van zelflerende computers. Die kunnen er dan voor zorgen dat we zelfs het denken kunnen uitbesteden. Meer gesofisticeerde computers kunnen dan een eigen karakter met emoties ontwikkelen en kennen woede, ontgoocheling en mededogen. Stel u voor dat de computers tegen de mensheid in opstand komen. Lijkt wel iets voor een sciencefiction horrorfilm.

 

Mensen worden koopwaar, de big data worden gratis door de consument verstrekt en zijn goud waard. Google alleen al verdient zowat dertig euro per gebruiker per jaar. U dacht toch niet dat Google het deed voor uw mooie ogen? Bedrijven betalen grof geld voor informatie om de consument een leefstijl aan te kunnen smeren.


Ook de consument laat zich niet onbetuigd en wil vaak de utopie van de reclame najagen. Het laatste model mobiele telefoon wordt een hebbeding, zonder wordt het leven ondraaglijk. Het uiterlijk moet worden bijgeschaafd, zoals de gefotoshopte babes in de glossy magazines. Sommige artsen lenen er zich zelfs toe om gezonde mensen om te bouwen tot het uiterlijk van een of andere bekendheid of ze te voorzien van het siliconederriere van een bekend televisiefiguur. Zelfs een Barbie of Ken pop staat in de aanbieding.

 

De ontwikkeling van de medische technologie en de keuzemogelijkheden van artsen en patiënten zal ongetwijfeld nog voor controverse zorgen, misschien soms flirten met de grenzen van de deontologie en de maatschappelijke wenselijkheid. 

 

Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2018)



CREATIVITEIT EN CONFLICT

 

Creatieve geesten kleuren al eens buiten de lijntjes. Zij verlaten de platgetreden paden en zorgen dan voor commotie in de goegemeente.

Semmelweis was zo een jonge rebelse arts aan het toonaangevende Weense universitaire ziekenhuis. Zowat dertig procent van de vrouwen die bij de artsen bevielen –niet bij de vroedvrouwen!- stierven aan kraamkoorts. Semmelweis hechtte geen geloof aan de metafysische verklaringen hiervoor van de gevestigde artsen. Hij durfde in 1847 zowaar voor te stellen om de handen met chloorwater te wassen als ze van de autopsiezaal naar de bevalling gingen! Met schitterend resultaat, en dat lang voor Pasteur de bacterie ontdekte. Edoch, Semmelweis werd ontslagen, uit afgunst, maar ook omdat hij de liberale revolutie genegen was. Hij kwam helemaal op de dool en stierf geïnterneerd. Aan een infectie, door gebrek aan hygiëne…

 

Creativiteit, inventiviteit en durf sieren heel wat wetenschappers, die vaak moeten omgaan met tegenstand van de machthebbers. Denk maar aan Vesalius en Copernicus bv..

Maar ook kunstenaars die plots afweken van de gekende scholen hadden het vaak niet onder de markt. Van Gogh kon zijn schilderijen aan de straatstenen niet kwijt. Hij moest het eens weten…

 

Filosofen en politieke denkers kunnen zich helemaal uitleven in de conflictzone. Hun denken wordt soms afgedaan als utopisch en helemaal niet realistisch. Het zijn natuurlijk wel de machthebbers die zullen uitmaken wat realistisch is en wat bij de heersende orde hoort. De overheid bepaalt wat kan, de rest is provocatie die moet worden bestreden.

Dat is jammer, want het consensusdenken heeft zelden voor vooruitgang gezorgd. Zowat alle kantelmomenten uit de geschiedenis hebben een revolutionair kantje waarbij de lont wordt aangestoken door creatieve denkers, zelfs door utopische gedachten. Wat we nu vanzelfsprekend vinden was vroeger beslist bedacht door utopisten. Wij kunnen ons het huidige Europa niet indenken zonder de Franse Revolutie van 1789.

 

Het hoeft natuurlijk allemaal niet zo heftig te verlopen. Chantal Mouffe, een Belgische politiek filosofe die bij de wereldtop hoort, wijst erop dat een pluralistische maatschappij conflicten meebrengt. Alleen als die verschillende meningen ruimte krijgen komt er een inhoudelijk debat. Politieke partijen die naar elkaar toegroeien en extremen uitsluiten leiden volgens haar naar populistisch extremisme.

Mouffe pleit dus voor “passie en confrontatie" in de politiek en in de besluitvorming. Geen consensusmodel, dat een bedreiging is doordat het conflicten uit de weg gaat, maar een conflictmodel dat botsing tussen tegenstrevers beheersbaar maakt.

 

De overlegcultuur mag dus wat meer pit hebben. Nu wordt vaak een en ander al voorgekauwd en aantrekkelijk verpakt voor het aan de basis, zoals dat dan heet, wordt voorgesteld. Dat sluit gelijk een creatieve bijdrage van de basis uit.

Vandaag ziet men dat in jonge bedrijven een autoritaire leiding meer en meer verlaten wordt. Leve de creativiteit van de werknemer. Volgens overheidsmanager Frank Van Massenhove is de thuiswerkende ambtenaar een stuk creatiever en meer probleemoplossend als hij niet onder onmiddellijke autoritaire leiding van zijn alziende baas staat.

 

Creativiteit leidt tot diversiteit en meningsverschillen. Daar kunnen natuurlijk conflicten uit komen. Maar ook hier weer heeft ieder nadeel zijn voordeel: conflicten hebben een eigen creatieve factor die kan bijdragen tot vernieuwing en/of vooruitgang. Veel revolutionaire en utopische gedachten van weleer zijn later een goed idee gebleken.

Gaan we binnen twintig jaar de self-doctor, een basisloon en een werkweek van dertig uur ook zo een zalig idee van toen vinden? Iedereen happy en stralend gezond, laat ons hopen… 

 

Dr. Karel DE KOKER                               (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, mei 2017)



CENAKELS VAN DE MACHT         

 

De invloed van multinationals op regeringen neemt hand over hand toe en zij maken meer en meer het mooie weer bij beleidsbeslissingen. Beslissingsorganen waar het toe doet worden omringd door een heus leger lobbyisten, meer dan tienduizend stuks in Brussel alleen al. Herinner u een Belgisch politicus die een honderdtal amendementen indiende bij het Europees parlement, waarbij de hand werd vastgehouden door lobbyisten. Hij verschuilde zich achter een medewerker.

 

Australië heeft miljoenen euro betaald aan procedurekosten om te ontkomen aan een klacht van Philip Morris, omdat de regering het had gewaagd afschrikkende foto’s van vieze ziekten verplicht te laten afdrukken op sigarettenpakjes. Dat terwijl roken net heel gezond is (sic). Een illustratie hoe multinationals via dure advocaten en procedures regeringen schaamteloos onder druk zetten. Trouwens, we moeten zover niet gaan: de studie over het effect van een rookverbod op de leefbaarheid van Belgische cafés werd ‘ondersteund’ door de tabakslobby….

 

Om even in de sector te blijven: binnenkort komt een algemeen alcoholplan ter sprake in het parlement. De maatschappelijke kost van alcoholmisbruik wordt in België geschat op 4.2 miljard euro per jaar. Daarop wil men ingrijpen via prijszetting, beperking van reclame, en vooral via het terugdringen van de beschikbaarheid. Aanbod in tankstations, nachtwinkels en automaten ligt onder vuur. De leeftijdsgrens waarop men alcohol kan kopen zou worden verhoogd. Dat is allemaal natuurlijk niet naar de zin van organisatie ‘Vinum et spiritus’. Het kan natuurlijk moeilijk anders met zo’n naam. De organisatie claimt dat ze voor een zerotolerantie is inzake alcoholmisbruik, maar verdedigt uiteraard de economische belangen van haar leden.

 

De GGO’s dan, weer meer in de actualiteit met CETA en TTIP. Amerikaanse en Canadese multinationals hanteren het principe van ‘unknown is safe’, versus het Europese voorzorgsprincipe. Zelf geven ze toe dat de kans op antibioticaresistentie ‘minimaal’ is, so what. Het gebruik van de onkruidbestrijder glyfosaat (Roundup) zit ook in het GGO-pakket van giganten Monsanto en Bayer. De bewezen toename van tumoren en congenitale afwijkingen zijn voor hen blijkbaar geen probleem. En toch, is het toeval dat in de Haspengouwse fruitstreek meer blaastumoren voorkomen?

 

De controverse rond mobiel bellen is nog niet van de baan. Er worden verbanden gelegd met glioomtumoren en gedragsproblemen (autisme, ADHD), vooral bij kinderen. Een miljardenindustrie is natuurlijk niet tuk op zo’n berichten. Epidemiologische studies zijn trouwens niet gemakkelijk, gezien het veelvuldige gebruik overal ter wereld. Toch vraagt de voorzichtigheid voorzorg rond gebruik door kinderen en bij intensief bellen onder slechte omstandigheden.

 

De onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van wetenschappelijke onderzoeken omtrent de veiligheid van nieuwe technieken en stoffen komen in het gedrang. Studies worden meer en meer gesponsord door de industrie. Die eigent zich vaak in een clausule het publicatierecht toe. Resultaten die niet bevallen zien dan gewoon het daglicht niet. Of de betrokken wetenschappers dan ook boter op hun hoofd hebben wil ik in het midden laten.

 

Onze kunstmatig verouderde mobiele telefoons en computers zorgen wereldwijd voor zo’n vijftig miljoen ton elektronisch afval per jaar. Wat u plichtsgetrouw voor recyclage aanbiedt, verdwijnt voor drie vierden naar landen als Bangladesh en Pakistan. Daar buigen tieners zich voor een euro per dag over de lood-, cadmium- en zinkdampen. Wij krijgen op onze beurt die metalen wel terug via onze diepvriesscampi’s en via de vis uit de Mekongdelta.

 

Voor multinationals primeert de winst van de aandeelhouders boven het algemeen belang. Sommige zijn zelfs zo cynisch preventiecampagnes te ondersteunen. Maar ze weten deksels goed dat die microbudgetten niet opwegen tegen hun gigantische reclamebudgetten en het gemak waarmee ze beleidsbeslissingen kunnen sturen. Het is de verantwoordelijkheid van parlementen het algemeen welzijn te bevorderen, los van economische overwegingen. Jammer genoeg wil dat niet altijd lukken…

 

Dr. Karel DE KOKER                      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, november 2016)



HUISARTS TUSSEN REALITEIT EN SCIENCE FICTION

 

Iedere arts die pakweg twintig jaar aan de slag is, heeft in die korte tijd al een merkelijke evolutie gezien op diagnostisch, therapeutisch en organisatorisch vlak.

De evolutie in kennen en kunnen stijgt volgens een exponentiële schaal. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de geneeskunde. Maar hoe zal de huisartsgeneeskunde en de geneeskunde tout court er binnen tien jaar dan wel uitzien?

Als we in hetzelfde tempo blijven evolueren zouden we nog wel eens verbaasd kunnen staan toekijken. Zal ik enkele voorbeelden uitplukken?

 

Zelfdiagnose van de patiënt via Google en apps die op hun beurt leren van de imput van de gebruikers, diagnostica vrij verkrijgbaar in het warenhuis waarmee patiënten zich voor een prikje kunnen prikken, elektronische communicatie met zorgverstrekkers en aankopen van medicatie via de e-commerce. Het zal vanzelfsprekend zijn dat de patiënt zijn eigen dossier beheert en het bij gelegenheid uitbesteedt aan o.a. de arts.

Of dit allemaal science fiction is zal later moeten blijken. Alhoewel, wat veertig jaar geleden een onmogelijke fantasie leek, is nu dagelijkse kost voor de artsen van vandaag.

 

Op dit symposium willen we een voorzichtige wandeling maken in de toekomst. Voorzichtig omdat de toekomst per definitie pas later werkelijkheid wordt en onderhevig is aan onnoemelijk veel randvoorwaarden, die we niet allemaal kennen of kunnen beheersen.

 

Gelijk dagen de vragen op naar de grenzen van de medische activiteit.

 

De arts als leerling tovenaar, of wat ik al een keer de arrogantie van de geneeskunde noem. Maar wie weet hoe men zich binnen veertig jaar, gesteund door zoveel meer kennis van bv. moleculaire biologie, verkneukelt bij de geneeskunde van vandaag. Dat men zich dan verbaast dat mensen toen zo oud werden, ondanks de geneeskunde. Maar goed, artsen en wetenschappers kunnen niet anders dan handelen volgens de huidige kennis en mogelijkheden.

 

De ommezwaai naar andere technieken en organisatie kan revolutionair zijn. Maar kennen betekent niet automatisch willen en kunnen.

 

Met het stijgen van de medische macht komen er ook steeds meer vragen naar ethische en deontologische aspecten. Denken we maar aan tere punten zoals een genetisch paspoort bij de geboorte en aan genetische manipulatie, laat staan aan klonen van de mens.

 

Financieel groeien de bomen niet tot in de hemel. Ook daar zullen keuzes moeten worden gemaakt. Hoeveel euro’s wil de gemeenschap betalen voor een kwaliteitsvol levensjaar van de burger? En wat is een kwaliteitsvol leven? De performantie van de geneeskunde zal zorgen voor een vat vol maatschappelijke discussies en keuzes. Rationeel omgaan met de beschikbare middelen zal een dwingende plicht worden.

 

De vijf sprekers zullen ons een blik in de toekomst gunnen, niet via een kristallen bol, maar gesteund op feiten en realistische toekomstverwachtingen.

Sprekers die inspireren, nieuwe ideeën hebben en ja, ook het beleid en de toekomst beïnvloeden.

 

Alhoewel de grenzen eindeloos lijken, zullen die ongetwijfeld worden gereguleerd door socio-economische, ethische en politieke factoren. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Sociologen en filosofen hebben we vandaag niet in de aanbieding . Maar de sprekers kunnen ons helpen om te reflecteren over de potentiële maatschappelijke keuzes.

 

Dr. Karel DE KOKER                                (Inleiding op een symposium van 1 oktober 2016)



VERGETEN VERLEDEN               

 

Wie fanaat is van sociale media en niet begaan met privacy, zegt al een keer dat hij “niets te verbergen heeft en dat ze alles mogen weten”. Natuurlijk zal hij je niet gemakkelijk over zijn inkomen of zijn scheve schaats vertellen en geen vervelende foto’s tonen.


Maar internet is voor de eeuwigheid en overal ter wereld beschikbaar. Zeden en wetten hebben de gewoonte te evolueren en kunnen geografisch erg verschillend zijn. Een politiek regime kan veranderen met de tijd. Wat nu en hier oorbaar is kan met de tijd of op andere plaatsen verwerpelijk of onwettig zijn. Drank- en drugsgebruik, abortus, euthanasie, homoseksualiteit zijn voorbeelden die erg verschillend worden beoordeeld. Sommige landen maken het moeilijk als ze weet hebben van homoseksualiteit. Dat sollicitanten dikwijls op sociale media gewogen worden is al langer bekend. Een foto waarop je in de neus peutert oogt niet fraai.


Recent gaat Google in op ‘het recht om vergeten te worden’. Na goedkeuring van de argumenten worden links naar verouderde, gevoelige en irrelevante gegevens verwijderd. De bron ervan blijft natuurlijk bestaan. In Europa maakten al zo’n tweehonderdduizend mensen gebruik van deze regelgeving.

Het evenwicht tussen privacy en recht op informatie is wat koorddansen. Openbare figuren en beleidsmakers kunnen ter zake minder eisen stellen, tenzij natuurlijk die nare censuur van sommige sociale media weer toeslaat.

 

Verbazend wat patiënten soms pas na jaren bij hun vertrouwde arts vertellen, ook al was dat een belangrijke en zelfs traumatiserende gebeurtenis in hun leven. Het moment moet er blijkbaar rijp voor zijn.

Wat de patiënt wil delen met één zorgverlener wil hij niet noodzakelijk doen met een andere. Daarom wordt van groepspraktijken verwacht dat de patiënt weet welke arts toegang heeft tot het dossier. Als iedere arts toegang heeft worden patiënten op de hoogte gebracht.


Dikwijls wordt gevoelige informatie zelfs niet in het dossier genoteerd. Omgekeerd hoef ik die vertrouwelijke gegevens ook niet terug te krijgen van een andere zorgverlener. Want vertrouwen in een zorgverlener is een hoog goed voor de patiënt.

Een verwijsbrief houdt onbewust rekening met de relevantie van de antecedenten voor het probleem van dat moment. Toch was ooit een patiënt zeer ontstemd omdat op zijn medicatielijst aan de uroloog zowaar sildenafil vermeld stond. Het moet diep hebben gezeten, hij ontkende zelfs dat dat ooit werd voorgeschreven…

 

Enige omzichtigheid bij communicatie over patiënten is dus op zijn plaats. Wat vanzelfsprekend lijkt voor artsen is dat niet noodzakelijk voor de patiënt. Even checken lijkt soms niet overbodig. Ook wanneer met Sumehr, na akkoord van de patiënt weliswaar, gegevens centraal worden geüpload die voor alle artsen die hij contacteert toegankelijk zijn. Zeker wanneer gebruik wordt gemaakt van automatische aanmaak uit het dossier of wanneer de gegevens worden bijgewerkt, dient dit bewaakt.

Informatie over derden, zoals al eens voorkomt in psychiatrische verslagen of bij genetisch onderzoek, kan niet omdat derden daar geen toestemming voor hebben gegeven.

 

Het vertrouwen in de opslag en het gebruik van die gegevens dient bij patiënten en artsen erg groot te zijn. En terecht. Hackers en toegang door onbevoegden kunnen uiteraard niet. Het moet vanzelfsprekend zijn dat toegangsrechten in de toekomst niet kunnen worden uitgebreid voor bijvoorbeeld juridische of politionele doeleinden. Maar we leven tenslotte nog niet in een bananenrepubliek.

Uitsluiten van behandelingen op basis van de voorgeschiedenis is al ietwat waarschijnlijker. Verzekeringen en ziektezorgverzekeraars lijken me ook niet welkom.


Een interessante piste kan natuurlijk een chip zijn, type bankkaart. Daar kunnen met de huidige technologie een massa gegevens op, beeldvorming incluis. Met een code kan de patiënt vlot toegang verlenen aan de arts en andere medische disciplines die hij op dat moment consulteert. Die kunnen dan meteen het dossier aanvullen. Het zal natuurlijk wel een gedoe zijn om te standaardiseren.

 

De patiënt als beheerder van zijn dossier.

Want een verleden dat elders is opgeslagen wordt nooit vergeten, zelfs de verloren dromen niet.

 

Dr. Karel DE KOKER                            (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2016)



MET DOKTER HOUSE OP HUISBEZOEK

 

Al eens onderuitgezakt in de zetel en stiekem gekeken naar een aflevering van de Amerikaanse serie House MD? De diagnose proberen te raden van excentrieke ziektebeelden? Dokter House is de hinkende en communicatiegestoorde dokter die alles weet, dus niet erg realistisch.

Merkwaardig genoeg gaat dokter House, zijn naam waardig, ook op huisbezoek. Niet zoals wij dat doen, anders zouden het de States niet zijn. Onder dubieuze legale omstandigheden dringt zijn artsenteam al eens de huizen binnen van gehospitaliseerde patiënten om daar een verklaring te zoeken voor een eigenaardig ziektebeeld. Zie ik de artsen hier nog niet doen.

 

Meer nog, artsen bedanken hier meer en meer voor een huisbezoek en vragen, dwingen de patiënt op spreekuur te komen. Onder de mom dat daar het dossier en meer materiaal aanwezig is, met meer comfort (voor de arts). De laptop moet natuurlijk nog worden uitgevonden en de koffer van de auto is meestal te klein voor wat extra materiaal. Het is ook rendabeler, lees: het brengt de arts een hoger uurloon op. Het ereloon van de kinesist bv. blijft merkwaardig genoeg gelijk op spreekuur en huisbezoek.

 

In de praktijk kunnen een anamnese en klinisch onderzoek meestal overal, al is natuurlijk een gynaecologisch onderzoek aan huis niet vanzelfsprekend. Anamnese alleen al levert in zowat vijfentachtig procent een diagnose aan. Klinisch onderzoek doet daar zo’n tien procent bij.  Aan huis een diagnose stellen is meestal geen probleem. Waarvan dan die aversie?

 

Natuurlijk is het niet altijd zo comfortabel voor de arts. Het licht ter plaatse bv., de lage sofa, de keukentafel met koffie- en confituurvlekken, eventueel storende familieleden en huisdieren, de verplaatsing, gebrek aan parkeerruimte… Weet het ook wel: huisbezoeken putje winter bij nacht en ontij, door mist en besneeuwde wegen, zijn geen pretje. Een koortsig kind in een koude auto is het alternatief.

 

En toch ligt hier warempel een monografie waarin de voordelen van het huisbezoek worden opgelijst. Samengevat: vertrouwd worden met de leefomgeving van de patiënt. Wie woont er nog, hoe verloopt de communicatie daar, hoeveel huisdieren zijn er, wat eet de patiënt zoal, wordt er zelf gekookt, staan er chips of fruit op tafel, woonomstandigheden, mantelzorg, buurt en buren enz..

Informatie die nooit in een dossier komt, maar die de huisarts wel kent en onbewust mee verrekent bij diagnose en planning. Nu moet vaak een maatschappelijk assistent op pad om die info te verzamelen, meestal als het te laat is.

De huisarts is dikwijls de enige zorgverlener die het voorrecht heeft van toegang tot het huis en er welkom is. Kleine kinderen zijn een stuk rustiger in hun vertrouwde omgeving en bejaarden met valrisico kunnen terloops worden gewezen op losliggende tapijtjes op het linoleum.

 

In tijden van aandacht voor de CO2 uitstoot: een goed geplande huisartsenronde is een stuk ecologischer dan al de patiënten die zich individueel verplaatsen, want door gebrekkig openbaar vervoer wordt daar in landelijke streken zelden gebruik van gemaakt.

 

Als de huis-arts zijn meerwaarde op het terrein wil blijven bewijzen moet het huisbezoek worden geherwaardeerd. Natuurlijk is er een verschil tussen de ‘plattelandsarts’ die vrij en vrolijk door de velden zweeft met parking op het ‘erf’ en de stadsarts die stress ondervindt van de files en de zero parkeertolerantie.  De brouwerij mag rustig dubbel parkeren voor het café.

 

Maar de voordelen van een huisbezoek voor de patiënt en de meerwaarde voor de geneeskunde zijn nog geen gram veranderd tegen vroeger en blijven staan als een huis. Argumenten die sommige artsen tegen het huisbezoek aandragen hebben een verborgen agenda. Helder taal ware beter. De echte argumenten zijn: huisartsen genieten geen faciliteiten voor het huisbezoek, bv. parkeertolerantie en ze vinden het niet rendabel, d.w.z. worden er niet genoeg voor betaald. Nochtans is een huisbezoek wel rendabel voor de volksgezondheid door de informatie die het oplevert en de interventies die daardoor worden gestuurd.

 

Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2015)



DE STATIONSDOKTER, EEN SNELLE HAP

 

Ook die ochtend keek ik voor het spreekuur even naar de kranten via internet. De ontroering werd me werkelijk te machtig om de bezorgdheid van Brusselse marketeers over de gezondheid van de pendelaars. Vooral bezige vrouwen (is dat seksistisch of een besluit van het marktonderzoek?)  zouden wegens tijdsgebrek niet te veel tijd willen verliezen bij de huisarts. Met mogelijk dramatische gevolgen voor hun gezondheid. Gelukkig stonden de papieren zakdoekjes vlakbij.

 

Daarom bieden zij in samenwerking met de MIVB een snelle hap geneeskunde aan. Wellicht geïnspireerd door de stationssnackbars.

In de stationspraktijk kan men zowaar terecht voor voorschriften – ze kunnen gelijk worden afgehaald in de stationsapotheek, denk ik zo-, labonderzoeken en snelle check ups. Het wachten tijdens de vele vertragingen kan dus opgeleukt met een doktersbezoek of met een achterstallig uitstrijkje.

 

De marketeers hebben dus een gat in de markt gevonden en zullen ongetwijfeld wel een businessplan hebben. Het zal wel niet zijn voorgelegd aan de uiteindelijke financier, het RIZIV.

Het blijft natuurlijk wel een kiese vraag hoe twee ‘huisartsen’ drie verpleegkundigen kunnen financieren. Een duopraktijk kan, zoals u weet, onmogelijk uit de kosten komen. Tenzij er return komt uit andere bronnen. Welke organisatie heeft er belang bij dat zoiets wordt opgestart? Het gaat wellicht niet om de mooie ogen van de pendelaar. Onderzoek naar financiële stromen kan verhelderend zijn.

 

Ben werkelijk benieuwd naar de profielen inzake labonderzoeken, beeldvorming en andere verwijzingen. Het RIZIV waarschijnlijk ook.

Het kan niet anders dat verspilling is ingebakken: geen kennis van de voorgeschiedenis, aanvragen a demande van de patiënt, geen inzage in eerdere onderzoeken. De kreupele toezegging dat men resultaten van onderzoeken zal bezorgen aan de huisarts in de landelijke periferie zijn vijgen na Pasen. Geen enkele huisarts zit te wachten op resultaten van overbodige onderzoeken.

Dit impliceert trouwens al dat men grif toegeeft geen huisarts te zijn. Geen langdurige relatie met een patiënt, geneeskunde tijdens kantooruren, geen GMD, geen wachtdienst enz.. Het is trouwens de vraag of die artsen aan de wettelijke criteria van huisarts beantwoorden.

 

Het is een belediging voor de huisarts dat deze Brusselse creatie zich op de eerstelijn begeeft op kosten van de gemeenschap. Een bedreiging is ze niet, want geen enkele huisarts zit te wachten op patiënten die her en der gezondheidszorg consumeren als een pakje frites.

 

Na de stationsroman, de stationskiosk, het stationsrestaurant en de stationsapotheek komt er dus een nieuw begrip bij: de stationsdokter. Hoe het aanbod een behoefte probeert te creëren.

 

Dr. Karel DE KOKER                        (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2014)



DE DREMPEL VAN DE GEZONDHEIDSZORG     

 

Armoede maakt ziek en generatiearmoede maakt de ziekte slepend erfelijk. Het is een feit dat armoede toeneemt en gepaard gaat met uitstelgedrag in de vraag naar gezondheidszorg. Recent onderzoek wijst uit dat in België 8,6 procent van de bevolking de hulpvraag om financiële redenen uitstelt. Voeg hierbij de wetenschap dat lagere klasse ook betekent minder lang leven en heel wat minder levenskwaliteit van de laatste levensjaren, dan staan we in de nabije toekomst voor een belangrijk probleem. Hoe overheid en gezondheidswerkers hiermee zullen omgaan is dan ook het thema van dit symposium.

 

De eigen bijdrage van de patiënt in de financiering van zijn gezondheidszorg neemt gestaag toe. Delen van gezondheidszorg dreigen te worden geprivatiseerd. Hospitalisatieverzekeringen worden stilaan gemeengoed. Bijkomende verzekeringen kunnen leiden tot een geneeskunde met twee snelheden.

Dit staat uiteraard haaks op de drempelverlaging voor een toegang tot de gezondheidszorg, vooral belangrijk voor de lagere sociale klasse die tevens haar eigen door armoede geïnduceerde pathologie heeft. Wellicht is er naast de financiële drempel ook een belangrijke culturele drempel voor de minder begoeden. Hoe herkennen huisartsen deze problemen en hoe gaan ze daar mee om? En wat kunnen ze daaraan doen?

 

De derdebetalersregeling komt stilaan op gang maar ondervindt de nodige hindernissen. Voor heel wat artsen is het wennen en opzien tegen de administratieve overlast. OCMW’s en budgetbeheerders worden aanspreekpunten van de artsen. Patiënten tonen al een keer brieven van incassobureaus die de ziekenhuisfactuur willen innen. Samen met ziekte lijdt de financiële toestand van de zieke ook al eens aan een diepe malaise.

 

De gewaarborgde toegankelijkheid van de gezondheidszorg dreigt meer en meer een heikel punt te worden. Belangrijk voor individuele burgers, maar ook voor de gemeenschap die haar gezondheidskapitaal dient te vrijwaren, al was het maar om economische redenen….

 

De toekomstige financiering en de financierbaarheid van de gezondheidszorg worden nog een groot probleem. Vergrijzing en steeds meer performante medische technologie kosten handenvol geld. Een slabakkende economie doet de groeinorm bijstellen.

Efficiënte aanwending van de middelen kan helpen. Het is trouwens de morele plicht van een overheid om de middelen die door de belastingbetaler ter beschikking worden gesteld goed te beheren. Zonder duidelijke organisatie en financiering van de gezondheidszorg dreigt het zo geroemde Belgische gezondheidszorgmodel op de klippen te lopen.

 

De kernvraag is dus: hoe kunnen we de toegankelijkheid van zorg waarborgen en welke impact zal dat hebben op de organisatie van de gezondheidszorg, de gezondheidswerkers en de financiering. Wat zijn de vooruitzichten voor de nabije en verre toekomst? Kunnen de panelleden een tipje van de sluier oplichten?

 

Dr. Karel DE KOKER                                 (Inleiding op een symposium van 26 maart 2015)



HET HARNAS VAN DE VRIJHEID

 

De tijd van toen moet een zekere vastigheid hebben gebracht. Tot de jaren vijftig genoot het leven vanaf de geboorte een zekere vanzelfsprekendheid. Politieke overtuiging, religie en zelfs het beroep, van vader op zoon weet u wel, werden met de paplepel ingegeven. Het individu werd meer ingebed in het veelal rurale sociale weefsel dat ook misstappen snel corrigeerde en al eens met de mantel der liefde bedekte.

Weliswaar in ruil voor het keurslijf van de sociale controle en de rigide eentonigheid van een zekere toekomst. Televisie gaf nog geen kijk op de wereld en zomerse avonden werden gezellig koutend op een stoel voor de deur besloten.

 

De romantiek van toen had een keerzijde: zichtbare armoede, arbeidsomstandigheden die nu alleen nog in ontwikkelingslanden bestaan, ongelijkheid van mannen en vrouwen en discriminaties die toen als vanzelfsprekend werden aanvaard…

Veel van deze problemen werden de laatste decennia door sociale strijd en overleg bijgeschaafd, althans in West-Europa.

 

De maatschappelijke druk is mede door de verstedelijking en de mobiliteit een heel stuk minder geworden. De vrijheid-blijheid van het individu heeft zijn intrede gedaan.

En meteen ook het nieuwe toverwoord dat het beleid nogal eens gebruikt: ‘de responsabilisering van het individu’. Hoe een mes al eens aan twee kanten kan snijden.

 

Wie ziek wordt dient zich de dag van vandaag eens te bezinnen of hij zelf niet verantwoordelijk kan worden gesteld en dus maar zelf moet opdraaien voor de kosten. Hier en daar gaan stemmen op om bv. patiënten met nicotineverslaving of obesitas te laten opdraaien voor hun COPD of bypass. Bingo voor de overheidsfinanciën. Ondertussen mogen de honderden tabakslobbyisten rustig hun gang gaan in de Europese cenakels en worden de taksen op tabak gretig aanvaard door dezelfde overheid.

Werklozen worden meer en meer gediaboliseerd, onder het motto dat ‘wie echt werk wil ook werk heeft’. In een tijd dat zowat dagelijks een bedrijf sluit en wanneer de overheid zelf zal afslanken, lees ‘minder arbeidsplaatsen aanbiedt’, lijkt dat toch geen sinecure.

De jeugd kan probleemloos alcohol kopen in warenhuizen en nachtwinkels. Een winkelier die in de USA alcohol verschaft aan een min 21-jarige is nog niet thuis.

 

Een overheid die haar intentieverklaringen niet in een effectief beleid kan vertalen faalt en wordt blijkbaar niet snel geresponsabiliseerd, maar schuift de hete aardappel door naar het individu. ‘Eigen schuld, dikke bult’, heet dat dan.

 

De Facebook-generatie uit haar ongenoegen en onrust niet meer op straat, maar in de sociale media. Het teveel aan vrijheid is voor veel jongeren een probleem geworden. Het staat bij mijn weten nog niet in de DSM-IV (want er bestaan nog geen pillen voor), maar ze kunnen lijden aan keuzestress, het nieuwe modewoord.

Niet alleen kan men tegenwoordig kiezen uit zowat vijfhonderd beroepen, maar men moet zich ook hierin kunnen onderscheiden en voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen. De concurrentie om die bepaalde job te bemachtigen kan wel bikkelhard zijn. Jobs worden ook al eens nauwkeurig bekeken: het moet een bevestiging zijn van wat men zijn ganse leven wil doen, flexibiliteit is een belangrijk punt en combinatie met privéleven is belangrijker dan vroeger. Ongebondenheid blijkt de grootste troef.

Twintigers hebben leren leven met de gedachte dat alles kan, dat ze zelf eigenaar zullen zijn van hun succes. Maar gelijk worden ze ook verantwoordelijk gesteld voor hun falen. Psychische decompensatie is dan niet ver meer weg.

 

Niet kunnen kiezen doet de toekomst uitstellen. Uit angst voor de toekomst en voor de megalomane wereld die aan hun controle ontsnapt? Of gevangen in het harnas van de vrijheid die nieuwe verwachtingen schept waaraan men moet kunnen voldoen. Het conflict tussen individu en maatschappij is nooit weggeweest.

 

Dr. Karel DE KOKER                       (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2014)



VAN MOBIELTJE NAAR BROMVLIEG

 

Merkwaardig dat wat klokkenluider Edward Snowden ‘onthulde’ nu zo’n ophef maakt. Jaren geleden al stond hier een tekstje over Echelon. De ‘Signal Intelligency’, een samenwerking van USA, Groot-Brittannië, Australië en Canada die met satellieten onze telefoons, e-mails en faxen kan onderscheppen. Uiteraard heb ik het toen niet uit de duim gezogen: het was al open en bloot bekend.

In 2000 reeds deed het Europees Parlement een onderzoek naar het gebruik van Echelon II voor commerciële doeleinden. Het is natuurlijk een groot gemak te kunnen beschikken over interne documenten van grote Europese bedrijven en regeringen. En over de inhoud van hun onderhandelingen.

 

Lernout en Hauspie, later in handen van Scansoft, stonden aan de wieg van de spraakherkenning. Samen met de schriftherkenning is het een technologie die met rasse schreden vooruitgaat. Zonder die gesofisticeerde technologie is Echelon niet echt bruikbaar. Militair en commercieel dus zeer belangrijk.

Vreemd dat er jarenlange radiostilte is geweest over deze spionageactiviteiten, tot ene Snowden de kat weer de bel aanbond. Niets nieuws, alleen de omvang werd duidelijk gedocumenteerd.

Het afluisteren van ‘Mutti’ Angela Merkel door de Verenigde Staten is ook zo’n merkwaardig verhaal: hoe ongelooflijk naïef kan men zijn te denken dat dat niet zou gebeuren? Geëncrypteerde telefoons bestaan nochtans al langer.

 

Als de groten der aarde al geen communicatieveiligheid en privacy genieten, hoe zit dat dan met de gewone burger? Geeft hij nog om privacy of ondergaat hij alles argeloos?

 

Zowat iedereen kan met zijn mobieltje op zak gelijk wat quasi ongemerkt fotograferen en filmen. Met gezichtsherkenning die in volle opgang is, kan hij binnenkort alle beschikbare gegevens van de man die tegenover hem in de bus zit opvragen. Jammer ook voor onbezonnen Facebookgebruikers.

Wie staat er bij stil dat een GSM via Wi-Fi kan worden gevolgd? Een telecombedrijf dat gratis wifi-locaties aanbiedt, zou zelfs kunnen nagaan bij welke rekken in de winkel u blijft staan en hoelang. Ook Bluetooth is daar handig voor. Gerichte reclameboodschappen zijn dan niet ver meer af. Wifi-tracking heet zoiets.

 

Malafide winkels en internetsites bieden gadgets en software aan om het mobieltje van partner en kinderen ongemerkt te lokaliseren en af te luisteren. Niet alleen de gesprekken, maar ook de omgeving. Een idee voor een giftig ‘geschenk’. Mag wel verkocht worden, maar niet gebruikt, zeggen ze dan cryptisch…

 

Drones zijn de laatste ‘nieuwigheid’. Al ingezet als automatisch oorlogstuig, dat zelfstandig kan oordelen over wie moet worden gedood. Een bedrijf pakte uit met besteldienst via drones. Reclamestunt, want gelukkig financieel niet haalbaar. Een mens zou binnenkort niet eens de straat kunnen oversteken zonder eerst even in de lucht te kijken. De krantentitel: ongeval met pizza-drone.

 

Eens te meer wordt hier de privacy bedreigd. Een bedrijf dat zich vestigt op een obscuur eiland zonder privacywetgeving, kan hier voorlopig ongestoord opereren zolang het hier geen vestiging heeft. Goed gerief voor paparazzi, inbrekers en blijkbaar ook vastgoedmakelaars.

 

Kleine drones met camera zijn nu al vlot bereikbaar voor Jan Modaal. Gluren bij de buren is nochtans geen onschuldig vermaak.

 

De miniaturisatie neemt hand over hand toe. Alhoewel die ook zijn grenzen heeft. Volgens fysici zal die grens binnen vijftien a twintig jaar worden bereikt. Aan fysicawetten valt nu eenmaal niet te tornen.

Hebben we tegen die tijd minidrones die de grootte van een kever of een bromvlieg hebben? Stel u voor dat je dan niet zeker meer bent of je de bromvlieg, die neerstrijkt op je bureaulamp, kan vertrouwen…

 

Dr. Karel DE KOKER               (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2014)



HUISARTS MET PARAPLU


Enkele jaren geleden wilde een verzekeringsfirma haar degelijkheid bewijzen met advertenties waarin steevast een paraplu voorkwam. Eén advertentie toonde een huisarts bij nacht op de drempel van een huis, onder de pletsende regen. Deze verzekering wilde blijkbaar worden geassocieerd met het imago van de huisarts: altijd paraat, ook op moeilijke momenten. Is dat imago nu nog bruikbaar?

Meer en meer huisartsen verwijzen ’s nachts en tijdens weekend steevast naar de wachtdienst. Ook al zijn ze gewoon thuis.

 

De televisieserie ‘Meneer doktoor’ toonde indrukwekkende portretten van de huisartsen van vroeger. Maar die tijd ligt definitief achter ons. Wachtdiensten waren toen niet vanzelfsprekend. Zij hebben vooral opgang gemaakt sinds de roemruchte artsenstaking van 1964. Het lijkt nogal wiedes dat artsen ook recht hebben op ontspanning en een privéleven. De mogelijkheid om naar de wachtdienst te kunnen verwijzen en afspraken te maken bij afwezigheid en tijdens vakantie waren een vanzelfsprekende en terechte verademing, die alleen maar kon bijdragen tot de aantrekkelijkheid van het huisartsenberoep.

 

Maar “ieder voordeel heb z’n nadeel” zegt men in het Noorden.

Patiënten en ook huisartsen vinden het een nadeel dat onderzoeken en opvolging in een ziekenhuis vaak door wisselende assistenten worden verricht. Het zal organisatorisch wel niet anders kunnen, maar patiëntvriendelijk is het niet. Er is een dossier zal je zeggen? Daar staan alleen fysische gegevens in. Zeer zelden over de kleine en grote bekommernissen van de patiënt, zijn kijk op gezondheid, compliance, leefomgeving, mantelzorg… Of gewoon maar hoe hij er uit ziet.

 

Dat geldt evengoed voor de huisartsenwachtdienst. Zelf betrap ik me erop veel vaker door te verwijzen tijdens een wachtdienst in vergelijking met eigen patiënten, die zijn mij natuurlijk bekend.

Is het een angstige patiënt of iemand die alleen hulp zoekt in hoge nood? Is zijn anamnese betrouwbaar? Zal hij echt terug contacteren als de toestand verergert? Enz.

Het kostenplaatje van ‘overbodige’ verwijzingen, ‘de paraplu open doen’ dus tijdens de wachtdienst, is niet gekend. Voer voor gezondheidseconomen.

 

De grootschaligheid van de wachtdiensten overal te lande zal de situatie niet verbeteren. Gewoon al de huisarts kennen van de patiënt levert nuttige informatie op. Klachten uiten, dialect en gewoonten hebben soms eigenaardige regionale verschillen. Stad-platteland bv..

 

De zorg tijdens de wachtdienst is de laatste twintig jaar ook erg veranderd. Toen waren de patiënten nog ziek, zou je met een boutade kunnen zeggen. Alleszins werd je toen regelmatig geconfronteerd met ernstige of spoedeisende pathologie, zoals acute astma, myocardinfarct, CVA, epilepsie, urineretentie…. Nu zelden.

Natuurlijk is de zorg verbeterd: zieken staan meer op punt, medicatie is effectiever, er is meer preventie en sommige ingrepen worden sneller uitgevoerd. Maar gelijk is er vermoedelijk een grotere stroom rechtstreeks naar spoedgevallen.

Als de interventietijd van de huisartsenwachtdienst langer wordt, zal die waarschijnlijk nog toenemen. Jammer, want bij een regionaal beperkte wachtdienst was de huisarts praktisch altijd ter plaatse voor de ‘100’. En eerste minuten kunnen zo hun belang hebben.

 

Natuurlijk zijn er nog huisartsen die er niet om malen tijdens het weekend een paar keer te worden gecontacteerd. Maar het imago van de eigen arts, die ’s nachts met een paraplu voor de deur staat, lijkt weg te deemsteren. Hoe dat te rijmen is met de continuïteit van zorg, toch altijd hoog in het vaandel van de huisarts, moet nog worden bekeken. Hoe patiënten daar naar kijken weten we niet, hun mening wordt trouwens nooit gevraagd bij evolutie in de gezondheidszorg.

 

Dr. Karel DE KOKER                          (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, februari 2014)



WIE WORDT ARTS?

 

De toelatingsproef arts heeft de status van een media-event verworven. Zo’n beetje als Rock Werchter of de Tour de France. Met beelden van vijfduizend jongeren over de meerkeuzevragen gebogen. Met interviews over hun motivatie en verwachtingen. Helaas is het slaagpercentage niet groot. Terecht? Daar bestaan al langer twijfels over.

 

De proef werd in 1997 ingevoerd. Alleen in Vlaanderen, Wallonië is nog een vrijstaat. Met de bedoeling de slaagpercentages in het eerste jaar op te krikken. Maar het is uiteraard ook een verborgen numerus clausus, om het teveel aan artsen in te dijken.

De kandidaten worden getest op vier basiswetenschappen en op het omgaan met teksten. Ze ondergaan zowaar ook communicatietesten, als doekje voor het bloeden. Communicatie is zes van de veertig punten waard.


Hoe je communicatievaardigheid met meerkeuzevragen over een ‘praktijkvoorbeeld’ kan beoordelen blijft me een raadsel. Geen mensen van vlees en bloed dus. Testen naar handvaardigheid zijn er vooralsnog niet bij. Alhoewel ik liever niet in de handen kom van een chirurg die alles weet over elektronenschillen, maar die in de praktijk een onhandige kluns blijkt te zijn.

 

Het is genoegzaam bekend dat de proef veel vals negatieven oplevert. Heel wat ‘niet geslaagden’ beginnen trouwens biomedische wetenschappen en slagen er met glans. Alhoewel het eerste jaar zowat gelijklopend is met geneeskunde, mogen ze toch niet naar het tweede jaar geneeskunde. Tenzij ze slagen in de toelatingsproef van de Vlaamse regering. Sommigen wijken dan uit naar Wallonië.

 

Wonderlijk genoeg lijken vrouwen benadeeld bij examens met meerkeuzevragen. Vandaar dat het ‘Amerikaans examen’, dat je moet afleggen om in het land van Uncle Sam geneeskunde te mogen uitoefenen, geen giscorrectie toepast. Een meer democratische test zonder discriminatie dus….  Vrouwen zouden minder risico nemen bij het gokken en daardoor lager scoren. Het zullen wel de hormonen zijn zeker (grapje).

 

Nu zijn er uiteraard believers en non-believers over het nut van de toelatingsproef. Vast staat dat het slaagpercentage in het eerste jaar stijgt. Qua efficiënt beheer van onderwijsbudgetten is daar niks mis mee. Maar wat staat daar tegenover?

De eenzijdige selectie van kandidaat artsen heeft beslist invloed op het soort artsen dat zal worden opgeleid en op de geneeskunde die ons te wachten staat. Met ontegensprekelijk een verarming en verschraling in de diversiteit van het aanbod.

De arts als eenheidsworst in het louter technisch-wetenschappelijk denken. Communicatievaardigheid, en leren denken in een filosofisch en sociologisch kader geven een heel andere dimensie aan de gezondheidszorg. Heel wat prima artsen van vandaag zouden de toelatingsproef niet hebben overleefd.

 

Rector Mark Waer uitte al zijn bezorgdheid over deze selectie van toekomstige artsen. Gaat men binnenkort nog artsen vinden die bv. psychiatrie willen doen?

Hij liet trouwens ook al een ballonnetje op over een truncus communis voor de bachelors aan de universiteiten, waardoor ook de keuze voor geneeskunde pas drie jaar later komt. Geen slecht idee.

Op achttien kiezen voor geneeskunde is niet evident. Een studierichting kiezen is dat al niet en zeker niet een beroepsopleiding, wat de geneeskundestudie eigenlijk toch is. Het aantal artsen dat na enkele jaren voor een totaal ander beroep kiest, is verbazingwekkend groot. Dat is een teken aan de wand. Drie jaar later kiezen betekent meer rijpheid, een bredere basisvorming, andere motivatie en ietwat meer levenservaring. Komt echt wel van pas in de arts-patiëntrelatie.

 

Binnenkort rijdt de Tourkaravaan de bergen in. Op de Champs-Elysées zullen we weten wie gescoord heeft. Als de winnaar na jaren zijn ‘diploma’ al niet moet inleveren. Of de jongeren die slagen in de toelatingsproef ook goede artsen zullen worden, zal later moeten blijken. Veel zal afhangen van hun motivatie, hun inzet en de opleiding. Laten we duimen!

 

Dr. Karel DE KOKER                              (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2013)



TIJD EN RUIMTE

 

“Wat was er eerst: God of de tijd?” Met deze vraag stelde bibi de retraitepater in de abdij van Orval op de proef. De eerste retraite van het college, zestien jaar dus en toen al een slecht karakter. Want: als de tijd eerst was had God de tijd niet geschapen, als God de tijd had geschapen kon Hij niet eeuwig zijn. Hoe een puber een vriendelijke pater toch de duivel kon aandoen….

 

Een anekdote, maar tijd en ruimte hebben altijd al de mensheid gefascineerd. Filosofen en fysici zoals Einstein waren erdoor bezeten. Over hun theorieën zal ik het hier niet hebben. Wel over het feit dat tijd en ruimte belangrijke beperkende factoren in ons leven zijn waar niet aan te tornen is en die we amper kunnen beheersen.

 

De tijd staat niet stil en komt ook niet terug. Gezegden over de tijd zijn legio. Zoals ‘De tijd vliegt snel, gebruik hem wel’, ‘Gedane zaken nemen geen keer’. …

Het verleden biedt alleen herinneringen, cfr. het poëtische chanson ‘Avec le temps va’ van Léo Ferré. Van de toekomst zullen we maar een zeer klein deel meemaken, tenzij de Maya-kalender ons inderdaad laat stoppen op 21 december 2012 (sic)… 

Allerheiligen is een van de dagen waarbij we kunnen stilstaan bij de eindigheid der dingen en bij het besef dat ons leven maar een stipje is op de tijdslijn. Het dwingt ons tot bescheidenheid en relativeren vooraleer we een gebeurtenis een ‘historisch’ feit durven noemen in onze beschaving. Dat gaat uiteraard niet op voor problemen die onze onmiddellijke toekomst kunnen hypothekeren.

 

In de lagere school waren er drie miljard mensen op de wereld. Even geen aandacht en oeps, plotsklaps zijn er verduiveld al zeven miljard…. Vlaanderen zagen we in die tijd tot een groot dorp worden, volgestouwd door een slecht grondbeleid dat ei zo na tot claustrofobie aanleiding geeft. Gronden worden schaars en duur zodat de jeugd gedwongen migreert naar goedkopere streken. Verstedelijking leidt vaak tot een meer agressieve en anonieme maatschappij. Reizen in erg dunbevolkte gebieden geeft dan ook bijna een cultuurshock, door het bevrijdend gevoel van de onbevangen weidsheid en rust.

 

Zeven miljard mensen. Nu gun ik iedereen het licht in de ogen, maar ‘trop is teveel’. De bomen groeien niet tot in de hemel. ‘De grenzen aan de groei’ is een zeer lezenswaardig rapport van de ‘Club van Rome’. Al van 1972 alsjeblieft. Nog altijd actueel, maar het wordt niet meer vanonder het stof gehaald.  Alleen de klimaatcrisis had men niet voorzien. Wel de uitputting van de grondstoffen, de energiecrisis en de globale voedselcrisis. Die wordt nu toevallig voorspeld door de VN voor 2013. Oogsten mislukken zowat overal, zowel in de USA als in Rusland. Wereldvoedselvoorraden slinken. Speculanten rijven hun deel binnen. Prijzen van het basisvoedsel stijgen voortdurend. Met vervelende nevenwerkingen als politieke onstabiliteit. Ook patiënten die goed verdienen klagen van de prijs van het winkelkarretje.

 

De overbevolking zal nog toenemen door de steeds kleiner wordende bewoonbare en leefbare oppervlakte van onze aarde door de klimaatverandering. Zal de aarde daar zelfregulerend mee omgaan? De pest en de Spaanse griep hebben ooit miljoenen doden meegebracht. Misschien is u al de dreiging van de vogelgriep vergeten? Samen met meer dan drie miljoen vliegtuigpassagiers per dag kan die, volgens de WHO, na de te verwachten mutatie en uiteraard door het ontbreken van een vaccin, één vierde van de wereldbevolking treffen.

 

Gezondheid en welbevinden is voor de toekomst meer dan ooit een multidisciplinaire aangelegenheid voor geografen, fysici, chemici, biologen, bio-ingenieurs, ingenieurs, economen, sociologen, artsen enz.. Natuurlijk ook van politici die moeten leren stil te staan bij de werkelijke problemen die de toekomst van de jongeren zullen bepalen. En dat is heus niet BHV.

 

Dr. Karel DE KOKER                          (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2012)



STEEK JE NEK UIT 

 

Enkele maanden geleden schrokken de Amerikaanse traders zich een hoedje toen ze hun lijfblad

‘The Wall Street Journal’ opensloegen. Nouriel Roubiné, de alom geachte New Yorkse professor economie, vertelde boudweg dat Karl Marx, een bekend filosoof en economist, 155 jaar geleden gelijk had.

Wall Street moet rekening houden met de waarschuwing van Marx in zijn stelling dat het kapitalisme zichzelf zal vernietigen. Ontzetting op de beursvloer over de ‘communist’ in eigen rangen.

De beurshandelaren waren wel al vergeten dat dezelfde hoogleraar vier jaar geleden het tijdstip van de huidige crisis had voorspeld.

Wat later deed George Magnus, senior adviser, er op de website van Bloomberg nog een schepje bij. Hij raadde de beleidsmensen warempel aan Marx te bestuderen. Met de woorden: “Geef Karl Marx een kans de wereld te redden”.

Beide heren zijn beslist geen linkse rakkers. Vanwaar dan de hernieuwde belangstelling van economen? Boeken van en over Marx worden weer meer verkocht. Marx heeft er wel geen auteursrechten meer van en kan hoogstens met leedvermaak vanuit zijn hemel op ons neerkijken.

Op de borden van de Occupybeweging werden slogans meegedragen als ‘Marx had gelijk’. Meer moet dat niet zijn natuurlijk om de beweging, die ideologisch overigens weinig om het lijf heeft, met alle middelen verdacht te maken.

 

In Europa ontstond de beweging van de Indignados, op basis van een pamflettair boekje ‘Indignez-vous’. Geschreven door een krasse 94-jarige Stéphane Hessel. Schrijver en filosoof, met een staat van dienst als verzetsstrijder, Buchenwaldoverlever en coauteur van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

Het boekje is een oproep tot verontwaardiging tegen onrechtvaardigheid, tegen de groeiende kloof tussen arm en rijk, tegen de uitbuiting van het milieu. Maar liefst meer dan vier miljoen exemplaren verkocht en vertaald in 34 talen. Meer dus dan de best verkopende TV-kok. Ondertussen reist hij, met stijve leden maar toch kwiek van geest, met zijn boodschap de hele wereld rond. Was trouwens ook in België. Het is ‘zijn laatste etappe’ merkt de hoogbejaarde zelf fijntjes op.

 

Mei 68 is al lang geleden en behoort aan een generatie die nog kon dromen over een andere toekomst. Koesteren de jongeren nog dromen, ook al zullen die zoals vele dromen niet uitkomen? Zijn ze ingedommeld in een gemakzuchtig consumentisme of zijn ze vooral bezorgd of angstig om hun eigen toekomst?

Indignados komen langs in België, een pipo komt spreken over creationisme, een docente wordt ontslagen wegens haar protest tegen genetisch gemanipuleerde voeding. En toch verbazend lauwe reacties van studenten, dikwijls toch de beleidsmakers van morgen. Jammer is dat.

 

Vijftien procent van onze bevolking zit onder de armoedegrens. Heel wat anderen balanceren op de rand. De komende recessie zal het aantal armen nog doen toenemen. Eén procent extra werkloosheid doet het aantal zelfdodingen met 0,8 procent stijgen.

Griekse toestanden zijn weinig waarschijnlijk, maar één en ander laat vermoeden dat wat huisartsen nu al zien als gevolgen van de crisis, de komende jaren meer en meer hun aandacht en bezorgdheid zal vragen.

 

‘De Zevende Dag’ is best interessant. Dan zie je al eens ‘captains of industry’ bezorgd kijken over een gebrek aan langetermijnvisie en creativiteit in onze maatschappij. Eéntje waarschuwde zelfs tegen overconsumptie, wie zegt het?. Een grootindustrieel-met-voetbalploeg raadde jongeren zonder verpinken aan uit te wijken naar veiliger oorden met toekomst: Australië, Canada, Brazilië bv., en het zinkend schip Europa te verlaten.

 

Als jongeren in Europa de nek niet uitsteken hebben we nog altijd een krasse 94-jarige op voorraad. Stéphane Hessel heeft een nieuw boekje op stapel: ‘Engagez-vous!’. Tegen de mentaliteit van ‘ik kan er niets aan doen, ik red me wel’. Hij wil de jongeren hoop geven. Hoop schoppen, zeg maar.

 

Dr. Karel DE KOKER                             (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2012)



DE KONINGIN IS DOOD

 

Koningin Fabiola is enkele uren dood geweest. Zij kwam weer tot leven. Dat was geen mirakel, maar gebeurde gewoon door het herroepen van het bericht. Nochtans was het verspreid via het gereputeerde Belga.

Een televisieprogramma nam de geschreven pers bij de neus door het verspreiden van fake studies. Verontwaardiging bij hun collega’s, die zo’n trukendoos niet deontologisch vonden. Geen spoor van zelfkritiek van de journalisten, die blijkbaar hun bronnen niet checkten.


Hoe dikker de kranten van de boulevardpers, hoe minder erin staat. Voor mij tenminste. Ben geen fan van bladzijden reportage over het huwelijk van William en Kate. De kont van Pippa, zus van Kate voor de niet ingewijden, ziet er misschien wel fraai uit. Maar daarom hoef ik geen bladzijde over de hypothese van corrigerend ondergoed.

 

De reguliere pers wordt al langer de vierde macht genoemd: de pers als hoeder van de democratie. De luis in de pels als het ware van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Maar zo’n luis is knap vervelend en wordt door machthebbers zelden op prijs gesteld. Wel jammer dat persvrijheid belangrijk is en in de meeste landen gewaarborgd in de grondwet. Machthebbers doen er dan ook alles aan om de pers te beheersen. Van het onschuldige(?) etentje met journalisten tot het bezit van een persimperium. Een Italiaans premier heeft er kaas van gegeten.

 

Persconcentratie en dus ook de concentratie van macht is zowat overal in de wereld aan de orde. Ook in eigen land verschuift een en ander in het televisielandschap, dat meer en meer met de geschreven pers verweven wordt. Televisie en pers onder één dak. Economische motieven zullen wel meespelen, maar het is een bedenkelijke evolutie.


Informatie vergaren en verspreiden is een ongelooflijk machtsinstrument. Dat heeft men wel al een paar eeuwen door en het naziregime heeft met Goebbels een klassiek voorbeeld geleverd.

Mediatycoons hebben tonnen geld om onderzoeksjournalisten te betalen. Maar dat gebeurt niet zo vaak. Onzin over het Eurosongfestival maak je voor een prikje en daar is ook een veel grotere markt voor. De rekening is door de boekhouders snel gemaakt. Heel wat pers verliest dan ook de status het hart te zijn dat de democratie bewaakt. De koningin van de democratie is stervende.

 

Maar er zijn kapers op de kust. Wikileaks, voor bijna geen geld gemaakt, sloeg in als een bom. Als je iets wezenlijk belangrijk wil weten is dat een goed adres. Regeringen en multinationals zijn dan ook erg verontrust door deze vereniging van klokkenluiders.

Julian Assange zal het geweten hebben: met alle mogelijk middelen wil men hem het zwijgen opleggen. Op zijn beurt dreigt hij ermee nog meer informatie te lekken als hem iets overkomt. Hij is geen oen natuurlijk en weet als geen ander dat informatie macht betekent.


Hij heeft meteen de bakens gezet voor wat men de internetdemocratie zou kunnen noemen. Er is geen weg terug. Sociale netwerksites en blogs zijn niet meer weg te denken. Het eerste wat een ietwat snuggere dictator bij onrust doet, is internet afsluiten.

 

Internet is een tweesnijdend zwaard. Wanneer de burger de overheid kan controleren, mogen we niet vergeten dat u en ik ook in de gaten worden gehouden. Uw bank kan u precies vertellen waar, wanneer en voor wat u geld hebt uitgegeven. Uw provider kent uw surfgedrag. Telenet weet wat uw voorkeurfilms zijn. Teksten en foto’s op Facebook kunnen u tot aan het graf achtervolgen. In een recente Panoramauitzending keek de journalist verrast toen een hacker zijn bankrekening en foto’s van zijn kinderen te voorschijn toverde. Keek meteen de beveiliging van de computer na. Bezwarend materiaal staat er niet (meer) op.

 

Dr. Karel DE KOKER                              (Editoriaal Wetenschappelijk Tijdingen, mei 2011)



INTERNET EN GENEESKUNDE    Inleiding e-Dokter & e-Patiënt

 

Deze avond komt er niet zomaar. Bij de keuze van een thema kijken wij gewoontegetrouw naar wat voor de huisarts bruikbaar en actueel is. Soms al een keer met een visionaire blik naar de toekomst en met een oog voor trends.

Managed Care, het thema dat aan de orde was in 1997, was toen quasi onbekend in België. Vandaag is het een facet dat onze gezondheidszorg binnensluipt.

 

De arts-patiëntrelatie is al eeuwen een vat vol communicatie. De geïnformeerde patiënt is vooral de laatste de laatste decennia in opmars. We staan mijlenver van wat we kunnen zien in de boeiende reeks ‘Meneer Doktoor’ van de VRT.

Een belangrijke nieuwe trend lijkt ons het opduiken van internet en andere media in de communicatie tussen arts en patiënt. Zij voegen een nieuwe dimensie toe aan de mondigheid van de patiënt.

 

De ene arts heeft er al meer mee te maken dan de andere. Maar dat deze trend toeneemt staat als een paal boven water. Als we de technische mogelijkheden van de toekomst bekijken, is alleen the sky the limit. Deze avond gaat niet over de techniek van de toekomst. Wel hoe we daar als arts mee omgaan en zullen omgaan.

Wat betekent dat voor onze relatie met de patiënt, wat zijn de ethische en deontologische valkuilen en welke juridische gevolgen kleven eraan?

 

De patiënt die via google geïnformeerd de arts confronteert met zijn eigen diagnose. Die de gestelde diagnose achteraf navlooit. Behandeling, bijwerkingen en alternatieven kunnen ook de revue passeren. Als je dan als patiënt toch bezig bent kan evengoed de arts gegoocheld. Facebook kan dan al eens gênant zijn. Het wordt de arts afgeraden om de patiënt te googlen.

 

Communicatie via internet irriteert de arts al eens als de patiënt onmiddellijk antwoord verwacht. Of als het vragen zijn die onvoldoende elementen bevatten voor een deugdelijk antwoord. Soms staan ze ei zo na dicht bij een telediagnose. Ook vragen om uitslagen via internet zijn niet zo vanzelfsprekend. Niet geëncrypteerd internet is niet zo veilig en een verkeerd e-mailadres kan voor problemen zorgen, zoals de ervaring van sommigen leert. En waar ligt de grens? Labo zonder interpretatie, RX, psychiatrische verslagen?

 

Nieuw is de gegoogelde diagnose. Voer een aantal symptomen in en je krijgt gegarandeerd een –niet gewogen- diagnose. Kan op het humeur van de arts werken, zeker bij een overtuigd vasthoudende patient.

De gecontroleerde dokter voelt zich alras op de vingers gekeken. Zullen we maar toegeven dat we niet alles weten en al een keer bv. een interactie van medicatie over het hoofd kunnen zien? Ja toch.

Is dat dan een bron van irritatie en conflict of kan het een meerwaarde betekenen voor de consultatie? Een nieuwe solidariteit tussen arts en patiënt over een probleem?

 

Zowel artsen als patiënten zullen moeten leren omgaan met nieuwe communicatietechnieken en gewoonten.

 

Communicatie wordt definitief anders, de patiënt wordt anders geïnformeerd. Artsen delen meer en meer hun medische kennis met de patiënt, en dus ook het ‘monopolie’ van de medische ‘macht’. Daar moet iedereen leren mee omgaan. Bedacht voor nieuwe omgangsvormen, nieuwe relaties en rechten die eraan ontleend worden. Bedacht voor de ethische en de deontologische aspecten. Behoedzaam voor mogelijke juridische claims. Omgang met de nieuwe media zullen arts en patiënt nog moeten leren.

 

Trends en voetangels worden hier besproken. De nieuwe toekomst is misschien nabijer dan we denken. Telegeneeskunde staat misschien voor de deur. De patiënt die een foto doorstuurt naar de dermatoloog. De huisarts die vanuit het bejaardentehuis een immobiele bejaarde toont aan de specialist. Sommige patiënten met long- en hartfalen worden vandaag al gemonitord vanuit het ziekenhuis.

 

Over deze toekomst reflecteren we deze avond. Hiervoor rekenen we niet alleen op de sprekers, maar ook op jullie ervaringen en inzichten.

 

Dr. Karel DE KOKER                             (Inleiding van een symposium op 17 maart 2011)



DE HELAASHEID VAN HET GELUK


Een mens leest al eens een boek. Deze keer ‘De Helaasheid der Dingen’, van Dimitri Verhulst. Mooi boek overigens, ook door Nederlanders goed onthaald. Die laven zich aan het schattig smeuïge Vlaams en de ‘Vlaamsche’ toestanden van weleer.

 

Het gebeurt niet zo vaak dat een nieuw woord –helaasheid-  meteen regelmatig opduikt in pers en debatten. Zo wordt de moeizame regeringsvorming omschreven als de ‘helaasheid van de politiek’. De ‘helaasheid van de kerk’ en de ‘helaasheid van het onderwijs’ vind je ook al in teksten. Wel intrigerend dat je ook bij googlen geen definitie vindt van het woord.  Niemand waagt zich eraan de ‘helaasheid’ ook te duiden. Bij ‘van Dale’ zullen ze zich misschien nog een punthoofd denken.

 

Het buikgevoel waarmee het woord helaasheid nu wordt gebruikt, doet denken aan de onvermijdelijke wetten van het leven die we niet allemaal kennen, of niet kunnen beheersen. En aan het onvermijdelijke dat we ondergaan met een zeker fatalisme, in de hoop dat het ook het zinloze goed komt. Om Dimitri Verhulst te citeren: ‘het leven is een eeuwige estafette waar niemand de zin van kent, maar waar men zich vastklampt aan de grote helaasheid der dingen’.

 

Dit schept de illusie dat alles ons overkomt, zonder dat we kunnen ingrijpen in ons leven of in onze omgeving. Natuurlijk kunnen we sturen. Maar altijd en in alles? Nee dus.

 

De helaasheid van de voeding bvb moet ons interesseren. Economische belangen doen de genetisch gemanipuleerde voeding  steeds verder oprukken. Wetenschappelijke bewijzen dat daar medische bezwaren aan kunnen kleven, worden door handige virale ‘marketing’ bij de publieke opinie onderuitgehaald. Hebt u al die afzichtelijke zalm gezien die in China experimenteel (?) gekweekt wordt en die, dankzij inplanting van een groei-gen, na één jaar al zeven keer meer weegt dan de zalm die u en ik willen eten? Toch houden we er best rekening mee dat dergelijke uitwassen ooit ongeëtiketteerd op ons bord kunnen belanden.

 

De dag van vandaag kan je ook een personal development coach inhuren (65 € per uur zegt de krant) om je leven te sturen. Geen psycholoog dus, maar iemand die je helpt om richtinggevende beslissingen in je leven te nemen. En die je leert dat geluk niet hetzelfde is als perfectie. Ook het geluk al in een bouwpakket.

 

Dat past wonderwel bij een interview deze week op Studio Brussel. Mijn voorkeurzender  in de auto. De geïnterviewde, vermoedelijk een academicus, geeft lessen in geluk. Volgens hem is de werkelijkheid voor iedereen gelijk, maar hangt het geluk  af van de manier waarop je naar die werkelijkheid kijkt. Mijn mond viel open van verbazing, geen gezicht voor de andere chauffeurs. Ben er vrijwel zeker van dat die man geen werkloze, laaggeschoolde man met gezondheidsproblemen is.  En dat hij zelf naar een andere werkelijkheid kijkt.

 

Ook al leven we allemaal met een andere werkelijkheid, dan nog nemen  we de helaasheid van de toekomst best in eigen handen.

 

Dr. Karel DE KOKER                     (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2010)



VANDAAG BEGINT DE TOEKOMST VAN GISTEREN


Half december hadden we nog bloeiende geraniums aan het venster. Nooit eerder vertoond. Kopenhagen een beetje tastbaar.

Krant, radio en televisie berichten als jezuïeten over de economische crisis. ‘De recessie lijkt voorbij te zullen glijden, maar de crisis moet nog komen’. Dat zal de modale burger worst wezen. Hij weegt zijn welvaart en welbehagen niet af aan het beursklimaat. Voor hem telt wat hij kopen kan voor het maandloon. En de zekerheid op werk, zijn toekomst.

Hij heeft ontdekt dat zelfs werkgevers die een rots in de branding leken te zijn, zich plots ontpoppen als een reus op lemen voeten. Regeringen en nationale vakbonden moeten de duimen leggen voor goed geoliede multinationals. Vakbonden vegen nog altijd voor eigen deur. Maar ook werknemers kopen liever goedkoop chinees.


Ter verpozing worden we nu steeds meer geconfronteerd met de klimaatcrisis. Milieu,  economische bedrijvigheid en groei zijn onherroepelijk met elkaar verbonden. De profeten van Groen, ooit verdacht van geitenwollen sokken, krijgen meer gewicht. Alhoewel economie nooit hun grote thema was. Of ze zullen doorwegen in Kopenhagen is lang niet zeker. Zelfs de historische conferentie in Kopenhagen is er ook eentje van koele rekenaars. Die de economische schade van een klimaatcrisis al lang verrekend hebben.

De plotse bijsturing van China en USA kan ook ingegeven zijn door het besef dat het water in Sjangai en San Francisco tot aan de lippen zou kunnen komen. Dan komt niet alleen Leiden in last.


Gelijk komen de regeringsleiders ook een alibi kopen in Kopenhagen. Zij weten, zo hoop ik toch, dat het adagium van de Girardin  ‘Gouverner, c’est prévoir’ van alle tijden is. Maar milieuvriendelijkheid kost ook geld en dat wordt dus inleveren. Dwingende richtlijnen van een internationale conferentie zijn dan ook handig meegenomen voor het thuisfront.


Ook op ons thuisfront worden we regelmatig herinnerd aan ons milieugedrag.              Dochterlief: Gebruik niet teveel keukenrol, de bomen weet je. Vlees is slecht voor het milieu: teveel energie. Print maar dubbelzijdig. Hebben we een roetfilter? Natuurlijk zijn die opmerkingen terecht. Maar ik houd stiekem achter de hand dat cosmetica vaak ook met dierproeven gepaard gaan.                                                                                                  Een nuchtere zoon dan: niet alleen CO2 is belangrijk, maar ook de uitzetting van het zeewater door de temperatuurstijging. Zover had bibi nog niet gedacht… Weet niet eens of zijn theorie klopt.


De belangstelling voor het milieu stijgt opmerkelijk. Velen slaan driftig aan het isoleren, overal verschijnen zonnepanelen. Ook alerte hoogbejaarden, voor wie de toekomst al voorbij is, zijn bezorgd. Zij spreken niet meer over de mooie zomers van weleer.                                Milieukennis slaat ook toe in het onderwijs. Aardrijkskunde, fysica, godsdienst en moraal zijn vakken die zich uitstekend lenen tot bewustmaking. Dat is een goede zaak. Want er is inderdaad geen plan B voor de aarde.


Koop een keer energievriendelijke kerstverlichting. Uw bescheiden bijdrage tot het milieu en de economie. Een ietwat cynische suggestie van een poenscheppende energieleverancier.          Toch van harte een gezellige kerst en beste wensen voor een vreugdevol en deugddoend 2010!


Dr. Karel DE KOKER                    (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2009) 



NIET ALLES IS WAT HET LIJKT


Niet iedereen bezit beurswaarden. Maar wel Jef, Piet en Louisa. Die staarden de laatste maanden met steeds grotere ogen naar hun dalende waarden. Hun zuurverdiende centen en een pensioen verdampen steeds meer in een esoterische rook. Leuk is anders.


Gelijk bleven ook verantwoordelijken onzichtbaar, onbereikbaar en vooral ongrijpbaar. Duistere communicatie, want wie het zou kunnen weten, weet het ook niet. Of met minder zekerheid dan de huidige weerberichten. Onzekerheid troef. Eén ding werd zeker: het sprookje is uit en de sprookjesschrijvers voorzien geen happy end.


Door de internationale financiële en economische crisis komt de wereld tot het besef dat heden en toekomst een virtuele ruimte worden. De zwarte, met geld gevulde kous van weleer is niet meer. Vervangen door een zwart gat. Niets is wat het leek. De tastbaarheid van de wereld gaat verloren.


Vrienden van vlees en bloed – naar de geprezen VRT-serie- worden ook steeds zeldzamer. Mensen eenzamer. Cafés, verenigingen, buurten en het dorpsplein hebben al langer ingeleverd. Chatvrienden en facebook nemen steeds meer de plaats in van sociale netwerken. Al blijkt wel eens dat het toetsenbord van die erotiek uitstralende Nathalie betokkeld wordt door een chagrijnig heertje.


Op sommige tijdschriftenredacties maakt men zich vrolijk om de verzonnen getuigenissen en lezersbrieven. Onze omgeving wordt niet alleen toenemend bevolkt door ersatz, maar erger nog: door doodgewoon nepgebeurtenissen of non-events. 


Diezelfde virtuele wereld wordt binnenkort geconfronteerd met de harde realiteit. Als de crisis eraan komt, zal een verwende generatie zijn behoeften moeten bijstellen. Mentaal geen gemakkelijke klus. Materieel ook niet.


Een botsing tussen generaties dreigt er immers aan te komen. Zal de verarmde generatie zo genereus zijn om de pensioenen en voorzieningen van de vorige generatie te financieren? Of zal ze ouders en grootouders de rekening presenteren van argeloos en roekeloos potverteren?


Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, maart 2009) 



ONBEVANGEN SPEELSHEID


Binnenkort heeft een groot deel van de bevolking uitzicht op een heerlijke vakantie. Niet iedereen, dat vergeten we al eens. Maar ook voor wie met vakantie gaat, geldt het adagium: ‘geen lust zonder last’.


Daar staan een paar duivelse uitvindingen garant voor. Examens en belastingaangifte. Beide zijn een van de weinige zekerheden in het leven. Je hoort me ook niet zeggen dat ze onnodig zijn. Maar waarom ons dat nu net in de mooiste tijd van het jaar moet beslommeren, is me een raadsel. Weg die onbevangen speelsheid van juni.


Examens hebben nog nooit een student kunnen bekoren, of hij moet al masochistische trekjes hebben. Drievierde van de studenten zou er volgens recente enquêtes stress bij hebben. Vroeger niet natuurlijk, want toen werd dat nog niet bevraagd. En iets wat je niet meet, bestaat niet.


Toch volgen ze thuis schaamteloos en uitgebreid het EK Voetbal. We sluipen niet op kousenvoeten door het huis en doen gewoon gewoon. Of toch niet helemaal. Meer zorg om beschikbaar te zijn. Tandje bijsteken voor potentiële examenvragen. Tersluiks toch wat meer vertroetelen en aandacht voor rust?

Tweevijfde van de ouders zou een paar dagen vakantie nemen om hun kroost bij te staan tijdens de examens. Ouders die zelf ook steeds meer geconfronteerd worden met eisende en stresserende arbeidsomstandigheden. Willen ze hun kinderen hiervoor behoeden of er leren mee omgaan?


En toch hebben vele ouders het ganse schooljaar hun best gedaan om hun kinderen te begeleiden. En heel wat scholen zorgen de dag van vandaag voor programma's om ouders met minder bagage te ondersteunen.


Mooie verhalen overtuigen niet altijd. Ook al zijn ze heel echt waar.

Zoals het mooie verhaal dat er zonder wiskunde duisternis zou heersen: wiskunde als moeder van alle wetenschappen. Puur en bloedmooi in zijn abstractie. Maar de jeugd kijkt argwanend als je de esthetiek van de wiskunde durft te bejubelen. Ze is niet altijd in vervoering voor een mooi, helder en bondig bewijs. Ze is er wel gevoelig voor dat we zonder die ‘saaie’ wiskunde een wereld hadden zonder gsm’s, computerspellen, elektrische gitaren en brommers.

Aversie voor wiskunde is natuurlijk al langer bij velen ingebakken.


Nieuw is wel de taalslordigheid. Nu ben ikzelf nooit zo dol geweest op die vreselijke Franse werkwoorden. Uitspraak Engels leek me een nachtmerrie.

Wat je nu soms hoort op openbare omroepen lijkt me niet altijd pluis. Het is blijkbaar ook bijzonder ongehoord sms’jes te plegen in behoorlijk Nederlands. De standaardtaal gaat zienderogen achteruit. Jammer voor leraren Nederlands die blijkbaar als eindterm alleen een ‘bruikbaar’ Nederlands moeten halen.

Toch blijven nauwkeurig formuleren, een verhaal vertellen en overtuigen, belangrijke instrumenten in de samenleving. Taal is vaak krachtiger dan wapens.


Onderwijs is al langer het stadium van overbrengen van schoolse kennis voorbij. Verwoorden en creatieve oplossingen voor problemen leren zoeken, zijn een gelukkige nieuwe trend. Ook een opdracht voor onze kinderen.


Laten we mild, begrijpend en steunend zijn als het misloopt. Samen vreugde hebben en naar de toekomst kijken als het goed loopt.

Prettige vakantie!


Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, juni 2008)



BEELDEN VAN ZEVENTIEN


Trots staat onze zoon in zijn volle lengte voor mij. Straks zeventien. Hij monstert zijn vader met gespeelde meewarigheid. ‘Je bent klein geworden’.

Op een dag merk je inderdaad plots dat je zoon een handlengte groter is geworden. Hij is natuurlijk die morgen niet groter opgestaan. Maar het leven gaat geruisloos verder, tot je er bij momenten verrassend mee geconfronteerd wordt. Dat zijn dan beelden en momenten die bijblijven.


Ik had er mij al bij neergelegd bij armworstelen ook al het onderspit te moeten delven. Hij doet aan bodybuilding-zonder-hormonen. Waarschuw hem tegen het Schwarzenegger-look. Daar vallen interessante vrouwen niet voor, zegt zijn weliswaar niet atletische vader. Die heeft het niet zo voor vrouwen met hopen piercings en tattoo’s, in leren jassen op een moto.

Zoonlief ontkent niet dat boeiende vrouwen ook hersens hebben. Maar een jongen in zijn publiciteitsjaren zegt er meteen bij: ‘Ja, ja, maar de eerste indruk telt ook…’. Daar heeft hij een punt natuurlijk.


Zijn zus aanschouwt de hele toestand met meewarige filosofische blik. Vrouwen weten blijkbaar intuïtief dat mannen nooit volwassen zullen worden.


Het is een moment om terug te blikken op mijn eigen zeventienjarige leeftijd. Merkwaardig genoeg blijkt het in mijn herinnering weinig concreet, alleen een sfeerbeeld blijft over. Aan te vullen met anekdotes en merkwaardige gebeurtenissen. En met wat ik toen schreef of fotografeerde.

Het was wel een reuzetijd van verwachtingen en excentrieke plannen voor de toekomst. Van idealisme en verbondenheid met lotgenoten. Een tijd ook die je ondergaat en waarin je meedrijft in de tijdsstroom. De sores van de jongeren toen is verdwenen in de nevelen van de tijd.


Nu weten we als ouders en artsen niet altijd zo bijster veel van de heersende jeugdcultuur. Je vangt er flarden van op, je ziet en probeert te begrijpen. Generaties evolueren steeds sneller. Onderzoeken over jeugdcultuur zijn soms al verouderd bij publicatie. De interpretatie van de resultaten is nogal eens gekleurd: ze kan een afkeurend, waarschuwend of hoopgevend tintje hebben. Dikwijls leveren ze niet veel meer informatie dan wat we toch al menen te weten.


De huidige generatie is duidelijk meer consumptiegericht, de beeldcultuur is verder in opmars en verhalen over bijtjes en bloemetjes hoeven ze ook niet meer. Ze download schaamteloos muziek en houdt van merkkledij. Pesten op school wordt meer gerapporteerd. Schooldirecties ontvangen steeds meer getuigschriften van leerlingen die aan één of ander –isme lijden.


Sinds de oudheid beklagen de ouders zich over de nieuwe generatie. Toch komen al die generaties waarempel op hun pootjes terecht. Zij zullen de leefwereld hebben die ze zelf opbouwen en verdienen.


Opvallend is dat de huidige jeugd zelfzeker en trots in de wereld staat, soms verrassend taalvaardig is en vrij vlot over gevoelens en emoties praat.


De verwondering om de verkenning van de wereld, de trots om op die wereld te zijn en zijn ding te doen, de durf om naar buiten te treden zijn een belofte voor de toekomst.


Het hangen, prutsen, zeveren en branie van de adolescenten nemen we erbij. Tja, dat doet denken aan vroeger.

Hun ouders zijn alleen verantwoordelijk voor de wereld die ze voor hun kinderen hebben voorbereid.


Dr. Karel DE KOKER                      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, oktober 2007)



CONSUMPTIE EN GEWELD


Eindejaar en de soldenmaand zijn hoogdagen voor onze consumptiegevoelige medemens. Met cadeaus en solden wordt er blijkbaar niet gesold.

Unizo, Bancontact en kredietkaarten brengen ons financiële gedrag onfatsoenlijk nauwkeurig in kaart. Ik stond versteld van de bedragen die per gezin besteed worden.

Kredietkaarten en financieringsfirma's helpen de consument om ongegeneerd in het rood te gaan. Ook al is de zomervakantie misschien nog niet afbetaald. Een paar honderdduizend gezinnen zijn er de dupe van. Wie kent er geen mensen die ondoordacht oeverloos in de schulden zitten?


Het is soms een moeizame zoektocht naar het ultieme cadeau om familie en vrienden te plezieren. Jachtig rondstruinend in drukke winkels. Maar de blijheid en enthousiasme waarmee deze cadeaus in ontvangst worden genomen, kregen een flinke deuk. E-Bay onthulde dat nogal wat van deze liefdevol uitgezochte cadeaus, binnen de kortste keren harteloos en schaamteloos in harde valuta worden omgezet.


Natuurlijk hebben u en ik ook wel zo'n cadeaus die behoren tot het genre nutteloos, onzinnig en zelfs smakeloos. Maar toch wen je eraan, en na verloop van tijd kan je er zelfs vertederd naar kijken. Tot in een nabij verleden was het 'not done' je van zoiets te ontdoen. Porselein kon je natuurlijk wel uit de handen glippen.


Van de weeromstuit hebben we ons op een heerlijk sombere dag uit de verlichte straten teruggetrokken in de gevangenis van Tongeren. Vrijwillig welteverstaan.

Het gaat om een recent gesloten gevangenis, met een permanente opendeur voor bezoekers. Niet zoals in Dendermonde dus.


Enkele cellen zijn authentiek bewaard. De nachtemmers zijn wel leeggemaakt. Het geeft een ontstellend benauwend gevoel. Cellen van 2,5 op 2,8 meter voor twee of drie mensen. Tegen het plafond een klein raampje zonder uitzicht. Je kan je gemakkelijk inleven in de spanning tussen die mensen en in hun irritaties om onbenulligheden. Letterlijk om de muren op te lopen. De kinderen huiveren en hebben de celdeur niet graag toe.


Alleen uitzicht op muren, beschreven met de bedenkingen van de vorige bewoners. Behangen met tijdschriftfoto’s van onbereikbare schaars of minder geklede vrouwen. Steeds onzichtbaar begluurbaar door een cipier. Privacy nul. Brieven gelezen en telefoon afgeluisterd. Het gedicteerde doen en laten.

Er liggen wat dagboekfragmenten van Jan met de Pet die een misdaad begaan heeft. Geen beroeps dus. Met reflecties over hoe het zover kunnen komen is. Over berouw en spijt, dat steeds na de zonde komt. Vaak ingetogen en verhelderend, wellicht ook therapeutisch voor de gevangene.


Iedere huisarts heeft wel ex-gedetineerden in zijn patiëntenbestand. Zo ken ik een innemende, vriendelijke en zelfs zachte man. Tot de stoppen doorsloegen. En hij een moord pleegde.

Dit is natuurlijk geen pleidooi voor straffeloosheid van misdaden. Maar we stelden ons tijdens de terugreis wel vragen of een mens beter wordt in de gevangenis. Je kan er zoveel 'leren'’.


Huisartsen zien regelmatig de gevolgen van overconsumptie en geweld.

Over geweld kunnen we nog een woordje meepraten. Maar niet over onverwacht emotioneel geweld. Een bevlogen strafpleiter als Vermassen heeft er wel achteraf een plausibele verklaring voor. Maar dat is geen preventie. Hebben huisartsen een rol in preventie van geweld?

Preventie van overconsumptie ligt zeker nog moeilijker: alras gecatalogeerd als bemoeizucht. Tot het tot treurnis leidt, met OCMW en budgetbeheer.

Maatschappelijke ziekten waar we geen vat op hebben?


Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal uit Wetenschappelijke Tijdingen, januari 2007)



VERBAZING EN RISICO

 

Naar Disney Paris geweest. Pretparken zijn niet echt mijn ding, maar kinderen willen ook eens wat. Disney, een wonderlijk product van fantasie en consumptie. Amerikaans maar toch met een Franse slag. De parade aan ons voorbij laten gaan en het eten was eetbaar.

 

Zoals verwacht ging de eerste rush naar de achtbanen. Goed vastgeriemd, blik op oneindig en de versnelling: daar is het vakantiegevoel weer. Voor de kenners: Space Mountain en Rock ‘n’ Roller Coaster spraken het meest tot de verbeelding. Maar zonder chauvinistisch te zijn: Belgische parken moeten terzake niet onderdoen.


Kicks wennen natuurlijk. Denk maar aan de parodie van Mister Bean die in slaap was gesukkeld na een ritje in een duizelingwekkende achtbaan. De naoorlogse tuimelmolen van ocharme zes meter hoog zou nu de lachlust opwekken.

Het is steeds moeilijker mensen te verbazen. Kinderen ontsnappen daar niet aan. Ook vaders niet, het adagio indachtig dat mannen nooit echt volwassen worden.

 

Ons streven naar steeds hoger en sneller lijkt wel ingebakken. Ook in het dagelijks leven is dat zo. Wij verwachten steeds meer van industriële producten, zijn steeds meer veeleisend voor de dienstverlening en vinden steeds meer vanzelfsprekend: blasé heet dat dan. Dat mag-het-ietsje-meer zijn is een gezonde uitdaging voor individuen en organisaties, al krijgen sommigen het op de heupen van regelneverij.

 

Terug thuis vertelden de buren monter dat er in Duitsland iemand dood was gebleven na een rit op een achtbaan. Dat fenomeen was me toevallig bekend. Als ik me goed herinner zijn er zo’ acht gezonde mensen overleden na een rit en wordt de maximale toegelaten versnelling beperkt tot vijf G. De uitbaters hangen waarschuwingen uit voor personen met hartklachten, hoge bloeddruk, nekklachten en de zwangere vrouwen. Het lijkt zo’n beetje op de bijsluiters van medicamenten. Het aantal G’s die je ondergaat staan er nog niet bij.

 

Tijdens vakanties nemen we al eens risico’s, alleen al door dingen te doen waarmee we helemaal geen ervaring hebben. Daarom is zoals bekend het sterfterisico op vakantie niet gering. Achtbanen zijn natuurlijk een zachtaardig risico.

 

Maar in het dagelijkse leven hebben ambitie en grootschaligheid ook hun prijs en vergroten de risico’s. Artsen weten bv maar al te goed dat, sinds we beschikken over medicatie die echt werkt, de nevenwerkingen ook relevanter zijn. Daar hebben we onderhand als vanzelfsprekend leren mee leven. Of de kunst van het evenwicht tussen ambitie en risico.

 

Dr. Karel DE KOKER                           (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2006)



NOOIT EN ALTIJD


Deze namiddag op huisbezoek in de stad. De bejaarde dame woont, alleen met een kat, in een appartementsgebouw van verdiepingen hoog. Zij had mij kunnen overhalen eens een bloedonderzoek te doen voor haar lusteloosheid. Klinisch onderzoek en luisteren naar het verhaal van een turbulent verleden hadden geen soelaas gebracht. Ook voor mij bracht dat labonderzoek natuurlijk wat meer zekerheid. Bij een lusteloze zeventigplusser weet je maar nooit. Telefonische geruststelling bleek niet genoeg, er mocht wat extra’s bij zijn: een uitvoerige bespreking op huisbezoek.


De vraag: ‘Zijt ge nu echt zeker dokter, dat ik niets mankeer?’, lag in de lijn van de verwachtingen. Dan antwoord ik nogal eens, met grote stelligheid, dat er twee woorden zijn die niet bestaan in de geneeskunde. Op vragende blikken: de woorden altijd en nooit.

Een meer indringend doordenkertje kan zijn: ‘Misschien heb ikzelf wel longkanker, maar zolang er geen röntgenfoto gemaakt is, heb ik er geen.’

Men moet de dag van vandaag wat oneliners in huis hebben.


Natuurlijk is dat maar een aanzet voor de discussie over wat de patiënt van de dokter of van de geneeskunde verwacht. Zo’n gesprek is niet simpel. Het probleem is, dat de patiënt zekerheid en bevestiging komt kopen bij de arts. Helaas kan die hem alleen maar waarschijnlijkheid bieden. Waarschijnlijkheid is haalbaar en betaalbaar. Zekerheid is niet altijd bereikbaar, kan zeer duur zijn, onnuttig en zelfs gevaarlijk.


Er is natuurlijk een wereld van verschil tegen pakweg voor de Tweede Wereldoorlog.

In hun relatie met artsen hebben patiënten veel meer zelfvertrouwen en kennis verworven. Eisen en verwachtingen zijn sterk toegenomen.


Ook artsen benaderen hun eigen medische kennis en kunnen veel kritischer. Omgaan met onzekerheid is een belangrijk thema geworden in de opleiding van de artsen. Zij hebben ook leren denken in termen van Evidenced Based Medicine. De getrainde arts terzake zal misschien begrippen hanteren als vòòrkans, aantonende en ontkennende kracht van argumenten. Maar lang niet altijd. Ervaring en intuïtie geven ook een toegevoegde waarde aan de kennis.


Als arts moeten we de wetenschappelijke explosie nog goed leren hanteren. We moeten vooral leren hoe we daarmee moeten omgaan naar de patiënten toe. Hoe meer de arts weet, hoe onzekerder hij wordt.

Er is zowaar een cultuurverschil tussen de zoektocht naar zekerheid van de patiënt en de zoekende onzekerheid van de arts. Dat beïnvloedt de communicatie tussen arts en patiënt. De aureool die de arts vroeger uitstraalde is gestaag weggedeemsterd.


De onzekerheid van de medische professie verkopen aan de patiënt is andere koek. De modale arts wil geen valse verwachtingen creëren, maar ook niet afgaan als een gieter.

Charlatans, genezers en toverdokters gaan er moeiteloos mee om, het is hun vak. Daar artsen niet over die aureool beschikken, blijft overleg met de patiënt over het aanwenden van diagnostische middelen en over de verwachtingen die men mag hebben in de geneeskunde, een nieuwe uitdaging.


Dr. Karel De Koker                (Editoriaal uit Wetenschappelijke Tijdingen, september 2005)



HET VERLIES VAN DE ONSCHULD


Ga dan al een keer met je kinderen een eerbare boekhandel binnen om een goed rapport te belonen. Vooraan in de winkel hangen een aantal posters met fijne vleeswaren. Zegt onze elfjarige dochter met een uitgestreken pokerface: ‘Blijf hier maar wat rondkijken papa, ik zal zelf wel gaan zoeken in de winkel.’ De zoon van veertien kan het grinniken niet laten. Nu ben ik de soms snedige mondigheid en humor van de kinderen wel al gewend, maar toch stond ik even perplex.


De onverbloemde openheid van de kinderen verrast mij nog steeds en stemt mij gelijk ook vrolijk. Maar hoe lang duurt het nog tot zij als volwassenen ingepast worden in een stroom van ideeën die ‘bon ton’ zijn en passen in de maatschappelijke eisen? Zullen zijn er hun eigenheid en originaliteit aan toe kunnen voegen?


Het verheugt mij nog altijd als mensen verroeste systemen in vraag durven te stellen. Of met nieuwe ideeën komen, die haaks staan op geldende normen. Vroeger had je daar hofnarren of profeten voor. Wie niet die ambitie had kon het ook proberen als ideoloog of als wetenschapper. Of gewoon met een origineel idee. Voorbeelden zat van wat ideeën van één man of vrouw aan onze beschaving hebben bijgebracht of toegebracht.


Ook in de medische wereld blijven trends tegentrends veroorzaken. Maar goed ook, kwestie van niet in te dommelen in zelfgenoegzaamheid.


Zoals u weet wordt er nu erg veel zorg besteed aan de opleiding van artsen. Andere artsen waarschuwen er dan weer voor dat we de capaciteiten van de artsen niet mogen laten verloren gaan door de opleiding.

Een paradox? Neen. Hiermee bedoelen zij dat de normerende richtlijnen van de opleiding oog moeten hebben voor de eigen persoonlijkheid van jonge artsen. Met hun eigen levensgeschiedenis en cultuur. Dat de onbevangenheid en originaliteit van jonge mensen niet blindelings mag verkapt in eenheidsworst. Dat prototypes een verschraling zijn van de verscheidenheid. Vele opleiders zeggen niet nee tegen deze gedachtegang. Zo hoorde ik een mooie verklaring van het woord educatie: komt van e-ducere: naar buiten leiden.


Dit sluit meteen aan bij een visie rond EBM. Het is genoegzaam bekend dat meer medisch handelen dan ons lief is deze toets niet doorstaat. Sterker nog: als we voor bepaalde aandoeningen die EBM beheersen, komt dat heel vaak niet tot uiting in ons feitelijk handelen. Dit feit benoemen alleen al wekt bij sommigen wrevel. Nochtans behoort de studie van de randvoorwaarden, die verantwoordelijk zijn voor dat fenomeen, evengoed tot de EBM.


Het ‘kunnen verzaken aan de plicht’is ook iets wat diskreet opgang maakt in de opleiding. In feite is het een besmetting uit de maatschappelijke discussie omtrent prestatiedwang en schuldbesef in onze westerse wereld. Vertaald naar de opleiding betekent dat natuurlijk niet dat men artsen zonder plichtsbesef wil vormen. Het heeft te maken met het persoonlijk functioneren van de artsen. Het wil benadrukken dat men niet het onderste uit de kan moet willen halen, maar even goed aandacht moet hebben voor gezin en persoonlijke ontwikkeling.


Recent verscheen er een boek over de ‘cholesteroloorlog’. Zelden heeft een boek zoveel deining veroorzaakt in de medische wereld. Het ‘Kiwi-model’ staat eizona in het woordenboek. De farmaceutische industrie reageert krampachtig en argumenteert tegen Dirk Van Duppen. Vele argumenten scoren nogal zwak. Politici springen euforisch op de kar van de mirakelbesparing.

Zowel industrie als overheid geven werk aan topadvocaten voor een komende juridische veldslag. De discussie over een idee dreigt te worden vervangen door een gevecht tussen kommaneukers. De lobbyingmachine komt op kruissnelheid. Want het gaat om heel veel centen.


De auteur, wellicht verrast door de impact van zijn boek, waarschuwt voor zoveel voortvarendheid en benadrukt dat zijn idee met overleg dient ingevoerd. Het lijkt mij niet onmogelijk dat ook in andere Europese landen belangstelling ontstaat voor dit gedachtegoed. Hoe die idee verder ontwikkelt zullen we pas binnen enkele jaren zien. Best mogelijk dat het een eigen leven gaat leiden en dat het boek vergeten wordt. Dat is vaker het lot geweest van een oorspronkelijk idee..


We schuiven stilaan naar eindejaar. De eindejaarsconferences en de toespraak van de Koning hebben we nog te goed. De warmte van de familiefeesten natuurlijk ook. Ik wens iedereen van harte een prettige Kerst en een Gelukkig Nieuwjaar. Met veel onschuld en ontvankelijkheid in het nieuwe jaar.


Dr. Karel De Koker                      (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2004)



POMPELMOEZEN ANNO 2014


Celestine was die morgen op spreekuur uit haar gewone doen. Verontwaardigd vertelde ze dat de kruidenier in het dorp, overigens een eerbiedwaardig man, durfde te informeren welke medicamenten ze innam. En ze had gewoon vier pompelmoezen gevraagd.


Wist Celestine veel dat ingevolge het ministerieel besluit van één april een bijsluiter zat bij pompelmoezen. Daarin werd gewaarschuwd voor interacties met medicatie. Volgens datzelfde ministerieel besluit was de winkelier verplicht kopers van pompelmoezen hierover te informeren. Raakte hij er zelf niet uit dan diende de huisarts gecontacteerd.


Nu was ze dat wel al gewend bij de apotheker. Die belde ook om de haverklap naar de huisarts omdat er, volgens het programma in zijn computer, iets niet klopte met haar medicatie. Het bleek telkens een maat voor niets, want dat programma waarschuwde voor het geringste. Dat van de dokter ook. Maar die woog dan het belang van die interactie af.


Hij kende haar ook goed, want hij hield al jaren haar GMDHA bij. Vroeger heette dat GMD. Maar om verwarring te voorkomen met het GMDPED, GMDGER, GMDGYN en GMDDERM had het een andere naam gekregen.

Nu was ze best tevreden over haar dokter. Alhoewel… die keer in oktober toen ze zo hoestte, had hij haar geen antibiotica geschreven. Vroeg die specialist, die ook haar GMDGER bijhield, waarom er geen antibiotica gestart waren. Haar huisarts had toen iets gemompeld over richtlijnen die hij diende te volgen, maar in de praktijk soms overschreden werden. Hij keek daarbij naar een poster aan de muur die ze nooit begrepen had: ‘'Absence of evidence is not evidence of absence'’.


Toch was ze haar dokter trouw gebleven. Hij was wel altijd solo blijven werken. Maar ze mocht hem dag en nacht bellen, wel niet voor prullen. Dat wisten ze onderhand in het dorp. En hij kwam zonder gezeur op huisbezoek. Niet dat ze daar misbruik van maakte. Maar het kwam al eens van pas. Zoals die keer dat haar jongste kleinkind hoge koorts had. Karolientje gaf geen kik toen ze bij oma op de sofa onderzocht werd. De dokter had haar dossier bij op laptop.

Hij zag er vroeger al eens moe uit, maar wel content. Dan ging het een periode minder. Burn-out noemen dokters zoiets.


Ineens had hij dan afspraken gemaakt met andere soloartsen, voor als hij en keer afwezig was of er tussen uit wilde. Zo’n dokter heeft ook recht op ontspanning en familieleven, dat begreep ze wel. Die dokters konden ook haar dossier inkijken als ze haar plastiekkaartje met code gaf. Er wordt ook verteld dat die artsen regelmatig bijeenkomen om over probleempatiënten te spreken. Daar zijn dan soms ook verpleegkundigen en kinesisten bij.


Maar toch had ze liever haar eigen arts. In dat dossier stond immers niet alles. Zo wist die andere dokter niet eens dat haar hondje, Sloeber, vier weken tevoren gestorven was. Zijn nieren werkten niet meer.

Ze heeft ook vriendinnen die naar de groepspraktijk gaan. Dat werd door de minister aangemoedigd. Sommige dokters daar werken deeltijds. Eentje ervan doet ook nog in antiek, zeggen ze. Dat brengt meer op. Alhoewel de dokters de laatste tijd ook meer verdienen sinds ze een vast bedrag per jaar krijgen. Sindsdien vertrekken er minder naar Nederland. Die paperassen waar haar dokter vroeger zo om kon vloeken, leken ook verminderd.


De solopraktijken waren de laatste tijd weer meer in trek bij de patiënten. Een studie van Volksgezondheid had ook uitgewezen dat soloartsen zeker geen mindere kwaliteit leveren en dat de patiënten meer tevreden waren van het persoonlijk contact. Eigenlijk hadden ze gewoon een onderzoek van vroeger in Groot-Brittannië en Denemarken overgedaan. Het bleek wel dat het een grotere belasting was voor die artsen. Maar dat is hun probleem, dacht ze.


Het baarde haar meer zorgen dat er weer sprake van was om vanaf 85 jaar geen zorgen meer terug te betalen. Dat idee was tien jaar geleden gelanceerd door een Leuvense professor. Die man was onderhand wel hoogbejaard en misschien had hij zijn mening met het vergrijzen herzien. Maar zijn idee werd intussen toch maar weer opgerakeld door de belangrijke fractie extreemrechts in de regering.


Die minister, die ooit waarschuwde voor een geneeskunde met twee snelheden gaat nog gelijk krijgen, dacht ze opstandig. En die rijke trezebel uit mijn buurt heeft geld genoeg, maar met mijn pensioentje zal dat niet lukken.

Nu had ze wel een euthanasiecontract met haar dokter, maar dit systeem vond ze toch even te gortig.


Ze nam haar boodschappentas met de vier pompelmoezen en ging met flukse pas naar huis. Celestine vond haar computer stand-by en pleegde terstond een e-mail, met een sarcastische lezersbrief naar haar lijfkrant.


Dr. Karel DE KOKER                       (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, april 2004)



TUSSEN DROOM EN WERKELIJKHEID

 

Ik wil niet méér van hetzelfde. We moeten keuzes maken. Gezondheidszorg moet niet goedkoop zijn maar goed. In politiek is pedagogie heel belangrijk: men moet het probleem kiezen, het vraagstuk scheppen en het dan oplossen samen met de mensen.


Dit zijn geen oneliners, maar het waren kerngedachten in het betoog van minister Frank Vandenbroucke. Verzameld uit de debatten in Oudenaarde, Diest en ‘gezien op televisie’. Wat drijft een minister tot zo’n veelvuldige ‘optredens’?

Zoeken naar populariteit? Weinig waarschijnlijk: zelden heeft een minister van sociale zaken zoveel onpopulaire maatregelen genomen.

Een missioneringgedachte? Eén van de eindzinnen in Oudenaarde was dat hij wilde herinnerd worden ‘als iemand die geen populariteit zocht, maar vocht tegen irrationaliteit’.

Of de minister erin zal slagen alle partners in de gezondheidszorg te overtuigen tot rationeel gedrag is dan weer wat anders.

 

Om te beginnen is er de beperkte manoeuvreerruimte binnen het budget voor gezondheidszorg. Dat is beslist te klein. In het begrotingsdebat zijn niet alle coalitiepartners daarvan overtuigd. Men denkt al eens meer aan goedkope dan aan goede gezondheidszorg. Alhoewel in Europees verband België schitterend scoort inzake kosten/baten. Efficiënter kan misschien, goedkoper echt niet.


Met de toenemende vergrijzing en de toenemende techniciteit van de geneeskunde zullen de kosten verder de pan uitswingen. Het politieke forum legt deze hete aardappel naast zijn bord. Frank Vandenbroucke zegde al meermaals in een volgende regering te zullen bedanken als er niet meer centen op tafel komen.

 

Maar economen en gezond verstand weten ook wel dat de bomen niet tot in de hemel groeien. En dan moeten er keuzes worden gemaakt. Om binnen het budget tot een optimale aanwending van de middelen te komen. Opeens ligt de bal bij de artsen en andere gezondheidswerkers. Zowel huisartsen, specialisten en ziekenhuizen worden gevraagd strategische keuzes te maken voor de toekomst. Samenwerkingsverbanden, GMD, EBM worden gestimuleerd.

 

Een en ander wordt dan ook doorgeschoven naar de medicomut. Bij het kluwen tussen ziekenfondsen en syndicaten van huisartsen en specialisten hoeft geen tekening. De overheid kijkt allicht met mededogen, of is het leedvermaak, naar die verdeelde artsen. Een laattijdige verwikkeling van ‘on les aura par leur nombre’?

 

Een tussenkomst van Johan Buffels die de medicomut in vraag durfde te stellen, wegens te veel macht en techniciteit, verraste veel deelnemers aan het debat. Organen waarin de gemeenschap een grotere rol speelt, met artsen als adviseurs, bleken een interessante denkoefening. De situatie in de USA waar verzekeraars bemiddelen tussen artsen en patiënten/werkgevers is natuurlijk een andere kwaal.

 

En de patiënt dan zal u zeggen? Die blijft nogal onzichtbaar in het debat rond gezondheidszorg. Mutualiteiten claimen hem een stem te geven, maar dat gevoel lijkt de patiënt niet te delen. Hij wordt wel geresponsabiliseerd, een ‘Wetstraatees’ eufemisme voor meer betalen bij oneigenlijk gebruik van de gezondheidszorg.


Men staat er niet bij stil dat die gezondheidszorg de patiënt erg ongestructureerd moet overkomen. Artsen en overheid blinken niet uit in communicatie terzake. Zij moeten dan nog optornen tegen de glitter van televisiesoaps, waarin specialisten en liefst spectaculaire spoedgevallen de toon zetten.

Artsen hebben het nog moeilijk met taakafspraken, takenpakketten, EBM, klinische paden en echelonnering.

 

De huidige gezondheidszorg heeft natuurlijk een geschiedenis. Jarenlang geen beleid voeren eist zijn tol en het vergt jaren eer dat bijgesteld is.

Echelonnering is daarvan een voorbeeld. Het is zonneklaar dat die kostenbesparend is, zeker als ook verpleegkundigen, paramedici en zelfzorg erbij betrokken worden. Helaas is dat politiek amper bespreekbaar. De plethora stelt ons voor voldongen feiten en bevestigt de huidige gang van zaken. Wat in niet zoveel woorden door de minister in Diest werd toegegeven.

 

Koffiedik kijken is een moeilijke kunst. Maar in de herfst zal de mist wat moeten optrekken. Het is de tijd van de veranderingen. Bron van overleg maar ook van conflicten. Gezondheidswerkers zullen strategische keuzes moeten maken en in andere structuren moeten leren denken.

 

Als wij de keuzes niet maken zullen anderen het wel voor ons doen.

Het beleid ondergaan of eraan participeren. Dat bepaalt onze toekomst.

 

Dr. Karel De Koker.                        (Editoriaal Wetenschappelijke tijdingen, januari 2003)



ZWAVELSTOKJES


In mijn prille jeugd vond ik het sprookje van ‘het meisje met de zwavelstokjes’ een indrukwekkend en beklijvend verhaal. U weet wel: het meisje dat met glinsterende ogen door het raam keek naar feestende mensen, terwijl het zich warmde aan de onverkochte zwavelstokjes. Tot het tenslotte verkleumd stierf in de sneeuw.


Een verhaal uit een tijd dat armoede nog zichtbaarder was en met minder taboes omgeven. Een jarenlange sociale strijd en economische ontwikkeling zorgden ervoor dat de gemiddelde levenstandaard nu een heel stuk hoger ligt. Een sociaal vangnet vijlt de ergste kantjes van de armoede. Maar ieder van ons kent mensen die door de mazen van het net zijn gevallen, soms door eigen schuld, vaak (kans)arm geboren of gewoon brute pech.


De kloof tussen rijk en arm wordt steeds groter. In 1997 bezat 1% van de Belgen 25 % van het totale Belgische vermogen (4.7 miljoen € per gezin), 10 % bezat 50% (1.2 miljoen € per gezin). Deze trend neemt nog toe, en is op wereldniveau uiteraard nog veel meer uitgesproken.

De andere Belgen die het moeten ‘rooien’ met het resterende vermogen, kan je natuurlijk nog niet arm noemen. Toch worden honderdduizenden Belgen geconfronteerd met een wurgende schuldenlast, in een zorgwekkend stijgende lijn.


Er is natuurlijk wel een minder goede economische conjunctuur. Maar de ten top gedreven consumptie is hier ook niet vreemd aan. Handig begeleid door marketinglui en reclamejongens die onnodige behoeften creëren. En zonodig een schuldgevoel bezorgen als aan onvervulde verlangens niet voldaan kan worden.


Tijdens de eindejaarsperiode, als mensen langs de uitstalramen schuifelen, krijg je weer het gevoel dat alles te koop is. Maar niet voor iedereen en toch niet alles. Geluk en sfeer koop je niet in en cadeauverpakking. Gezondheid ook niet.


Toch verwordt de gezondheidszorg steeds meer tot een consumptieartikel, met eigen marketing en eigen economische wetten.

Ongezonde leefgewoonten worden te lijf gegaan met pakjes uit de natuurwinkel, met medicatie en met hoog-technologische ingrepen. Zelfzorg en mantelzorg worden steeds meer uitbesteed aan professionelen.

Diezelfde professionelen worden steeds meer kritisch benaderd. Terecht, maar vaak op erg subjectieve gronden. Hocus-pocus en duur scoren soms verrassend goed.


Maatschappelijke status wordt vaak beoordeeld naar het toegedichte inkomen en niet naar kennis of verdienste. Het kan bv. best dat het benadrukken in de media van het lage uurloon van de huisarts –terecht overigens-, zijn maatschappelijk aanzien naar beneden haalt.

De huisartsen die naar het buitenland trekken of afhaken trekken nu de aandacht. Maar het is alleszins een feit dat de vlucht uit de non-profit sector naar een beter betaalde nine-to-five job al veel langer bezig is. Ziekenhuizen en bejaardentehuizen zoeken al jaren moeizaam verpleegkundigen en verzorgenden. Het tekort is er zichtbaar geworden.


Het is een teken aan de wand dat de ‘witte sector’ verlaten wordt. Het gaat dan echt niet alleen om de centen, maar vooral om levenskwaliteit en gebrek aan maatschappelijke waardering. De velen die zich van harte blijven inzetten verwarmen zich niet aan een ‘zwavelstokje’, maar aan de arbeidsvreugde en het respect, dat ze vaak genieten van patiënten die dicht bij hen staan.


Dr. Karel DE KOKER                   (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, december 2002)



OOG OM OOG

 

De kinderprogramma’s bleken vervangen door een non-stop extranieuwsuitzending. Met ontzetting en ongeloof keek de wereld naar de tempel van de welvaart die als een kaartenhuisje in mekaar zakte. Symbolen van de macht in puin. Onder het puin onnoemelijk veel leed van onschuldige slachtoffers. Daarnaast nog jarenlang verdriet van hun familie en vrienden. Het terrorisme had nog een taboe doorbroken: het gebruik van volle passagiersvliegtuigen als wapen.

 

Meteen kwam ook een goed geoliede informatiemachine op gang. De aanslag werd alras oorlog genoemd. Ook de berichtgeving kreeg een bijsmaak van oorlogsberichtgeving en propaganda. Met vragen waarmee de kijker op zijn honger bleef: hoe vitaal is de beschadiging van het Pentagon?, is het vliegtuig in Pennsylvania gecrasht door verzet van passagiers of neergehaald door het leger?, waren de CNN-beelden van juichende Palestijnen recent of dateerden ze van 1991? Die mogelijkheid werd geopperd in een persbericht van Belga op vrijdag, maar dat persbericht bleek zonder enige verklaring of rechtzetting de volgende dag verwijderd.

 

Een beetje onwennig keek ik toch naar het samengaan van religie en nationalisme, van waaruit verklaringen werden gezocht voor deze terroristische aanslag. Enkele voorbeelden: ‘het is een aanslag van de duivel’, ‘God heeft een goede rechter vuist’, ‘God heeft ons via de terroristen een teken willen geven’.

Een verklaring zoeken voor de terroristische aanslagen lijkt vooral een Europese bezigheid te zijn, alhoewel de New York Times terechtwees: ‘…Amerika moet erkennen dat de wortels van het terrorisme in economische en politieke problemen van grote delen van de wereld liggen…’

 

We kijken wellicht niet meer naar de toekomst als voorheen. Op korte termijn zullen we misschien door de economische onzekerheid belangrijke beslissingen uitstellen, of minder ver reizen. Op langere termijn kan meer controle van de overheid onze privacy en vrijheid inperken. Economische recessie en de toegenomen vraag naar veiligheid kunnen een keerpunt zijn voor de wereldeconomie.

 

Veel zal afhangen van de reactie op deze terroristische daad. Dat men niet ingrijpt zonder te begrijpen. Rationeel overwogen, zonder persoonlijke haatgevoelens. ‘Wij mogen niet de fout maken een massale slachtpartij te beginnen’, dixit Cohen, oud-minister van Defensie, niet bepaald een linkse rakker. Pakistan herinnerde er terloops aan over een kernwapen te beschikken.

 

Artsen Zonder Grenzen heeft vandaag de kampen in Afghanistan verlaten. Te begrijpen, maar een veeg teken voor onschuldige burgers, die na droogte en hongersnood angstig uitkijken voor bombardementen. Als deze vrees bewaarheid wordt, wie zal dan voor deze slachtoffers drie minuten stilte vragen?

 

Dr. Karel De Koker                (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 2001)



DE POORT NAAR HET GELUK


Deze maand is het vrolijke geweld in de tuinen en op straat verstomd. De vrijheid-blijheid van de vakantie is voor de kinderen abrupt geëindigd. Zij werden door de schoolpoort in het strakke keurslijf van de school geperst. Op televisie kon je de klassieke naïeve beelden zien van wenende kleuters - van hen wordt wenen nog getolereerd - en van wat oudere kinderen met grote boekentassen vol wijsheid.


Zo’n eerste schooldagen scheppen verwachtingen. 

Kinderen kijken uit naar het onbekende en naar de vakantieverhalen van de vrienden. 

Ouders hopen dat hun kinderen hun - soms eigen onvervulde - dromen zullen waarmaken.

De maatschappij verwacht dat de gigantische investering die het onderwijs toch is, terugverdiend wordt. Eindtermen moeten helpen om studenten naadloos in de productieve maatschappij in te passen. 

Leerkrachten, voor zover ze nog niet aan burn-out lijden, willen dat allemaal met veel goede moed en bedoelingen waarmaken. 


Maar in de confrontatie met de realiteit worden verwachtingen niet altijd ingelost. En dat heeft zijn prijs. De prijs die ervoor betaald wordt zien we vaak op spreekuur. U herkent het beslist.


Kinderen uit de lagere school die tot 22.00 uur ‘blokken’. En met tranen in de ogen en slapeloos zeggen dat ze ‘het’ nog niet kennen. De dreiging van de eindtermen. Competitie.

Verhalen van pesterijen op school, soms regelrechte agressie en maffiapraktijken. Oudere studenten voor wie na de studie het spook van werkloosheid of nepstatuut dreigt. Die al weten dat om een goede baan te treffen, relaties even belangrijk zijn als studieresultaten.


Ouders klagen van gedragsveranderingen van hun spruit tijdens de schoolperiode, hebben moeite bij het volgen van de taken van hun kinderen (die moderne wiskunde, meneer), zien de school een flinke hap nemen uit hun budget en staan hulpeloos bij conflicten tussen hun kind en de school.


Leerkrachten worden toenemend geconfronteerd met regelgeving, eisende ouders, tuchtproblemen en agressie. Zowat alle leerkrachten beamen dat agressie op school, ook bij de ‘kleintjes’, zienderogen toeneemt. ‘Al die ontwrichte gezinnen, dokter, die sleutelkinderen!’

Leerkrachten observeren geweld, maar hebben er lang niet altijd een antwoord op. 

Burn-out is niet langer een woord waarover men zich schaamt in het onderwijs. 

 

Hebben wij het onderwijs dat we verdienen? Onderwijs als spiegelbeeld van de maatschappij? Of kan/moet onderwijs een corrigerende functie hebben, niet gevat in dwingende competitie en prestatie?

Dan gaan we er natuurlijk van uit dat leerkrachten inzien dat leren leren belangrijk is, dat weten, kennen en doen verschillende dingen zijn, dat onderwijs nog iets anders is dan kennis bijbrengen.


Kinderen opvoeden is geen sinecure. Het betekent ook creatief en betekenisvol leren omgaan met kennis, mensen, relaties, levensperioden. De basisvaardigheden voor het leven als het ware. Gelukkige kinderen zijn immers belangrijker dan vaten vol kennis. Spijtig genoeg worden veel van die taken door de ouders ‘uitbesteed’ aan de school. Een trend die ik alleen maar kan betreuren.


Dr. Karel DE KOKER                (Editoriaal Wetenschappelijke Tijdingen, september 1998)


 

Share by: